Zoek in de site...

‘Samen wonen samen stemmen’: lokaal kiesrecht voor niet-Nederlanders

‘Ze kunnen je wel stemrecht geven maar daarmee verandert je huidskleur nog niet. Je blijft een buitenlandse’, aldus mevrouw Achtot. Ze was de eerste buitenlandse kiezer die zich op 19 maart 1986 meldde in stembureau 331, in de Rotterdamse Oranjeboomstraat. Het waren de eerste gemeenteraadsverkiezingen waar niet-Nederlandse ingezetenen, in die tijd vaak nog medelanders genoemd, konden stemmen. Mits ze minimaal vijf jaar in Nederland woonden, en een geldige verblijfsvergunning hadden.

nieuwsblad van het noorden

Het onderschrift bij deze foto uit het Nieuwsblad van het Noorden van 19 maart 1986 luidde: ‘Een beetje extra uitleg was geen luxe, zoals voor deze Turkse stemgerechtigde in Veendam, die door een landgenoot wegwijs werd gemaakt.’

Wennen was het wel. Sommige van de nieuwe kiezers hadden aangegeven liefst in aparte stemlokalen te willen stemmen, uit angst te worden aangestaard door de geoefende Nederlandse kiezers. Dick Houwaart, hoofd afdeling Voorlichting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de grote man achter een voorlichtingscampagne waarmee de invoering van het kiesrecht vergezeld ging, adviseerde Nederlanders die op 19 maart gingen stemmen daarom: ‘Gaap de buitenlanders niet aan.’

Thanasis Apostolou, directeur van een stichting voor buitenlandse werknemers, zag de toekenning van de ‘door ons al jarenlang gestelde eis om stemrecht’ als een doorbraak naar ‘de volledige gelijkberechtiging die wij nastreven’. Ook de Nederlandse regering erkende de bredere betekenis. In de Minderhedennota van het kabinet-Lubbers I (1983) was het ‘lokale kiesrecht’ als een van de middelen genoemd ter vergroting van de invloed van minderheden op de samenleving en ter bevordering van hun emancipatie.

publieke tribune

De publieke tribune tijdens een commissievergadering over de Minderhedennota in de Tweede Kamer, foto Rob Croes/Anefo

Een ander motief voor de invoering was de Europese eenwording. Vanuit de Europese Gemeenschap werd het verlenen van kiesrecht aan buitenlanders uit andere EG-lidstaten gestimuleerd.

Leerdam had feitelijk de primeur. Bij de herindelingsverkiezingen aldaar, eind 1985, konden niet-Nederlandse ingezetenen voor het eerst hun stem uitbrengen voor de gemeenteraad. Daarbij ging het nodige mis. Kiezers met een niet-Nederlandse nationaliteit hadden soms moeite het stemlokaal te vinden, omdat ze de bordjes niet konden lezen. Op stembiljetten werd de naam van de partij omcirkeld, of er werden meerdere kandidaten aangekruist… Het ministerie van Binnenlandse Zaken concludeerde in een persbericht dat meer instructie over de stemprocedure noodzakelijk was.

Aan voorlichting ontbrak het echter niet, integendeel. Onder het motto ‘Samen wonen samen stemmen’ was er in opdracht van het kabinet voorlichtingsmateriaal in dertien talen ontwikkeld. Dit voorzag in affiches, zoals deze in het Chinees:

chinees

Verder waren er onder meer videocassettes, advertenties, en dit postbus 51-spotje:

Al het materiaal was zorgvuldig afgestemd op de verschillende doelgroepen. Zo werd er in een instructiefilm voor Marokkanen, die een schrift kennen dat van rechts naar links wordt geschreven, op gewezen dat als iemand op de lijsttrekker van ‘de eerste partij’ zou willen stemmen, deze linksboven op het stembiljet stond - en niet rechtsboven.

Aanvullend op de van rijkswege verstrekte voorlichtingsmaterialen waren er gemeentelijke initiatieven. De gemeente Maassluis richtte bijvoorbeeld in het stadhuis een model-stembureau in. Daar konden medelanders komen kijken hoe het stemmen in zijn werk ging. In Amsterdam was voorzien in tolken die bij de ingang van stemlokalen nog het een en ander konden toelichten. Dat laatste was goed bedoeld, maar werd gewantrouwd door althans Marokkaanse kiezers, na een oproep van koning Hassan ‘om geen twee heren te dienen’, oftewel: niet te gaan stemmen.

