"De advocatuur moet de roep om bondigere processtukken serieus nemen" - reacties

Datum bericht: 29 april 2020

Jozua van der Beek

De rechtspraak vindt dat processtukken bondiger moeten. Volgens Jozua van der Beek moet de advocatuur deze oproep serieus nemen. Hij vraagt zich af of het probleem niet ook ligt bij de inhoudelijke kwaliteit en leesbaarheid van processtukken.

Tijdens een recente bijeenkomst met advocaten klonk vanuit de rechtspraak de verzuchting dat processtukken toch echt bondiger moeten worden. Anders is het voor de rechter binnenkort 'niet meer te doen'. De rechtspraak kampt immers met een hoge werkdruk. Er werd gesproken over de mogelijkheid om via het procesrecht beperkingen aan de omvang van processtukken op te leggen. Vanuit de zaal bracht de advocatuur allerlei bezwaren tegen dit voorstel in stelling.

Dit onderwerp is niet nieuw. In een pilot uit 2012 werd bij de rechtbank Arnhem geëxperimenteerd met een dergelijke beperking van de omvang van processtukken. In een reactie in het Nederlands Juristenblad schreven enkele advocaten over 'luie rechters'. Het spreekt voor zich dat een dergelijke polarisatie van het debat niet constructief is.

Waarom advocaten vaak lange processtukken schrijven

Een goed debat begint met wederzijds begrip tussen de rechtspraak en de advocatuur.

Vanuit de rechter bezien is het begrijpelijk dat hij of zij een hekel eraan heeft om, na zich door ellenlange processtukken te hebben geworsteld, erachter te komen dat deze 'investering' (van tijd en overheidsgeld) in al dat leeswerk weinig heeft opgeleverd. Dit kan het geval zijn als na lezing van die processtukken blijkt dat de daarin verwoorde argumenten volstrekt kansloos zijn, niet relevant zijn, onduidelijk blijven, onnodig ingewikkeld zijn gemaakt of ongestructureerd (en met te veel herhalingen) zijn gepresenteerd.

Vanuit de advocaat bezien is het ook begrijpelijk dat hij of zij alle ruimte wil hebben om het standpunt van de cliënt op een partijdige manier voor het voetlicht te brengen. Voor de advocaat staat het belang van de cliënt voorop. Daarbij komt dat de advocaat de instructies van de cliënt niet zomaar naast zich kan neerleggen. Bovendien ontbreekt soms de tijd of het budget voor een andere aanpak.

Rechterlijke uitspraken zijn meestal veel bondiger dan processtukken van advocaten. Waarom zouden processtukken niet ook veel korter kunnen zijn? Een belangrijk verschil is dat advocaten meer onzekerheden in goede banen moeten proberen te leiden. Een advocaat weet namelijk meestal niet precies hoe de wederpartij zal reageren. En nadat de wederpartij heeft gereageerd, laten de stellingen van de wederpartij soms aan duidelijkheid te wensen over. Bovendien kan een advocaat vaak moeilijk voorspellen welke pleitbare argumenten de rechter uiteindelijk zullen overtuigen. In hoger beroep of cassatie komt daarbij nog dat niet altijd duidelijk is hoe het oordeel van de lagere rechter precies moet worden uitgelegd.

Dit alles brengt de advocaat ertoe om in zijn of haar processtukken vaak voor meerdere ankers te gaan liggen. Hoewel de rechter eveneens wordt geconfronteerd met dergelijk interpretatiekwesties, kan hij of zij als beslisser vaak 'kortweg' de knopen doorhakken. Voor de rechter bestaat meestal minder noodzaak om alle mogelijke alternatieven uitdrukkelijk in de uitspraak te behandelen (mits de uitspraak uiteraard voldoet aan de daarvoor geldende motiveringseisen).

Gaat het wel om de omvang van processtukken?

Naast dit wederzijds begrip is een heldere diagnose nodig.

