CPG Weblog
![]() |
11 febuari 2013
De oprichter van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, de Nijmeegse hoogleraar staatsrecht F.J.F.M. (Frans) Duynstee, slaagde er in ieder geval in zijn boek over de naoorlogse kabinetsformaties snel onder de aandacht van politici te brengen. Geen wonder, bij de totstandkoming van het boek had de auteur gebruik gemaakt van zijn uitgebreide Haagse netwerk. Toen op 23 mei 1966 in perscentrum Nieuwspoort De kabinetsformaties 1946-1965 werd gepresenteerd, was oud-minister-president Willem Drees de feestredenaar. In zijn dankwoord prees Drees - icoon van de naoorlogse politiek en een van Duynstee's informanten - het boek aan als ‘een zeer belangrijk stuk parlementaire geschiedschrijving, dat we tot nu toe in die zin misten'. (Limburgs Dagblad, 24 mei 1966) V.l.n.r. Duynstee, A.M.W. Resius (directeur uitgeverij A.E. Kluwer), Drees en onbekend. Het boek van Duynstee werd al snel een standaardwerk - ook voor politici zelf. De Nijmeegse hoogleraar droeg daar zelf zijn steentje aan bij: hij stuurde zijn boek naar de Tweede Kamer. Zo kwam het dat De kabinetsformatie 1946-1965 op 7 juni 1966 voor het eerst in de Handelingen werd genoteerd als item op de lijst van ‘ingezonden stukken'. (HTK 1965-1966, p. 1871) Samen met onder meer het proefschrift van J.P.A. van den Dam over de negentiende-eeuwse Tilburgse industrieel Arnold Leon Armand Diepen en het jaarverslag van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling kreeg het boek van Duynstee een plaats in de bibliotheek van de Tweede Kamer. Daar bleef het niet bij. Omdat Duynstee ook de meest recente formaties had beschreven, werd hij in de algemene politieke debatten in de Tweede Kamer al snel als gezaghebbende bron aangehaald. Voor het eerst gebeurde dat op 13 oktober 1966 - de dag die zou uitmonden in de Nacht van Schmelzer. In een woordenwisseling met minister-president Cals en minister van Economische Zaken Joop den Uyl hield VVD-leider Edzo Toxopeus staande dat het vorige kabinet, waarvan hij zelf als minister van Binnenlandse Zaken deel had uitgemaakt, wel degelijk prioriteiten had gesteld. Minister-President Cals: Mag ik nog even iets vragen, mijnheer de Voorzitter? De geachte afgevaardigde heeft het er de hele tijd over, dat dit kabinet geen prioriteiten heeft gesteld in tegenstelling tot het vorige kabinet. Kan de geachte afgevaardigde misschien concreet die prioriteitennota van het vorige kabinet noemen? Dan weet ik waar hij over spreekt, want ik begrijp hem helemaal niet. De heer Toxopeus (V.V.D.): Ik heb enige malen - het is niet de eerste keer, mijnheer de Voorzitter, en ik ben niet de enige geweest - betoogd, dat de prioriteitenkeuze, zoals wij die bij andere kabinetten hebben gezien, tot stand kwam aan de hand van een politieke norm, waarbinnen men moest blijven en die tot kiezen dwong. Dit kabinet heeft die norm welbewust verlaten. Het heeft gezegd: Dit zal tijdelijk zo moeten zijn, niet alleen voor dit jaar, maar ook voor het komende jaar. Minister Veldkamp: Dat is toch geen politieke norm? Minister Den Uyl: Welke prioriteiten koos u dan, binnen die norm? De heer Toxopeus (V.V.D.): Ja, binnen die norm volgens de prioriteiten, die wij te zamen vaststelden. Dat weet u heel goed. Minister Den Uyl: Dus te zamen, zo à l'improviste. De heer Toxopeus (V.V.D.): Neen, niet à l'improviste, dat weet u ook heel goed. Er was een prioriteitennota en er waren uitvoerige debatten over. Die prioriteitennota had het kabinet toen het begon, want zij lag er op dat moment... Minister Den Uyl: Nee maar! Ten slotte beriep Toxopeus zich, om de discussie in zijn voordeel te beslechten, op De kabinetsformaties 1946-1965: De heer Toxopeus (V.V.D.): Ja zeker, die lag er wél. Dat is bekend, het staat ook in het boek van de heer