De regeling in de Kieswet van de kiesgerechtigdheid van niet-Nederlandse ingezetenen was voorafgegaan door een wijziging van artikel 130 van de Grondwet: voor het mogen kiezen van de leden van de gemeenteraad werd het vereiste van de Nederlandse nationaliteit losgelaten. De termijn van vijf jaar verblijf, die als voorwaarde werd gesteld, berustte volgens de regering op de veronderstelling dat men dan ‘in het algemeen een voldoende sterke binding’ zou hebben met de Nederlandse samenleving. Bovendien zou men, zo was de gedachte, na een periode van vijf jaar in elk geval één gehele zittingsperiode van de gemeenteraad hebben meegemaakt. Alleen SGP, RPF en GPV wilden het nationaliteitsvereiste niet loslaten. Voor de kleine linkse partijen (PSP, CPN en PPR) had de termijn korter dan vijf jaar mogen zijn.

Alles bij elkaar kregen in 1985 zo’n 350.000 niet-Nederlandse ingezetenen kiesrecht. Onder hen waren veel Turken en Marokkanen, maar ook Duitsers en Britten. Zie dit tabelletje in een Telegraaf uit die tijd:

telegraaf

Was dat aantal electoraal interessant? ‘Nou en of’, was door de werkgroep ter begeleiding van de invoering van het kiesrecht doorgerekend: ‘Als alle buitenlandse kiesgerechtigden, bij wijze van voorbeeld, allemaal op één lijst zouden stemmen, zouden zij in Amsterdam of Rotterdam misschien wel vijf of zes zetels behalen.’ Genoeg reden voor politieke partijen kortom om te dingen naar de gunst van de nieuwe kiezers

limburgs dagblad

Limburgsch dagblad, 5 maart 1986

Premier Lubbers mocht in Paspoort, de bekende actualiteitenrubriek van de NOS voor buitenlandse werknemers ‘in vijf talen’ de nieuwe kiezers toespreken. PvdA-voorzitter Max van den Berg deed zijn beklag bij de NOS. Het was overduidelijk, zei hij, dat Lubbers hier niet als premier sprak maar als lijsttrekker van het CDA. De  klacht  had effect: ook de lijsttrekkers van de andere partijen kregen gelegenheid om zich te presenteren in Paspoort. Op lokaal niveau deden de meeste politieke partijen, in de ogen van het Nederlands Centrum voor Buitenlanders althans, niet bijster veel moeite om de nieuwe kiezers voor zich te winnen. Met een enkele uitzondering, getuige dit affiche van de Progressieve Aktie Leeuwarden:

PAL

De PvdA manifesteerde zich het sterkst, maar bleek dan ook favoriet onder de niet-Nederlandse kiezers. Niet alle acties van de politieke partijen waren even gelukkig. Woordvoerder Roseboom van het Nederlands Centrum voor Buitenlanders repte van ‘acties waardoor je je belachelijk gemaakt voelt’. Hij noemde een verkiezingsstunt met kamelen van het CDA Den Haag.

Voor een uitbreiding van de kiesgerechtigdheid voor niet-Nederlanders naar verkiezingen voor Provinciale Staten en Tweede Kamer was destijds onvoldoende draagvlak – en dat geldt tegenwoordig nog steeds. Wanneer niet-Nederlanders konden stemmen voor de Tweede Kamer zou dit hen invloed geven op buitenlands beleid en defensie, en dat werd niet gepast gevonden. Dat niet-Nederlandse inwoners alleen voor de gemeenteraad stemrecht kregen was destijds voor Mohammed Rabbae, toen directeur van het Nederlands Centrum voor Buitenlanders, echter reden om te spreken van een ‘gecastreerd kiesrecht’. De meest gevoelige problemen van buitenlanders, zo stelde hij, worden immers in de Tweede Kamer behandeld en niet op lokaal niveau.

Heleen Hörmann en Ron de Jong