Soms kunnen processtukken inderdaad kort blijven. In hoger beroep in civiele zaken moet het partijdebat in beginsel plaatsvinden in de eerste schriftelijke ronde (de zogenoemde tweeconclusieregel). Tijdens de daaropvolgende mondelinge behandeling zouden de pleidooien daarom in beginsel kort kunnen blijven. Er resteert dan meer tijd voor de rechter om vragen te stellen en voor partijen om daarop te reageren. Op die manier kan tot de kern van de zaak worden doorgedrongen.

In veel andere gevallen zou een beperking van de omvang van processtukken neerkomen op een beknotting van het recht van partijen om hun zaak te bepleiten.

Ik vraag mij af of het daadwerkelijk gaat om de omvang van processtukken. Omvangrijke processtukken kunnen tenslotte zeer leesbaar en lezenswaardig zijn. Daarentegen zijn sommige korte processtukken een obscuur libel. Bovendien zal de rechter geen bezwaar tegen omvangrijk processtukken hebben als het in de betreffende zaak simpelweg niet anders kan. Misschien gaat het meer om de inhoudelijke kwaliteit en leesbaarheid van processtukken.

Over de inhoudelijke kwaliteit van processtukken valt veel te zeggen, maar ik beperk mij tot enkele gedachten.

Allereerst is het belangrijk dat de advocatuur de roep vanuit de rechtspraak om bondigere processtukken serieus neemt. Een goed en efficiënt werkend rechtssysteem is immers ook in het belang van de advocatuur en haar cliënten. Daarbij komt dat het belang van de cliënt vergt dat de advocaat in staat is om de rechter te overtuigen. Daarvoor is begrip van het perspectief van de rechter essentieel, ook waar het gaat om de presentatie van de zaak.

Bovendien wijs ik op een fundamentele taak van de advocaat die soms over het hoofd wordt gezien. Volgens de Advocatenwet moet de advocaat in het belang van een goede rechtsbedeling niet alleen partijdig zijn, maar ook (onder meer) onafhankelijk ten opzichte van de cliënt en de zaak.

Voor de inhoudelijke kwaliteit (en omvang) van processtukken betekent dit het volgende. De advocaat is geen doorgeefluik van alles wat de cliënt wil aanvoeren. Allereerst moet de advocaat op basis van deskundigheid zijn of haar cliënt informeren over de sterke én zwakke kanten van de zaak. Vervolgens komt het aan op overtuigingskracht, zowel bij het opstellen van de processtukken als bij de communicatie met de cliënt. In de processtukken moet de advocaat de sterke kanten van de zaak benadrukken en de zwakke kanten op een voor de cliënt zo gunstig mogelijke manier ondervangen, maar zonder daarbij ongeloofwaardige standpunten in te nemen (of een overtuigende presentatie van de zaak anderszins geweld aan te doen). In de communicatie met de cliënt zal de advocaat hem of haar ervan moeten proberen te overtuigen dat het innemen van ongeloofwaardige standpunten simpelweg niet werkt. Voor de rechter (en de advocaat van de wederpartij) leveren dergelijke ongeloofwaardige standpunten vooral overbodig leeswerk op en daarmee een verspilling van tijd en geld.

Schrijven is een kunst

Dit brengt mij bij mijn volgende gedachte. Schrijfvaardigheid is een kunst. Zo is de Hoge Raad inmiddels zo’n anderhalf jaar aan de slag met een project 'Helder Recht'. Dit project is gericht op heldere, begrijpelijke en goed leesbare uitspraken. Ook voor de advocatuur is aandacht voor schrijfvaardigheid geen overbodige luxe. Ik heb mijzelf voorgenomen om dit jaar in het kader van de permanente opleiding een cursus schrijfvaardigheid te volgen.

Net zoals de rechtspraak werkt aan goed leesbare uitspraken, moet de advocatuur werken aan goed leesbare processtukken.

Lees ook:


Jozua van der Beek is advocaat bij Zenas Legal. Hij procedeert bij de Hoge Raad in civiele zaken. Daarnaast is hij raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Bekijk het cursusaanbod van het CPO