Zoek in de site...

Het is zo’n leuke vent. Mondige jongeren en de eerste scholierenverkiezingen

Tegenwoordig vinden we het volstrekt normaal dat we proberen jongeren bij de politiek te betrekken. Als uit onderzoeken blijkt dat jongeren weinig vertrouwen hebben in de democratie en hun lage opkomst bijdraagt aan ontwikkelingen als de Brexit, leidt dit tot bezorgde bespiegelingen. De verhouding van de politiek tot de jongeren  is ambivalent: enerzijds bestaat de neiging hen te bevoogden en te twijfelen aan hun vermogen om politieke keuzes te maken; anderzijds ziet de oudere generatie de uitslag van jongerenverkiezingen en onderzoeken onder jongeren vaak als een indicatie voor wat in het verschiet ligt. De jeugd heeft tenslotte de toekomst.

tabel 5

Bron: I&O Research, Jongeren en democratie (2017)

Tot de Tweede Wereldoorlog waren wat wij nu jongeren noemen nog uitgesloten van de verkiezingen: je moest 25 zijn om te mogen stemmen, pas vier jaar na het passeren van de meerderjarigheidsgrens die toen lag op 21 jaar. De politieke mening van ‘jongeren’ deed er volgens toenmalige Nederlanders zeker toe, maar dan wel de mening van die jongeren die de jaren des onderscheids hadden bereikt. Tijdens de oorlog gingen de ideeën hierover schuiven. Veel jongeren zaten in verzetsgroepen, en in kringen zoals die van het krantje Ons Verzet werd ervoor gepleit om de stemgerechtigde leeftijd na de bevrijding te verlagen naar 23 jaar. Dat gebeurde ook, waarmee de politieke elite de bijdrage van jongeren aan het verzet erkenning gaf. Bovendien stelden verschillende fracties in de Tweede Kamer dat de politieke bewustwording onder jongeren door de bezetting  zodanig was toegenomen dat dit verantwoord was.

Toch werden jongeren tot de jaren zestig bejegend als onmondige personen die er bovendien toe neigden in apathie weg te zakken. Aan de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd in 1946 was veel discussie voorafgegaan. Ook organiseerden de gemeentebesturen in veel steden en dorpen zogenaamde 'burgerdagen’ voor de nieuwe kiesgerechtigden die hen bewust moesten maken van hun politieke verantwoordelijkheid. Dat gebeurde vaak jaarlijks op vijf mei. Gezagsdragers - burgemeesters of zelfs een minister - hielden toespraken over de burgerplichten in een democratie en de jongeren kregen een boekje, getiteld Burgerschap en burgerzin uitgereikt. Soms mochten ook vertegenwoordigers van jongerenorganisaties het woord voeren en werd het geheel verlevendigd door muziek of zelfs een bal.

burgerdag

De eerste burgerdag in Utrecht in 1949 (Bron: Utrechts archief)

Begin jaren vijftig wilden vooral de katholieken de kiesgerechtigde leeftijd graag nog verder omlaag brengen. Volgens KVP-leider Romme viel te verwachten dat jongeren zich ‘hun verantwoordelijkheid jegens staat en maatschappij meer bewust zullen worden’. Bij de sociaaldemocraten en antirevolutionairen bestonden daartegen reserves, mede vanwege wantrouwen tegen de kinderrijke katholieken. PvdA-prominent Marinus van der Goes van Naters bijvoorbeeld vreesde dat jongeren veel te vatbaar waren voor extremistische ideeën.

Echte verschuivingen kwamen er echter in de tweede helft van de jaren vijftig. In 1956 ging de PvdA, toen de grootste partij in de Tweede Kamer, bijvoorbeeld overstag voor de leeftijdsverlaging. Naar aanleiding van het verschijnsel van de ‘nozems’ – arbeidersjeugd die schijnbaar apathisch rondhing of zelfs rotzooi trapte – ontstond een groot maatschappelijk debat over een generatiekloof met de jeugd. Gaandeweg groeide bij volwassenen het idee dat jongeren niet onverschillig waren, maar sceptisch ten opzichte van de volwassen maatschappij, en wellicht ook terecht. Misschien was het beter te proberen de veronderstelde apathie van jongeren om te zetten in betrokkenheid bij de democratie en hen meer mogelijkheid te bieden uiting te geven aan hun ideeën. In 1963 verlaagde de Tweede Kamer de kiesgerechtigde leeftijd dus tot 21 jaar. Dat was de norm in omliggende landen en daarmee hield men ook rekening met  de Europese verkiezingen waarvan men verwachtte dat die spoedig zouden plaatsvinden.

