Zoek in de site...

Zonder vrouwenstem verliezen wij het!

In 1922 vonden de eerste verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats na de invoering van het vrouwenkiesrecht drie jaar eerder. In een Leids stemlokaal was tussen de ingevulde stembiljetten een gedicht aangetroffen: ‘Wie had vóór vijftig jaar gedacht/Dat vrouwen zouden moeten kiezen/Ja, elke partij, roept thans met kracht/Zonder vrouwenstem, zouden wij ’t verliezen’ (‘Verkiezingsdrukte’, Leidsch Dagblad, 6 juli 1922). De dichter of dichteres had het bij het rechte eind: deze nieuwe groep kiezers deed er toe. Het was de grootste kiesrechtuitbreiding die Nederland ooit had meegemaakt. Het electoraat groeide van circa anderhalf naar drie miljoen kiezers.

De kranten toonden grote belangstelling voor de eerste stembusgang van ‘het schone geslacht’. Volgens Het Vaderland hadden veel vrouwen de nacht voor de verkiezingen slecht geslapen vanwege de spanning, vervloekten ze de lange rijen bij het stembureau die hen nog langer van huis en haard weghielden dan hun toch al lief was, en doken ze, het stemgeheim negerend, met vriendinnen samen een stemhokje in (Het Vaderland, 5 juli 1922, avondblad).

Vrouwen hadden zich ook al voor 1919 met politiek bezig gehouden – en niet alleen met de strijd voor vrouwenkiesrecht. De socialisten beschikten al vanaf 1905 over lokale vrouwenclubs en bij de liberalen en katholieken hielpen vrouwen mee bij de verspreiding van propagandamateriaal en het bijhouden van adressenlijsten. En in 1918 was zelfs het eerste vrouwelijke Kamerlid, Suze Groeneweg, op het toneel verschenen. Niettemin overheerste het beeld dat vrouwen weinig met politiek op hadden: ‘Och dan toch! Politiek! Ik geloof het wel, hoor! Ik heb politiek genoeg in de huishouding!’, zo verwoordde een katholieke politieke activiste in 1922 het sentiment onder de vrouwen. Als ze al de krant lazen, dan werd direct naar de advertenties en het feuilleton doorgebladerd.

abc

Het A.B.C. voor de Roomsche vrouwelijke kiezer ofwel politiek voor dummies anno 1922, KDC, Archief van de Unie Nederlandse Katholieke Vrouwenbeweging, inv.nr. 240

Het was dus zaak de nieuwe ‘kiezeressen’ politiek te scholen, maar het was ook de vraag hoe ver je hierin als politieke partij moest gaan. Zij die voor beperkte betrokkenheid pleitten, vroegen om begrip voor vrouwen die met de toch vaak immorele wereld van de politiek niets te maken wilden hebben. Een tamelijk feitelijke uitleg over het Nederlands staatsbestel – afgedrukt in een tijdschrift als De Katholieke Vrouw – volstond. Voorstanders van actieve vrouwelijke betrokkenheid in de politiek stelden dat politiek bewustzijn noodzakelijk was om vrouwen minder kwetsbaar te maken voor propaganda van andere partijen. Katholieken en socialisten kozen voor aanschouwelijk onderwijs: onder de vrouwenclubs circuleerden de teksten van toneelopvoeringen waarin de werking en het belang van politiek werd uitgelegd.

Toneelscript

Eerste pagina van een toneelstuk over politiek voor vrouwen, KDC, Archief van de Unie Nederlandse Katholieke Vrouwenbeweging, inv.nr. 209

Ook de integratie van vrouwen in de campagne kostte de partijen heel wat hoofdbrekens. Uit vrees dat de rokerige zaaltjes en cafés – want daar vonden de meeste campagnebijeenkomsten plaats – nauwelijks vrouwelijke bezoekers zouden trekken, organiseerden veel partijen aparte bijeenkomsten voor kiezeressen. Die werden veelal overdag gehouden, wanneer de kinderen naar school waren. Er kwamen aparte pamfletten en brochures speciaal op vrouwen gericht, omdat de ‘normale’, op mannen gerichte propaganda door de partijen als te ingewikkeld werd gezien. Ze openden vaak met de verontschuldiging dat politiek weliswaar ‘saai en vervelend’ was, maar toch te belangrijk om te negeren.

