CPG weblog
![]() |
25 februari 2013
Op 28 januari jl. kondigde koningin Beatrix aan dat zij op 30 april van dit jaar afstand doet van de troon. Vrijwel direct erna rees de vraag: wat gebeurt er met Koninginnedag? Zou de Koninginnedagviering in Amstelveen en Graft-De Rijp nog wel doorgaan? En hoe zou Koninginnedag gevierd gaan worden na het aantreden van de nieuwe koning Willem-Alexander? Dat deze vragen al onmiddellijk rezen laat zien dat de nationale feestdag door Nederlanders belangrijk gevonden wordt. Voor iedereen is het een vrije dag, wie iets te kopen of verkopen heeft kan terecht op de vele vrijmarkten die er overal worden georganiseerd, voor kinderen zijn er spelletjes te doen op straat en wie van feesten en dansen houdt komt op deze dag volop aan zijn trekken. De traditie van de Koninginnedagviering is al meer dan een eeuw oud. In 1885 werd ter ere van de vijfde verjaardag van het prinsesje Wilhelmina in Utrecht voor het eerst een ‘Prinsessedag' georganiseerd. Na de dood van koning Willem III in 1890 werd deze omgedoopt tot een Koninginnedag, die voortaan jaarlijks op 31 augustus plaatsvond. Partijpolitieke twisten Aanvankelijk werd Koninginnedag echter niet door alle Nederlanders gevierd. In de eerste helft van de twintigste eeuw hing het af van je politieke overtuiging of je de dag vierde of niet. Communisten en aanhangers van de Sociaal-democratische Arbeiderspartij (SDAP) weigerden in verband met hun republikeinse voorkeur principieel om deel te nemen aan het feest, en vierden in plaats daarvan 1 mei, de Dag van de Arbeid. In de Tweede Kamer kon dit soms tot debatten aanleiding geven. Op 21 december 1909 (pdf, 4,1 MB) vestigde de ARP'er N. Oosterbaan de aandacht op een advertentie die in de zomer van dat jaar was verschenen in het Twentsch Zondagsblad. Hierin was een oproep gedaan aan ‘alle anti-Koningsgezinden' om mee te werken aan een eigen feest op de geboortedag van de koningin. Ouders die er bezwaar tegen hadden dat hun kind deelnam aan een Koninginnedagfeest waar ‘het jonge kindergemoed volgepropt wordt met allerlei leugens', konden op die manier hun kinderen een alternatief bieden. Het feest werd een succes: ongeveer 200 kinderen namen eraan deel, en een tiental onderwijzers had gezorgd voor begeleiding. Wat betreft de onderwijzers was hier sprake van ‘een ambtelijk optreden en een direct gebrek aan eerbied tegenover het hoofd van den Staat', vond Oosterbaan, en dat kon niet. Baron A.I.M.J. van Wijnbergen van de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP) was het met hem eens. Onderwijzers die hun onderwijs niet willen dienstbaar maken ‘om de kinderen op te voeden tot toekomstige Nederlandsche Staatsburgers door hun liefde en eerbied in te prenten voor de constitutioneele instelling, en liefde en eerbied in te prenten voor 't Huis van Oranje, liefde en eerbied in te prenten voor den regeerenden vorst of vorstin', hoorden aan een openbare school niet thuis. Minister Th. Heemskerk van Binnenlandse Zaken (ARP) was het met de heren eens. Het stond de gemeentebesturen vrij dergelijke onderwijzers te ontslaan, meldde hij. Twee jaar later, in november 1911, werd in de Tweede Kamer weer gesproken over een Koninginnedagincident. Wat was het geval? Een onderwijzer had bij de Koninginnedagviering, geïnspireerd door zijn republikeinse overtuiging, bewust verzuimd zijn pet af te nemen bij het zingen van het Wilhelmus, hetgeen uiteindelijk had geleid tot zijn ontslag. SDAP-fractievoorzitter P.J. Troelstra had het gevoel dat de man om partijpolitieke redenen extra streng was aangepakt en nam het in de Kamer voor hem op (pdf, 2,1 MB). Overigens zonder resultaat. Koninginnedagprotesten 1969 Vanaf het midden van de jaren dertig kreeg de republikeinse koers van de SDAP een gematigder karakter. De PvdA waarin de partij na de Tweede Wereldoorlog opging verzoende zich met de monarchie. Dat Koninginnedag na de troonswisseling van 1948 in verband met Juliana's verjaardag gevierd werd op 30 april, de dag vóór de Dag van de Arbeid (1 mei), een voor