Duynstee. De heer Duynstee had het wat de datum betreft wel een beetje aan het verkeerde eind, maar het is een feit, dat die nota er was. (HTK 1966-1967, p. 230-231) Even later, tijdens hetzelfde debat, beriep minister van Financiën Anne Vondeling (PvdA) zich ook al op het boek van Duynstee om zijn gelijk te halen. Minister Vondeling: Mijnheer de Voorzitter! De geachte afgevaardigde de heer Toxopeus heeft medegedeeld, dat het hem bekend was, dat bij de kabinetsformaties, bij die in 1963 in het bijzonder, wel gegevens en nota's aanwezig waren, waaruit degenen, die bij de formatie waren betrokken, een inzicht konden krijgen in de omvang van de uitgaven, waarvoor men in die komende jaren zou staan. Ik heb van de geachte afgevaardigde begrepen, dat hij wat 1963 betreft doelde op een nota, die vlak voor de verkiezingen was gepubliceerd door het Centraal Planbureau. Hierin waren inderdaad een aantal gedachten ontwikkeld over de gevolgen voor de rijksuitgaven van een aantal zaken, die in de komende periode zouden moeten worden behartigd. Het is mij niet bekend, dat in 1963 bij de kabinetsformatie ook interne nota's waren, hoewel ik daarover wel eens heb horen verluiden. Ik meen echter - dit staat ook in het befaamde boek van de heer Duynstee over de kabinetsformaties van na de oorlog - dat die nota's in ieder geval niet zijn overgelegd aan degenen, die toen zeer intens aan die formatie hebben meegewerkt. Misschien is dit wel gebeurd in het allerlaatste stadium - dat kan de geachte afgevaardigde zich uiteraard beter herinneren dan ik - maar niet in het stadium, waarbij ik betrokken ben geweest. (HTK 1966-1967, p. 251) ‘Het befaamde boek van de heer Duynstee' was dus al meteen een autoriteit in de vergaderzaal van de Tweede Kamer. Ook na de val van het kabinet-Cals bleef De kabinetsformaties voor Kamerleden tot de verplichte literatuur behoren. Tijdens het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Zijlstra, op 30 november 1966, passeerde het boek weer de revue. PvdA-fractievoorzitter Gerard Nederhorst liet zijn frustratie over de nasleep van de Nacht van Schmelzer de vrije loop: De heer Nederhorst (P.v.d.A.): Mijnheer de Voorzitter! Wanneer prof. Duynstee een vervolg op zijn boek over de kabinetsformaties zal schrijven, dan zal hij ongetwijfeld de kabinetsformatie van het jaar 1966 als een van de naargeestigste kabinetscrisissen typeren. (HTK 1966-1967, p. 305) Ook tijdens het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Biesheuvel, op 4 augustus 1971, werd ‘Duynstee' opgevoerd. In een terugblik op de formatie refereerde D'66-fractievoorzitter Hans van Mierlo er aan bij zijn beoordeling van de benoeming van de staatssecretarissen van het nieuwe kabinet: De heer Van Mierlo (D'66): In het boek, dat op het nachtkastje van Steenkamp lag - het stond deze week in de "Haagse Post" en daardoor ben ik erop geattendeerd - nl. het boek van Duynstee over de kabinetsformaties, staat als laatste zin naar aanleiding van de kabinetsformatie-Cals, dat het ernaar ging uitzien, dat er een tendens was, dat een staatssecretariatenhandel zich zou gaan ontwikkelen om machtsevenwicht te gaan krijgen. Evenzeer als Duynstee verwerp ik dat. (HTK 1971, p. 186) Bijna tien jaar later, op 4 november 1980, werd Duynstee's boek andermaal geciteerd in de Tweede Kamer, opmerkelijk genoeg tijdens een debat over de abortuswetgeving. SGP-Kamerlid Henk van Rossum las voor uit De kabinetsformaties om te onderstrepen dat het wetsvoorstel van het kabinet-Van Agt/Wiegel een waterscheiding betekende voor de christelijke politiek: Van Rossum (SGP): Wanneer dit ontwerp van wet tot afbreking van zwangerschap aangenomen zou worden, zal dit een nieuwe, voortgaande breuk betekenen met wat christelijke politiek tot heden heeft voorgestaan en gedaan. [...] Er