Als jongeren niet goed wisten wat er speelde, lag dat niet aan hen maar kwam dit doordat ze niet goed werden voorgelicht. Dat moest niet meer met een preek, maar met informatie over de wereld om hen heen. Geschiedenisleraar C.J. Canters van het Johan de Witt-lyceum in Scheveningen gaf daartoe sinds 1959 via Keesings Onderwijsbladen de Reflector van het hedendaags wereldgebeuren uit, een blad waarin journalisten als J.L. Heldring actuele ontwikkelingen voor scholieren samenvatten. In 1963 kwam Canters met een nieuw idee: waarom jongeren niet naar hun politieke mening vragen?

Zo ontstond het idee van de scholierenverkiezingen. Via Keesing werden op zo’n 290 scholen zo’n 32.000 stembiljetten ingevuld door jongeren vanaf de derde klas. De aangezochte scholen waren keurig verdeeld over de levensbeschouwelijke richtingen protestants-christelijk, katholiek, openbaar en bijzonder-neutraal. De kranten hadden grote belangstelling voor dit initiatief. De stemverklaringen die de jongeren mochten geven gaven inzicht in hun manier van denken. Daar werd soms wat badinerend over geschreven, soms werden ze ook als een spiegel voor volwassen kiezers beschouwd, onder wie ook ‘grapjassen’ zouden zijn.

KBNRC01_000033179_mpeg21_p002_image

Het Algemeen Handelsblad over de scholierenverkiezingen, 22 mei 1963

Ten aanzien van de representativiteit van de uitslag werden er wel kanttekeningen geplaatst. Jongeren gaven de PvdA veel minder stemmen dan volwassenen en de VVD maakten ze met 40 zetels in een klap de tweede partij van Nederland. Dit bleek samen te hangen met de actualiteit: veel jongeren gaven aan VVD te hebben gestemd vanwege haar felle pleidooi voor commerciële televisie. Dat de Pacifistisch Socialistische Partij het goed deed, was niet vreemd want deze partij liet zich erg voorstaan op haar appeal bij jongeren. Maar of jongeren zodra ze stemgerechtigd waren dezelfde keuzes zouden maken was natuurlijk lang niet zeker.

spiegelverkiezingen

Uitslag van de ‘spiegelverkiezingen’ in 1963, Nieuwsblad van het Noorden,
25 mei 1963

De organisatoren benadrukten ook dat de uitslag niet representatief was voor de hele jeugd: vele arbeiderskinderen volgden immers geen middelbaar onderwijs of zaten niet op HBS, lycea of kweekschool, wat huns inziens het lagere resultaat van de PvdA mede kon verklaren.

De scholierenverkiezingen waren een succes. De organisatoren hoopten dat ze een politiek vormende uitwerking zouden hebben op jongeren. In 1967 breidde het aantal deelnemers zich al uit tot over de honderdduizend jongeren tussen 15 en 20 jaar. Het duurde echter wel tot 1977 voor Keesing weer een verkiezing organiseerde, nu voor 200.000 jongeren, ook in mavo en beroepsonderwijs. Door de koppeling aan de onderwijsbladen werden werkende jongeren er echter nog altijd niet bij betrokken.

Net als schoolgaande jongeren waren zij zich vanaf de jaren zestig wel duidelijker politiek gaan manifesteren. De moderne politieke cultuur die in deze jaren ontstond bood daarvoor meer gelegenheid. In deze trend paste ook een verdere verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd tot achttien jaar, die in 1972 zonder enig probleem werd doorgevoerd.

Sinds 1977 zijn bijna bij alle Tweede Kamerverkiezingen ook scholierenverkiezingen gehouden, waarvan de uitslagen worden geregistreerd door ProDemos. Statistisch onderzoek van ProDemos naar die uitslagen wijst uit dat het stempatroon vergelijkbaar is met dat van volwassenen, maar met grotere uitschieters. Jongeren lijken ook minder te worden aangetrokken door traditionele bestuurlijke partijen en juist meer door uitdagers, zoals einde jaren zestig D’66, in de jaren negentig Groen Links en nu de PVV.

Voor stemgerechtigde jongeren blijft er ondanks alle pogingen om hen te betrekken bij de verkiezingen toch een drempel bestaan. De opkomst is onder jongeren relatief laag. Er zijn af en toe initiatieven, zoals de scholierenverkiezingen, om daar iets aan te doen. In 2010 werd de jongerenpartij LEF opgericht, die voor een Kamerzetel echter onvoldoende stemmen kreeg. In 2012 was er het initiatief van Sywert van Lienden, de G500, waarbij een grote groep jongeren zich ten doel stelde de politiek van binnenuit te hervormen. En bij de huidige verkiezingscampagne (waarover in de aflevering van morgen meer) natuurlijk de actie van Tim Hofman om zoveel mogelijk jongeren naar de stembus te krijgen.

Wim de Jong