Prof. mr. Ybo Buruma: 'Biotechnologie en recht: werk aan de winkel!'

Datum bericht: 12 juli 2017

Prof. mr. Ybo Buruma

De ontwikkelingen in de biotechnologie gaan razendsnel. We staan aan de vooravond van een spectaculaire ommekeer die ons voor nieuwe vragen stelt. 'Dit zijn vragen waar juristen zich nu op moeten voorbereiden', vindt Ybo Buruma.

In de rapporten Trendanalyse biotechnologie (2016) en Ingrijpen in het DNA van de Mens (2017) tonen de Commissie Genetische Modificatie en de Gezondheidsraad baanbrekende ontwikkelingen met betrekking tot genetische modificatie. Na lezing van die rapporten denk ik dat we aan de vooravond staan van een bijna even spectaculaire ommekeer als die welke Darwin teweeg bracht. Toen Darwin in 1859 zijn Origin of species publiceerde, volgde hij een lange traditie van evolutionair denken. Wat zijn idee van natuurlijke selectie revolutionair en omstreden maakte, was de overbodigheid van een bovennatuurlijke intelligentie. Variatie gebeurt toevallig; selectie wordt bepaald door adaptief nut in de omgeving; replicatie zorgt voor de zeef waardoor het selectieproces cumuleert van kleine individuele aanpassingen naar aanpassing van de soort.

Nu staan we op het punt een nieuwe stap te zetten: naar biotechnologisch design van natuur en mens. De variatie is dan niet toevallig, maar een menselijke keuze, de selectie is doordacht en de replicatie bewust.

Nut/risico-afweging

Sinds de ontdekking van CRISPR in 2012 is het modificeren van DNA goedkoop en accuraat geworden. Het is de biologische versie van ‘zoek en vervang’ in een softwareprogramma. Het belang ervan blijkt bijvoorbeeld in de genetische modificatie van Aedes aegypti- en Anopheles-muggen die knokkelkoorts en malaria verspreiden. Het spuiten van insecticiden is niet meer nodig, want door het loslaten van gemodificeerde (steriele) mannetjes sterft de muggenbevolking uit.

Te denken is ook aan het verhogen van de hoeveelheid olie in algen door ecologische zeepmakers die geen vet uit palmolie willen gebruiken, omdat de aanplant van palmen ten koste gaat van het regenwoud. Natuurlijk spelen op dit gebied grote juridische vragen met het oog op patentering, maar die laat ik onbesproken.

Minstens zo belangrijk is dat tot nu toe bij vergunning­ver­lening voor een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) uitgangspunt was dat schadelijke gevolgen voor mens en milieu moeten worden voorkomen – waarbij de gevolgen voor de mens overigens doorgaans zwaarder wogen dan die voor het milieu.[1] Maar inmiddels wordt wel aanvaard dat per lidstaat een nut/risico-afweging wordt gemaakt (Ri 2015/412). Niet meer louter: is een theoretisch gevaar voorzienbaar? Maar: wat is erger - het huidige vergaande gebruik van insecticiden of de veel effectievere genetische modificatie?

Wetgeving wordt soepeler

Een dergelijke verschuiving doet zich voor bij de genetische modificatie van de mens. Jaarlijks worden bijna 8 miljoen kinderen geboren met ernstige genetische afwijkingen of erfelijke ziekten. De nieuwe technieken lijken hoop te bieden voor mensen met de spierdystrofie van Duchenne in de familie voor wie het invoegen van een stukje gezond gen een uitkomst zou kunnen zijn; of met de ziekte van Hutchinson waar juist een stukje te veel aanwezig genetisch materiaal de boosdoener lijkt.

Op dit moment ligt de nadruk nog op onderzoek. Maar de eerste somatische ‘trials’ zijn gesignaleerd (door bij bepaalde vormen van blindheid genetisch materiaal in het oog te modificeren).

Dit klinisch gebruik moet worden onderscheiden van de zogeheten kiembaanmodificatie, waarbij geslachtscellen en embryocellen worden aangepast. Juist met het oog daarop voelen velen bij het onderwerp genetische modificatie van mensen niet onmiddellijk blijdschap vanuit het oogpunt van wetenschappelijke vooruitgang, gezondheidszorg en economisch voordeel. Zij aarzelen uit religieuze overwegingen, uit weerzin jegens gemorrel aan de natuur, of uit vrees voor onbe­ken­de gevolgen.

Toch zien we ook hier de wetgeving schuiven: het Biogeneeskundeverdrag (1997) met zijn harde verboden is in 2016 niet geratificeerd en recent zijn aanpassingen van de Embryowet aangekondigd opdat eencellige embryo’s kunnen worden gekweekt en kiembaanmodificatie (vooralsnog zolang die niet tot zwangerschap leidt) mogelijk wordt gemaakt.

Voorbereiden op vragen

Wen er maar aan: geleidelijk zal de natuurlijke selectie van weleer plaatsmaken voor genetische modificatie. De grote vraag is welke voorzorgsmaatregelen we moeten nemen in het kader van de nut/risico-afweging. Natuurlijk zal er worden afgezien van potentieel riskante handelingen als het voordeel niet evident is ten opzichte van het risico en mogen specifieke voorzorgmaatregelen worden verwacht.

Bij menselijke modificatie wordt dan het eerst gedacht aan het risico voor de patiënt of de baby. Mij gaat het echter niet zozeer om het risico voor het concrete aanwijsbare individu, maar vooral om ecologische en intergenerationele effecten. Het ligt immers voor de hand dat een neiging zal bestaan om concreet voordeel – bijvoorbeeld ziektebestrijding - zwaarder te laten wegen dan vager, bijna per definitie onvoorzien langere termijnnadeel. In het zicht van het tegengaan van malaria valt het mogelijke effect voor vogels die gemodificeerde Anopheles-­mug eten in het niet. En we zullen vast niet nalaten erfelijke ziekten uit te bannen, omdat we beseffen dat we dan voor de vraag komen te staan hoe we zullen aankijken tegen mensen die hun kind niet genetisch hebben laten modificeren.

Toch zijn dat de technische en ethische kwesties waar de nieuwe stap in de evolutie ons voor stelt. Hoe juristen met het oog op dergelijke abstracte belangen vergunningsvoor­waarden moeten formuleren of hoe zij moeten oordelen over onzekere risico’s jegens niet-aanwijsbare slachtoffers, zijn vragen waar ze zich nu op moeten voorbereiden.

Dit artikel is gebaseerd op de lezing 'Evolutie en recht' die Ybo Buruma verzorgde tijdens het CPO Seminar op 22 juni 2017.

[1] Vgl. Han Somsen, 'The end of European Union environmental law: an environmental programme for the anthropocene', in: Louis J. Kotzé (red.), Reimagining environmental law and fovernance for the anthropocene, Hart Publishing (verschijnt in 2017).

Lees ook:


Prof. mr. Ybo Buruma is raadsheer in de Hoge Raad en CPO-hoogleraar met de leeropdracht 'Rechtsstaat, rechtsvorming en democratie'.

Bekijk het cursusaanbod van het CPO