De propaganda geeft een interessant inzicht in het vrouwbeeld van Nederlandse politieke partijen in het interbellum: vrouwen zijn niet geïnteresseerd in politiek, ze zijn van nature gericht op harmonie en vrede en hun dominante rollen in het leven zijn die van moeder en huisvrouw. Zowel de socialist P.J. Troelstra als de christelijk-historische politicus J. Slotemaker de Bruïne verbonden aan het vrouwenkiesrecht de hoop dat zo een einde kon worden gemaakt aan de politieke cultuur van conflict en de dreiging van oorlog. Met name de socialisten plaatsten ontwapening voorop in hun vrouwenpropaganda en speelden vol in op het sentiment met posters waarop een kind met een konijn op schoot was afgebeeld en op de achtergrond een angstaanjagend gasmasker was te zien. De confessionele partijen op hun beurt aarzelden niet om vrouwen erop te wijzen dat alleen ‘vrouwen zonder God’ op de socialisten of liberalen stemden.

Ontwapening

Ontwapening. Poster van de SDAP uit de campagne van 1933, IISG, Archief van de SDAP, inv.nr. 2219 (1933, affiche van A.J. Funke Küpper)

Na de verkiezingen van 1922 ebde bij de confessionele partijen de aandacht voor de vrouwelijke kiezers wat weg. Daar had men verheugd geconstateerd dat mede dankzij de vrouwen negen zetels winst waren geboekt. Geheel terecht was dit niet; er lagen ook andere, meer kiestechnische, oorzaken aan ten grondslag. Maar de conclusie die men trok was toch dat een tamelijk beperkte inspanning kennelijk volstond. De socialisten daarentegen – die samen met de liberalen zeven zetels hadden verloren – probeerden het lek boven te krijgen. Plannen om bij alle lokale afdelingen een bestuurslid ‘vrouwenpropaganda’ aan te stellen liepen echter op niets uit. Het kwam uiteindelijk toch weer aan op de vrouwenclubs die met beperkte middelen moesten proberen de vrouwen voor zich te winnen.

Tot aan de tweede feministische golf van de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw, waarin activisten streden voor gelijke rechten voor vrouwen, bleven traditionele man/vrouw verhoudingen de benadering van de vrouwelijk kiezer domineren. Partijen als de KVP en de PvdA gingen wel op zoek naar creatieve manieren om vrouwen met politieke propaganda te bereiken. In de jaren vijftig kwamen glossy magazines op waarin middels de sandwichformule politiek werd verstopt tussen artikelen over het huiselijk leven, recepten en puzzels.

recept

Deze recepten zijn eenvoudig: pagina uit een brochure van de Partij van de Arbeid, KDC, Archief van de KVP, inv.nr. 1496 (1956)

KDC_KVP_1490_DeWereldVanMorgen

De wereld van morgen. Glossy magazine dat in 1963 door de KVP werd verspreid, KDC, Archief van de KVP, inv.nr. 1490 (1963)

In de jaren zestig en zeventig intensiveerde onder invloed van de tweede feministische golf de aandacht voor vrouwelijk kiezers. Partijen plaatsten voortaan advertenties in bladen als Libelle, Viva, Margriet en Story. Bovendien verschenen in vrouwentijdschriften ook steeds meer politiek-inhoudelijke stukken en werden lijsttrekkers aan de tand gevoeld over hun standpunten inzake vrouwenemancipatie. Voor politici was de aandacht vanuit de vrouwenwereld even wennen: in interviews met bladen als Libelle en Avenue ging de aandacht in de eerste plaats uit naar de ‘zeer menselijke mens … achter de soms onmenselijke partijpolitiek’. Politici werden thuis gefotografeerd, met vrouw en kinderen, en kregen vragen voorgeschoteld over hun kledingstijl, gevoelsleven en vrijetijdsbesteding. Tegen het eind van de jaren zeventig kwam aan de politisering van de vrouwenbladen al weer een einde vanwege teruglopende verkoopcijfers: kennelijk viel het politieke engagement bij veel lezers niet in de smaak.

Aandacht voor vrouwelijke kiezers is er ook daarna nog steeds geweest, maar politieke partijen lijken vrouwen wel steeds minder als een uniforme categorie kiezers te beschouwen. Met de opkomst van het steeds meer verfijnde kiezers- en opinieonderzoek zijn vrouwen (en mannen) opgegaan in andere categorieën rond levensstijl, beroep en welstand.

Harm Kaal