socialisten belangrijke feestdag, was misschien enigszins ongelukkig. Toch groeide in de decennia na de oorlog Koninginnedag steeds meer uit tot een werkelijk nationale feestdag. Slechts incidenteel flakkerde het anti-monarchistische vlammetje op Koninginnedag bij radicalere socialistische stromingen nog even op. Bijvoorbeeld in 1969 toen Amsterdam het toneel was van Koninginnedagprotesten, waarbij onder meer gedemonstreerd werd tegen de oorlog in Vietnam en een fanfarekorps slaags raakte met socialistische jongeren. In de Tweede Kamer werden aan deze rellen niet veel woorden vuil gemaakt. De meeste aandacht ging uit naar de bezetting van de Katholieke Hogeschool in Tilburg, die in diezelfde week plaatsvond. Twee feestjes? De nieuwgekozen datum van de Koninginnedagviering lag in de tijd echter niet alleen dichtbij de Dag van de Arbeid, maar ook vlakbij de vijfde mei, de dag die na de oorlog gekozen was om de bevrijding van de Duitse bezetting te vieren. Het bleek dat er in de praktijk op Bevrijdingsdag weinig festiviteiten werden georganiseerd. Enerzijds kwam dit doordat het moeilijk bleek in een paar dagen tijd twee volksfeesten te organiseren, anderzijds ook doordat delen van Nederland waren bevrijd op een andere dag dan 5 mei en herdenkingen en vieringen lokaal daaraan waren aangepast. De vrije middag die was ingesteld ter viering van de bevrijding kwam op deze manier niet tot zijn recht, concludeerde de regering, en zij besloot deze om die reden te verschuiven naar Koninginnedag. Dat leverde direct een interpellatie op van het communistische Kamerlid H. Gortzak (pdf, 2,5 MB). Heeft dit ‘ten doel, op min of meer geforceerde wijze, de nadruk te leggen op de viering van de Koninginnedag en dit ten koste van de herdenking op 5 Mei?', vroeg hij zich af. Ook onder de bevolking bleek het regeringsbesluit op de nodige weerstand te stuiten, zodat in 1954 zowaar een heel debat aan de kwestie gewijd (pdf, 7,8 MB) werd, waarin onder andere getwist werd over de vraag of de bevrijding en de monarchie op één dag samen gevierd konden worden of niet. Veranderen deed dit het regeringsbesluit echter niet. De neiging twee feestjes in één keer te willen vieren deed zich bij de Tweede Kamer overigens in 1992 opnieuw voor, zij het op een geheel andere manier. Het openingsfeest voor het nieuwe Kamergebouw vond namelijk plaats op Koninginnenacht. Organisatorische kwesties De afgelopen decennia hebben in het parlement geen discussies meer plaatsgevonden die betrekking hadden op het belang of de aard van de Koninginnedagviering zelf. Voor zover Koninginnedag in de Kamer nog ter sprake kwam, ging het meestal om kwesties die de praktische organisatie van de dag betroffen. Recent werden bijvoorbeeld door Esther Ouwehand van de Partij van de Dieren Kamervragen gesteld over het verbieden van vuurwerk op Koninginnedag (pdf, 39 kB) in verband met het broedseizoen van vogels. Ook veiligheidsmaatregelen waren de afgelopen jaren een punt van discussie, vooral na de tragische gebeurtenissen bij de Koninginnedagviering van 2009, waarbij een auto inreed op de menigte toen de Koninklijke stoet passeerde. Koningsdag Op 30 april aanstaande wordt de troon bestegen door Willem Alexander. Toen Koningin Beatrix koningin werd, besloot zij, mede in verband met het feit dat haar verjaardag in de koude maand januari valt, de geboortedatum van haar moeder aan te houden als de dag waarop Koninginnedag gevierd wordt. Koningsdag zal echter gevierd worden op 27 april, de geboortedatum van Willem Alexander. De nieuwe koning zal aan die dag ongetwijfeld zijn eigen invulling geven. Dat dit tot fundamentele vragen in het parlement zal leiden is niet waarschijnlijk. Het feest van de monarchie is inmiddels immers bovenal een feest van het volk dat door niemand meer ten principale ter discussie gesteld wordt. Hilde Reiding |
![]() |
Het Handelingenkevertje speurt wekelijks de Handelingen af naar boeiende, interessante,
serieuze en / of grappige feiten, wetenswaardigheden en anekdotes uit de parlementaire geschiedenis.