#10 Lodewijk Thomson: gesneuveld op vredesmissie
Vóór Lodewijk Willem Johan Karel Thomson in 1905 op 36-jarige leeftijd in de Tweede Kamer werd gekozen, had hij al een lange carrière als beroepsmilitair achter de rug. Hij stamde uit een van oorsprong Brits geslacht dat de nodige officieren had voortgebracht. Nadat hij in 1888 was afgestudeerd aan de KMA in Breda, werd hij als tweede luitenant bij de infanterie in Nijmegen gelegerd. In 1891 werd Thomson gedetacheerd bij de Dienst der Militaire Verkenningen in Den Haag, waar hij zich bekwaamde in de militaire topografie en cartografie. Door enkele kritische publicaties op zijn vakgebied kwam de jonge Thomson in aanvaring met zijn superieuren. Zijn reputatie van notoire dwarsligger zou hij niet meer kwijtraken. Hij verzette zich tijdens zijn militaire loopbaan onder meer tegen het duel, volgens hem een onzinnig verschijnsel, tegen een te lang verblijf in de kazerne voor dienstplichtigen, en tegen de in zijn ogen starre handhaving van de krijgstucht.
Van 1893 tot 1896 verbleef hij, avontuurlijk ingesteld als hij was, in Nederlands-Indië; in Atjeh deed hij zijn eerste gevechtservaringen op, waarbij hij zich een moedig soldaat toonde. Toen hij om gezondheidsredenen in het vaderland was teruggekeerd, trad hij in het huwelijk met Henriëtte Lambertina Slotemaker, een huwelijk dat door Thomsons gevoeligheid voor vrouwelijk schoon niet van spanningen gevrijwaard bleef. Zijn avontuurlijke inslag bracht Thomson in 1900 als militair waarnemer in Zuid-Afrika, van waaruit hij verslag uitbracht over de Boerenoorlog. Weer toonde hij zich eigenzinnig. Ondanks de Afrikanergezinde sentimenten in Nederland rapporteerde hij uiterst kritisch over de organisatie van het Boerenleger dat in maart 1900 een gevoelige nederlaag tegen de Britten had geleden.
Terug in Nederland werd Thomson medewerker en in 1903 redactielid van De Militaire Gids, spreekbuis van vooruitstrevende officieren, waarin hij zijn opvattingen over kazerneverblijf en krijgstucht kwijt kon. Hoewel hij daardoor een slechte beoordeling van zijn superieur kreeg, volgde toch een bevordering tot kapitein, vermoedelijk omdat hij tijdens de spoorwegstakingen van 1903 in opdracht van minister Bergansius van Oorlog de bewaking van de spoorlijnen zo goed had georganiseerd dat hij daarvoor koninklijk werd onderscheiden. Zijn meerderen konden Thomson toen niet meer passeren!
Kort daarop werd Thomson als bataljonscommandant overgeplaatst naar het negende regiment infanterie in Leeuwarden. Daar wist hij zich door zijn persoonlijke benadering zeer geliefd te maken bij zijn soldaten, onder wie de dienstplichtige Pieter Sjoerds Gerbrandy, de latere oorlogspremier. Maar de manier waarop Thomson de krijgstucht handhaafde was zijn meerderen een doorn in het oog, waardoor zijn positie onhoudbaar werd. De kapitein verzette zich echter heftig tegen hernieuwde overplaatsing, vooral omdat de Liberale Unie hem had gevraagd zich in 1905 kandidaat te stellen voor de Tweede Kamerverkiezingen.
Inderdaad slaagde Thomson erin bij die gelegenheid een Kamerzetel te veroveren door onder andere de socialist Wibaut en de vrijzinnig democraat Treub te verslaan. Vier jaar later behield hij zijn zetel door Troelstra te verslaan. Rancuneus was de socialistische leider trouwens niet. Hij prees het Kamerlid Thomson als ‘een frissche figuur, die tegenover menigen door ons geëischten maatregel sympathiek stond'. Desondanks kwam van Thomsons streven naar democratischer verhoudingen in de krijgsmacht weinig terecht. In de jaren 1910-1913 combineerde hij zijn Kamerlidmaatschap met het lidmaatschap van de Haagse gemeenteraad. Een van de hoogtepunten in zijn parlementaire loopbaan was zijn bijdrage aan het debat over de Militiewet die in 1911 door minister van Oorlog Colijn was ingediend. Op voorstel van diezelfde Colijn werd Thomson in 1912 als militair attaché naar Griekenland gestuurd om verslag te doen van het verloop van de Eerste Balkanoorlog.
Na zijn terugkeer in 1913 werd Thomson niet opnieuw in de Kamer gekozen. Hij trad, nu als majoor, weer in actieve dienst, waarna hij al snel een nieuwe opdracht op de gistende Balkan kreeg. De grote Europese mogendheden was er alles aan gelegen om de onafhankelijkheid en neutraliteit van Albanië te garanderen, maar daarvoor was het nodig dat het land een gendarmerie kreeg om de binnenlandse rust te handhaven. Het was aan een aantal Nederlandse officieren, onder wie de tot luitenant-kolonel bevorderde Thomson, om zich hiermee te belasten. De missie was door het optreden van opstandelingen tot mislukken gedoemd. Op 15 juni 1914 sneuvelde Thomson bij de belegering van de stad Durrazo/Durres, waarvan hij de verdediging organiseerde. Het nieuws van zijn dood leidde tot nationale rouw. Thomson was de eerste Nederlander die sneuvelde op vredesmissie.
Jan Ramakers
23 juli 2013.
Een portret van Lodewijk Thomson verscheen eerder ook in Openbaar Bestuur (09-2009) Kluwer, http://www.openbaarbestuur.nl/
In de Curiositeiten Kamer wordt tweewekelijks een kleurrijk Kamerlid geportretteerd.