Zoek in de site...

Nederlanders in den vreemde naar de stembus

Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 mochten in het buitenland woonachtige Nederlanders voor het eerst hun stem uitbrengen. Het bleek een lastig te mobiliseren groep kiezers.

Afbeelding 1

De kenmerkende oranje envelop waarin Nederlanders in het buitenland
die zich geregistreerd hadden als kiezer hun briefstembewijs
terug moeten sturen

Halverwege de jaren tachtig kende Nederland zo’n zes à zevenhonderdduizend staatsburgers die om uiteenlopende redenen niet (meer) in Nederland woonden – veelal aangeduid als ‘Nederlanders woonachtig in het buitenland’. Hoewel een herziening van de Kieswet in 1977 het al mogelijk had gemaakt dat Nederlanders in diplomatieke dienst en uitgezonden militairen stemrecht kregen en mochten stemmen per volmacht, bepaalde de grondwetsherziening van 1983 pas dat ingezetenschap geen vereiste meer was voor het verkrijgen van kiesrecht. Dit maakte de weg vrij voor een herziening van de Kieswet in 1985, die het kiesrecht uitbreidde naar alle in het buitenland woonachtige Nederlanders.

Afbeelding 2

De Telegraaf, 25 juni 1985

Nog geen acht maanden later, tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 21 mei 1986, kon deze categorie kiezers voor het eerst naar de stembus. Dit had echter nog flink wat voeten in de aarde.

Een ingewikkelde procedure

Allereerst moesten de ‘Nederlanders in den vreemde’ natuurlijk op de hoogte worden gebracht van het feit dat ze hun stem konden gaan uitbrengen. In samenwerking met Nederlandse ambassades en consulaten werden zij aangeschreven en kregen ze registratieformulieren opgestuurd. Het werd van belang geacht dat alleen Nederlanders die nog werkelijk een band hadden met Nederland deelnamen aan verkiezingen. Dat kon natuurlijk nooit echt worden aangetoond, maar wanneer Nederlanders die woonachtig waren in het buitenland de moeite namen zich te laten registreren werd de band verondersteld nog in voldoende mate aanwezig te zijn. Wanneer geëmigreerde Nederlanders de formulieren voor 24 maart terugstuurden naar Nederland werden zij officieel geregistreerd als kiezers. Zij kregen vervolgens een stembiljet opgestuurd om per brief te kunnen stemmen. Als ze nog familie of vrienden in Nederland hadden wonen, konden ze er ook voor kiezen per volmacht te stemmen.

Niet alle landen verleenden medewerkingen: Zwitserland en West-Duitsland maakten bijvoorbeeld bezwaar tegen het feit dat ‘vreemde’ verkiezingen op hun grondgebied werden gehouden. Daar konden op hun grondgebied woonachtige Nederlanders uiteindelijk alleen stemmen als zij naar de Nederlandse ambassade kwamen of iemand in Nederland volmachtigden.

De kiezers bereiken

Het heen en weer sturen van formulieren en stembiljetten kostte de Nederlandse overheid drie miljoen gulden. Daarnaast plaatste het ministerie van Buitenlandse Zaken ook advertenties in binnen- en buitenlandse kranten om geëmigreerde Nederlanders aan te moedigen zich daadwerkelijk als kiezer te registreren. Hierbij richtte de overheid zich met name op kernen waar veel Nederlanders woonden, zoals de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, waar zo’n zestigduizend mensen met de Nederlandse nationaliteit verbleven.

De politieke partijen realiseerden zich ondertussen dat de nieuwe groep kiezers bij elkaar goed zouden zijn voor zo’n acht Tweede Kamerzetels. Op verschillende manieren probeerden zij deze stemmen te winnen. Zo reisde VVD-minister Frits Korthals Altes naar New York om er de Nederlandse gemeenschap toe te spreken en liet de PvdA onderzoek uitvoeren naar de voorkeuren van de nieuwe groep kiezers. Het verst ging echter het CDA, dat een heuse afdeling oprichtte in Washington DC. De christendemocraten hoopten daarmee zoveel mogelijk van de naar de Verenigde Staten geëmigreerde Nederlanders voor zich te winnen.

Het ‘Westerbork-incident’

Het resultaat van alle moeite viel tegen: uiteindelijk registreerden slechts 55 duizend in het buitenland woonachtige Nederlanders zich als kiezer, nog geen tien procent van het totale aantal.

Afbeelding 3

De Telegraaf, 27 maart 1986 [Delpher]

Er was dan ook flink wat misgegaan in de mobilisering van de nieuwe groep kiezers.

Zo waren er in het begin al problemen met het lokaliseren van de nieuwe kiezersgroep. In eerste instantie kwam veertig procent van de registratieformulieren onbestelbaar terug. Na een intensieve en dure opsporingsactie lukte het de overheid uiteindelijk om dertig procent van het totaal alsnog te bezorgen. Ook liet de bezorging te wensen over. Sommige registratieformulieren werden bijvoorbeeld per bootpost verstuurd, waardoor deze veel te laat op de plaats van bestemming aankwamen.

Vervolgens bleken er in verschillende landen ook wat kinken in de kabel te zijn gekomen. De Nederlandse gemeenschap in Dakar (Senegal) beklaagde zich bijvoorbeeld over het feit dat door fouten van de ambassade slechts een derde van de geregistreerde kiezers een stembiljet had ontvangen. Het meest beschamende incident deed zich echter voor in Israël. Daar ontvingen verschillende Nederlanders een stembiljet waarop het concentratiekamp Westerbork als hun ‘laatste woonplaats’ werd omschreven.