is in onze ogen niet slechts sprake van een breuk in de christelijke politiek, maar tevens van een breuk in het gezamenlijke front van christendom en humanisme, in elk geval wat betreft hun strijd voor de humaniteit als basis van de rechtsorde. Nog in de op 27 april 1965 afgelegde regeringsverklaring van het kabinet-Cals werd gezegd dat het regeringsbeleid 'gedragen zal worden door de geestelijke waarden, die in ons volk leven en die in christendom én humanisme tot uiting komen' (Handelingen Tweede Kamer 1964/65, blz. 1309, 1e kol.) Duynstee tekent hierbij aan: 'Dit naast elkaar plaatsen in een regeringsverklaring was in onze politieke historie een novum. In de jaren vijftig zou zij nog onvoorstelbaar zijn geweest.' (F. M. J. Duynstee, De kabinetsformaties 1946-1965, Deventer 1966, blz. 428) Thans zouden wij vast moeten stellen dat geestesstromingen welke vijftien jaar geleden nog op één noemer gebracht werden zich in hun principiële onderscheidenheid openbaren. (HTK 1980-1981, p. 930-931) Vooralsnog voor het laatst werd Duynstee's standaardwerk genoemd tijdens een debat over de openbaarheid van bestuur op 15 februari 1989. Nieuwe wetgeving op dit terrein zou ook consequenties kunnen hebben tijdens de kabinetsformaties. De heer Mateman (CDA): [...] Ik zou er groot bezwaar tegen hebben indien tijdens een formatieprocedure een aanvullende vorm van openbaarheid zou worden betracht die de formateur, informateur en de betrokken partijen op dat ogenblik niet zouden willen betrachten. [...] Naar mijn mening is het een slechte zaak indien overleg van die vertrouwelijke aard verstoord kan worden door voortijdige publikatie. Bij mijn weten heeft niemand in het verleden tijdens die procedures daarop aangedrongen. Geen der politieke partijen die ooit regeringsverantwoordelijkheid hebben gedragen heeft dat gedaan. Ik zou het jammer vinden indien naar aanleiding van de formatie in 1986, waarbij één of twee partijen buiten de regeringsvorming vielen, een staatsrecht zou ontstaan waarbij datgene wat sinds de Tweede Wereldoorlog in de Kamer gemeengoed is geweest overboord wordt gezet. Ik zou dat een slechte zaak vinden. Naar mijn mening moeten hierbij de landsbelangen zwaarder wegen dan vermeende oppositiebelangen of regeringspartijbelangen. Die lijn wil ik overeind houden. Ik constateer dat - ik heb de stukken van Duynstee en Maas gelezen - geen formateur of informateur van welke partij dan ook meer openbaarheid heeft betracht dan de heer Steenkamp in 1970 en de heer Zijlstra in 1967. Zelfs het dagboek van een onderhandelaar - het betreft hier overigens een onderhandelaar, geen formateur, ook al is hij dat in die periode wel geweest - vermeldt in de bijlage niet meer openbaarheid dan de openbaarheid die dit zittend kabinet de laatste keer heeft betracht. Ik wil het echter los zien van het zittende kabinet. Alle kabinetten na de oorlog hebben naar mijn mening ongeveer dezelfde werkwijze gehanteerd. (HTK 1988-1989, p. 4929) CDA-Kamerlid Wim Mateman refereerde weliswaar wat oneerbiedig aan ‘de stukken van Duynstee en Maas', maar hij markeerde terecht dat inmiddels, naast het ruim twee decennia oude werk van Duynstee, een tweede standaardwerk over de naoorlogse kabinetsformaties was verschenen: Kabinetsformaties 1959-1973 ('s-Gravenhage 1982) - van de hand van Duynstee's opvolger als directeur van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, P.F. Maas. Ook dat zou lang een gezaghebbende publicatie blijven - een geruststellende gedachte voor de huidige beoefenaren van de parlementaire geschiedenis. Alexander van Kessel |
![]() |
Het Handelingenkevertje speurt wekelijks de Handelingen af naar boeiende, interessante,
serieuze en / of grappige feiten, wetenswaardigheden en anekdotes uit de parlementaire geschiedenis.