Hoe de burgemeester steeds meer een sheriff wordt - Reageren

Datum bericht: 4 mei 2021

Hub Hennekens

Emeritus hoogleraar Staats- en bestuursrecht Hub. Hennekens maakt de balans op van het tienjarig bestaan van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De wijze waarop de rol van de burgemeester is gewijzigd, baart hem zorgen.

In oktober 2020 was het tien jaar geleden dat het onderdeel 'veiligheid' werd overgeheveld van het departement van Binnenlandse Zaken BZK naar het ministerie van Justitie, dat daarmee werd omgedoopt tot het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV). Dit feit vraagt ook in staatsrechtelijk opzicht aandacht. Wat is in het tienjarig bestaan van dit nieuwe ministerie bereikt?

Aanvankelijk was de 'veiligheid' als eerste taak vermeld, later voerde 'justitie' het primaat in de naamgeving. Jarenlang heeft dit departement zijn macht uitgebreid en het eind is nog niet in zicht. In 2012 werd de politie geheel binnengehaald. Als compensatie van dit gemeentelijk verlies is een tweede soort politie in het leven getreden: de buitengewone opsporingsambtenaren (boa's), waarmee gemeenten hun taken veelal verrichten. De coronacrisis is een testcase voor het loodzware ministerie van JenV. De minister van JenV heeft intensief contact met de voorzitters van de 25 veiligheidsregio's. Deze regiovoorzitters, door de Kroon benoemde functionarissen, waren voorheen de burgemeesters als voorzitters van de regionale politieorganisatie. Hun nieuwe rol is gerelateerd aan het burgemeesterschap, maar functioneel staan zij grotendeels onder het gezag van de minister. De Wet veiligheidsregio's regelt dit in strijd met de Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals eerder door mij uiteengezet.

For reasons of safety

In veel landen speelt veiligheid, ingevuld door de machthebbers, een wezenlijke rol. Jaren geleden bezocht ik een 'democratisch' land dat mensenrechten schond waarvoor ze als rechtvaardiging aanvoerden: 'for reasons of safety'. Jonge broekjes van rond de twintig jaar hielden je onder schot, je mocht blij zijn als het geweer niet afging. Zij zorgden voor veiligheid, handhaafden de wet. Maar vertrouwenwekkend was dit niet.

Onze minister van JenV bekommert zich ook om veiligheid. In zijn brief van 3 juli 2018 aan de Tweede Kamer schrijft hij modernisering van het staatsnoodrecht te bezien. Hij overweegt een wet voor crisisomstandigheden. Het betreft een vijftigtal wetten. Artikel 103 Grondwet, dat de basis vormt van het staatsnoodrecht, wordt kort vermeld. Beperking van grondrechten wordt niet aan de orde gesteld. Juist de relatie tussen grondrechten en crises vraagt evenwel indringend aandacht. De coronacrisis heeft – voor wie het nog niet wist – duidelijk gemaakt dat grondrechten soms vergaand beperkt werden. De regiovoorzitters beperkten op initiatief van het kabinet diverse grondrechten.

Van decentraal naar centraal gezag over burgemeesters

Voorzitters van de veiligheidsregio's werden ingeschakeld in de zorg voor de nationale veiligheid. Deze ontwikkeling past in de wijze waarop onze decentrale eenheidsstaat stap voor stap verwordt tot een centralistische staatsorganisatie. De positie van de burgemeester is in de loop van deze eeuw deels een justitiële geworden. In de Gemeentewet zijn talloze bepalingen van dien aard ingevoerd. 25 burgemeesters zijn in de Wet veiligheidsregio's aan het centrale gezag onderworpen. Is de commissaris van de Koning staatsrechtelijk zowel provinciaal als rijksorgaan, voor de burgemeester is dat niet zo: deze is uitsluitend gemeentelijk orgaan. De burgemeesters die als regiovoorzitters benoemd zijn, vervullen een daarmee strijdige positie omdat zij in zoverre onder het gezag van de minister van JenV zijn geplaatst. Ook de minister van VWS heeft gezag over hen uitgeoefend. Zij waren in hun doen rijksambtenaren. Er zijn aanwijzingen dat deze ontwikkeling voortgaat. De brief van de minister van JenV zegt daarover niets, maar het ligt in de lijn der verwachting. Al geruime tijd is zo'n justitiële invloed en hegemonie jegens gemeenten en burgemeesters in het bijzonder aan de orde. Zo is ingevolge verdragsschending aan de gemeenten gedoogbeleid 'verkocht' door het OM onder de naam coffeeshop. Daartoe is zelfs aan de burgemeesters een handhavingsbevoegdheid in de Opiumwet (art. 13 b) toegekend. Dit gedoogbeleid heeft ons land een immense materiële en immateriële schade berokkend. De mare van de coffeeshop ging en gaat tot ver buiten Europa. Na ervaringen in onder andere Maastricht en Venlo is nu ook de burgemeester van Amsterdam tot de bevinding gekomen dat die aantrekkende werking niet de weg naar nationale trots is. Gemeenten zijn met een groot aantal justitiële bepalingen uitgerust: camerabewaking, wapenverordeningen, Wet tijdelijk huisverbod et cetera. Via het driehoeksoverleg zijn het OM en de politie de facto regisseurs geworden in de wijze van handhaving.

