Van Agt laaft zich andermaal aan de wijsheid van Den Uyl
In de rubriek ‘Het Handelingentegeltje’ wordt elke week een spraakmakend citaat uit de Handelingen uitgelicht.
In jaren zeventig, de periode van het kabinet-Den Uyl, speelde een kwestie om de Wet op de Ondernemingsraden te herzien. Werknemers moesten volgens de progressieve bewindslieden van dat kabinet veel meer invloed krijgen op de beleidsbelissingen van de directie van hun bedrijf. Onder het betreffende wetsvoorstel stond aanvankelijk alleen de handtekening van minister Boersma (ARP) van Sociale Zaken. Vooral minister van Justitie Van Agt (KVP) voelde er helemaal niets voor. De ministers kwamen uiteindelijk tot een compromis, maar vervolgens ontstond in de media onduidelijkheid. Van Agt, Boersma en Den Uyl (PvdA) beweerden tegenstrijdige zaken, waarop de ministers verantwoording moesten afleggen in de Kamer. Vooral oppositieleider Wiegel (VVD) stak toen scherp van wal tegen het kabinet, en klaagde bovendien dat hij niet op tijd op de hoogte was gebracht.
Maar de vrede tussen Den Uyl en Van Agt was snel getekend, en op Wiegels opmerking dat Den Uyl de verdere gang van zaken toch wel precies in de gaten zou gaan houden, reageerde Van Agt met de volgende volzin:
Van Agt: ‘Ik hecht eraan te zeggen da t de aanwezigheid van de Minister-President bij en diens begeleiding van ons werk niet daarin haar grond vindt dat onze activiteiten bewaking zouden behoeven, echter daaruit behoren te worden verklaard dat wij ons gedrieën de gelegenheid niet willen laten ontnemen ons andermaal te laven aan zijn vanmiddag opnieuw gebleken wijsheid.’1
Klik hier om Van Agt deze woorden uit te zien spreken [filmpje].
Hilariteit en hoongelach in de Kamer. Den Uyl hoorde het aan. Er verscheen een blik op zijn gezicht die het midden hield tussen bewondering en geamuseerdheid en vervolgens gaf hij Van Agt gnuivend een schouderklop.2
[1] HTK 1975-1976, p. 2684-2685.
[2] Zie voor het volledige verhaal: Johan van Merriënboer, Peter Bootsma en Peter van Griensven, Van Agt . Biografie: Tour de force (Amsterdam 2008) p. 125-127.