Afbeelding 4 Afbeelding 5

Het Vrije Volk, 22 mei 1986 [Delpher]

De verschillende incidenten en het teleurstellende aantal registraties leidden tot veel kritiek. Zo pleitte CDA-kamerlid Hans Gualtherie van Weezel in De Telegraaf voor een drastische herziening van het systeem. Hij beargumenteerde dat alle geëmigreerde Nederlanders in dezelfde kieskring ingeschreven zouden moeten worden, zodat een meer centrale procedure mogelijk werd. Staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken Dieuwke de Graaff-Nauta nam dit advies ter harte en zorgde dat dit met ingang van 1989 het geval was.

Nieuwe ronden, nieuwe kansen?

Ondanks de verbeteringen van het systeem was er tijdens de verkiezingen van 1989 zowaar een nog lagere opkomst. In de aanloop naar de verkiezingen van dat jaar registreerden slechts 22.000 geëmigreerde Nederlanders zich, nog niet de helft van het aantal van 1986.

Doordat de verkiezingen relatief onverwacht werden aangekondigd (op 3 mei viel het kabinet en vier maanden later werden de verkiezingen gehouden) stak de Nederlandse overheid aanzienlijk minder moeite in het mobiliseren van de emigranten. Ze zag af van een arbeidsintensieve individuele benadering en beperkte zich tot het adverteren via De Wereldomroep, binnen- en buitenlandse kranten en Nederlandse ambassades en verenigingen.  Een ‘gedupeerde’ liet blijken niet gecharmeerd te zijn van deze procedure.

Afbeelding 6

De Telegraaf, 18 augustus 1989 [Delpher]

In de jaren daarna zou de procedure stukje bij beetje vereenvoudigd worden. In 1997 werd de semipermanente registratie ingesteld, wat inhield dat kiesgerechtigden nadat ze zich eenmaal hadden geregistreerd bij volgende verkiezingen automatisch een registratieformulier kregen toegezonden. Dit maakte de procedure voor hen eenvoudiger. Sinds 2013 kunnen de registratieformulieren ook digitaal worden ingeleverd.

Toch doen problemen zich nog altijd voor. Na de verkiezingen van 2010 kwamen er bij de Wereldomroep zoveel klachten binnen dat de omroep besloot een heus ‘Zwartboek’ op te stellen. Zo kwamen registratieformulieren te laat online, werden stembiljetten naar verkeerde adressen verstuurd of werden ze helemaal niet verstuurd. Dit Zwartboek werd datzelfde jaar nog aan de Tweede Kamer overhandigd. Veel problemen met de registratie zullen waarschijnlijk echter spoedig tot het verleden behoren. Onlangs is in het parlement namelijk een wetsvoorstel aangenomen dat inhoudelijk neerkomt op een permanente registratie: wie zich eenmalig registreert krijgt in het vervolg bij elke verkiezing vanzelf het stembiljet opgestuurd. Het argument uit 1985 dat er een daadwerkelijke band met Nederland moet zijn, komt daarmee grotendeels stilzwijgend te vervallen.

Politieke partijen hebben ook de afgelopen jaren geprobeerd om Nederlanders in het buitenland te mobiliseren. Hierbij zijn de kanalen van de ‘nieuwe media’ steeds populairder geworden, waaronder YouTube. Zo maakte ouderenpartij 50Plus voor de Europese Parlementsverkiezingen van 2014 dit filmpje, dat zich getuige een opmerking over het Nederlandse klimaat vooral richt op de naar zonniger oorden geëmigreerde gepensioneerde.

Ook houden partijen bij de samenstelling van hun kandidatenlijsten steeds meer rekening met de stem van geëmigreerde Nederlanders. Zo nomineerden CDA, VVD en D66 voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 specifieke ‘expatkandidaten’ als lijstduwer, die zich als (soms voormalige) ervaringsdeskundigen specifiek voor de belangen van deze groep zouden gaan inzetten.

Van de drie kandidaten lukte het alleen VVD’er Joost Taverne om in de Tweede Kamer te komen nadat hogergeplaatste partijgenoten na de formatie opschoven naar het kabinet. Van 2010 tot 2012 zat hij ook al in de Tweede Kamer, daarvoor was hij werkzaam op de ambassade van Washington DC.

Voor de aankomende verkiezingen voert D66’er Eelco Keij (die in 2012 ook al een poging deed) een ‘Internationale Nederlanders-campagne’, deels omdat hij als nummer 39 op de lijst zonder voorkeursstemmen de Kamer niet in kan. Dit is geen gemakkelijke opgave: in 2012 behaalde hij 1620 voorkeursstemmen (waarvan 730 uit het buitenland), bij lange na niet genoeg voor een zetel.

De VVD was onder Nederlanders die woonachtig waren in het buitenland in 2012 veruit de grootste partij, met daaropvolgend in volgorde van grootte: D66, PvdA en GroenLinks. Vooral de PVV deed het onder deze groep Nederlanders aanzienlijk slechter dan bij in Nederland wonende kiezers.

Afbeelding 7

De zetelverdeling op grond van de stemmen van Nederlanders
in het buitenland in 2012 (zie: Zwitserlaan)

(Leest u dit trouwens vanuit het buitenland en vraagt u zich af of registreren voor de verkiezingen van 15 maart nog mogelijk is, dan bent u helaas te laat – de registratie sloot op 1 februari.)

Fons Meijer