"Positieve grondhouding"
In het Woordenboek voor neologismen uit 1999 van Marc de Coster vinden we op pagina 283 het lemma ‘grondhouding, een positieve-‘. De Coster zegt over de herkomst en de betekenis het volgende:
een welwillende houding; een positieve manier om iets te benaderen. Gevleugelde woorden, die in 1982 door Ruud Lubbers werden gelanceerd op het moment dat hij het premierschap overnam van zijn politieke voorganger Van Agt. Grondhouding: De manier waarop men tegen iets aankijkt. Kort voordat de heer Lubbers premier Van Agt zou opvolgen als politiek leider van het CDA, vertrouwde eerstgenoemde het Nederlandse volk toe dat hij het verzoek van Van Agt daartoe vanuit een positieve grondhouding zou benaderen.
Daarbij kan een aantal kanttekeningen worden geplaatst, allereerst bij de parlementair historische context. Op 13 oktober 1982, ruim vijf weken na tussentijdse Tweede Kamerverkiezingen en na een mislukte formatiepoging waarbij de PvdA was betrokken, deelde CDA-lijsttrekker en demissionair en beoogd minister-president Dries van Agt plotseling mee dat hij afscheid nam van de nationale politiek. Na elf jaar had hij er genoeg van: ‘In die lange reeks van jaren heb ik veel van mijn vitaliteit gebruikt. Teveel, ervaar ik om fris en vief van start te kunnen gaan voor weer een tour de force van in beginsel vier jaar’, aldus Van Agt in zijn typische stijl.
Lubbers verklaarde diezelfde dag inderdaad dat hij ‘een positieve grondhouding’ innam ten aanzien van het verzoek om Van Agt op te volgen – waarbij hij een aantal slagen om de arm hield, maar die hadden weinig om het lijf: Lubbers barstte van de ambitie. Het verzoek kwam echter niet Van Agt, die liever Jan de Koning wilde, maar van het CDA-fractiebestuur en het Dagelijks Bestuur van de partij. De CDA-top was overvallen door de actie van Van Agt en deed een dringend beroep op de leider van de CDA-Tweede Kamerfractie, Lubbers, om het leiderschap over te nemen.
De Kamer pikte Lubbers’ grondhouding vrijwel onmiddellijk op – de eerste verwijzing is van 21 oktober 1983. De benadering zou typisch zijn voor het CDA van Lubbers: wollig, niet links en niet rechts, geen duidelijk ja of nee. ‘Positieve grondhouding’ groeide snel uit tot een running gag of catchphrase : de uitdrukking komt tussen 1983 en 1995 ongeveer vierhonderd keer in de Handelingen voor en van 1995 tot nu nog eens ruim 1500 keer. Net als ‘pacificatie’ en ‘gedogen’ hoort ‘positieve grondhouding’ vandaag de dag tot het onverwoestbare Haagse politieke jargon.
Een zoektocht in de Handelingen levert ten slotte nog wel een opmerkelijke kanttekening op. Lubbers maakte er dan wel een standaarduitdrukking van, hij blijkt niet de intellectuele eigenaar te zijn. Één keer eerder werd ‘positieve grondhouding’ opgetekend door stenografen van de Tweede Kamer, en wel op 21 oktober 1976. Die dag stelde de toenmalige minister van Justitie tijdens de behandeling van zijn begroting dat zijn grondhouding positief was ten aanzien van het verzoek vanuit de Kamer om het Amsterdamse Bureau Droogbak, een bureau voor rechtshulp, te subsidiëren. In tweede instantie herhaalde diezelfde minister nog eens dat hij ‘een positieve grondhouding’ had. [HTK 1976-1977, p. 614 en 616]. Lubbers’ gevleugelde woorden blijken dus – sapristie! – een staaltje van creatief taalgebruik te zijn geweest van de minister van Justitie van het kabinet-Den Uyl, ja zeker: alweer Dries van Agt.
– Johan van Merriënboer