Medebewind moet steunen op wettelijk vastgelegde normen, maar dat is verlaten: de burgemeester is als ambtsdrager en regiovoorzitter feitelijk in hoge mate onder het ministerie van JenV geschaard. Daarvan getuigt ook een interview van de voorzitter van het veiligheidsberaad over de coronacrisis. Volgens hem waren de regiovoorzitters vooral uitvoerders (van rijksbeleid) tijdens de coronacrisis. Van burgemeesters werd ook verwacht te zorgen voor handhaving door optreden van de boa's in hun bevoegdheid tot opsporen en strafrechtelijk beboeten. Dit zijn justitiële activiteiten onder verantwoordelijkheid van het OM. Langzamerhand verwordt het burgemeestersambt tot sheriff onder het gezag van de minister van JenV en het OM. Is die ontwikkeling in het belang van de burgers? Of verlangt de gemeenschap ter plaatse een andere overheid? Piet van Mourik schrijft in Binnenlands Bestuur van 2 april 2021: "Gemeenten kunnen wantrouwen in overheid wegnemen." Dat er wantrouwen is, acht hij een gegeven.

De justitiabele is niet dom. Is hij bij de burgemeester welkom?

Iedereen beseft wanneer er onrecht wordt aangedaan. De gang van zaken rond de toeslagenaffaire heeft dat heel duidelijk gemaakt. Onder verantwoordelijkheid van het ministerie van JenV is de laatste tien jaar veel misgegaan. Het aantal afgetreden bewindslieden spreekt voor zich. Het boetekleed achteraf biedt geen garantie voor de toekomst. Dat geldt voor én wetgever én regering én ambtenaar. Parlementaire enquêtes geven slechts lucht aan wie zich ermee inlaat. De burger krijgt er kennis van, maar wordt aldus geen recht gedaan. Een 'democraat' (een niet-juridisch gedetermineerde term) die zich niet aan de rechtsregels houdt, verdient geen overheidsfunctie. De Nederlandse orde van advocaten berichtte op 10 maart 2021 dat de programma's van zeven politieke partijen niet overeenstemmen met wat de rechtsstaat vereist. Dat gegeven mag de minister van JenV niet ontgaan noch degenen die zich de overheidsmacht waardig achten. Vertrouwen in de overheid kan slechts wordt gebouwd op personen die het recht respecteren en daarnaar handelen.

Veelal wordt vanzelfsprekend ervan uitgegaan dat de overheid rechtvaardig handelt, ook op gemeentelijk niveau. Maar wordt daar ook voldoende in geïnvesteerd? Zou het burgemeestersambt niet in aanmerking kunnen komen om daarin een rol te spelen? Dit ambt dient daarvoor niet 'in het veiligheidspak genaaid' te worden. Het moment lijkt aangebroken waarop het Nederlands Genootschap van Burgemeesters bepleit dat gewerkt moet worden aan de vertrouwensrelatie tussen de plaatselijke overheid en de inwoners: een uitgelezen rol voor de burgemeester. Door een burgemeester annex sheriff kan vertrouwen niet worden verworven for reasons of safety.

Lees ook:


Hub. Hennekens is emeritus hoogleraar Staats- en bestuursrecht aan de Radboud Universiteit en oud-lid van de Raad van State.

Het CPO organiseert regelmatig cursussen over Bestuursrecht. Bekijk hier het cursusaanbod