Zoek in de site...

CPG weblog

Handelingenkevertje deel 12 Aangeschoten wild

22 april 2013

‘Ik voel mij geen aangeschoten wild', zei Fred Teeven na afloop van het debat over de dood van de Russische asielzoeker Alexander Dolmatov. Fred TeevenDie woordkeuze is opvallend. In de eerste plaats vanwege de ontkenning. Wat je zegt niet te zijn, blijft toch aan je kleven. In het brein van de ontvanger van de boodschap wordt de ontkenning immers weggelaten, zoals de Amerikaanse linguist George Lakoff overtuigend aantoonde in zijn Don't Think of an Elephant!

Daarnaast trekt de uitdrukking ‘aangeschoten wild' de aandacht. Die is inmiddels zo verankerd in het parlementaire jargon dat de herkomst bijna is vergeten. De eerste die dit etiket kreeg opgeplakt was minister van Economische Zaken en vice-premier Gijs van Aardenne (VVD). Van AardenneBij het debat over het rapport van de parlementaire enquete naar het scheepsbouwconcern Rijn-Schelde-Verolme kreeg de minister het in december 1984 zwaar te verduren. Een motie van wantrouwen haalde het echter niet. Het Kamerlid Van Rossum (SGP) verantwoordde zijn keuze tegen de motie door erop te wijzen dat de Kamer ‘ook boter op het hoofd heeft' en niet alle schuld op het bord van de minister moest schuiven. Daarmee was de minister niet vrijgepleit: Van Rossum waarschuwde hem dat hij ‘de weinig benijdenswaardige rol van aangeschoten wild' toebedeeld zou krijgen. Het beeld was zo krachtig, dat Kamerleden en journalisten het onmiddellijk overnamen. Van Aardenne zelf vond ‘dat aangeschoten wild zich kan herstellen als de kogel niet dodelijk is'.

Afbeelding Peter van Straaten, Vrij Nederland, 16 maart 1985

In de RSV-debatten keerde de beeldspraak regelmatig terug, maar ook in latere debatten waarin het politieke lot van een bewindspersoon ter discussie stond. Zo diende Kamerlid Lankhorst (PPR) in december 1987 bij een debat over de studiefinanciering een motie in tegen minister Deetman. Lankhorst zei geen behoefte te hebben aan onduidelijke moties en aan aangeschoten wild.

Opvallend is dat de uitdrukking ook vaak terugkomt bij de motivatie van bewindspersonen die aftraden; met name van VVD-huize. Het aanblijven van Van Aardenne had het aanzien van hun partij geen goed gedaan en bracht een koerswijziging in de omgang met beschadigde bewindslieden met zich mee. Zo betrokken bijvoorbeeld de staatssecretarissen Linschoten (pdf, 10 kB) (1996) en Nijs (pdf, 9,4 kB) (2004) allebei de uitdrukking op zichzelf.  Benk Korthals, de huidige partijvoorzitter van de VVD, gebruikte in januari 2002 toen hij als minister van Justitie onder vuur lag bijna dezelfde woorden als Teeven elf jaar later ‘"Aangeschoten wild" voelde hij zich niet, zei hij na afloop. ‘Het was natuurlijk beter geweest als alle 150 Kamerleden achter me hadden gestaan. Maar mijn beleid wordt gesteund', oordeelde hij (pdf, 11 kB). Toen ging het debat over drugssmokkel op Schiphol. Een paar maanden later trad Korthals af naar aanleiding van de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid. Hij was inmiddels minister van Defensie, maar werd aangesproken op het onjuist informeren van de Tweede Kamer in 2001, toen hij nog minister van Justitie was.

Terug naar Van Rossum. Hoe kwam de SGP-woordvoerder eigenlijk bij die beeldspraak? Was het omdat hij naar Den Uyl had geluisterd? De PvdA-leider had bij het debat over het aftreden van minister van Financiën Andriessen (1980) over het kabinet-Van Agt gezegd: ‘Het kabinet zwalkt als een zwaar aangeschoten vogel heen en weer; vallen of doorfladderen!' Nee, het verhaal is anders. Bij de presentatie van de archieven van de parlementaire enquetecommissies naar bouwsubsidies en paspoort op 27 maart 2012, vertelde journalist Marcel ten Hooven, tegenwoordig werkzaam voor De Groene Amsterdammer, dat hij destijds aan Van Rossum had gevraagd hoe hij toch bij dat sterke beeld van ‘aangeschoten wild' was gekomen. Het antwoord was eenvoudig: Van Rossum had zich kort daarvoor beziggehouden met een wijziging van de Jachtwet!

Anne Bos

logo balk

logo

Het Handelingenkevertje speurt wekelijks de Handelingen af naar boeiende, interessante, 
serieuze en / of grappige feiten,
wetenswaardigheden en anekdotes uit de parlementaire geschiedenis.