Mr. Fred Hammerstein: 'KEI is in aantocht'
Het voortraject kende pieken en dalen, maar KEI is nu echt in aantocht. Dat verheugt 'senior lawyer' mr. Fred Hammerstein zeer.
Op 12 juli van dit jaar heeft de Eerste Kamer de KEI-wetgeving aanvaard. Kort daarna zijn de desbetreffende vier wetten en twee besluiten in het Staatsblad gepubliceerd (2016, nummers 288 tot en met 293). Daarmee heeft de wetgever zijn aandeel geleverd in het project dat tot doel heeft de civiele rechtspraak te moderniseren, zoals volgt uit de naamgeving: Kwaliteit en Innovatie.
Zonder op de eigen borst te willen kloppen (ik was als regeringscommissaris bij dit project betrokken) stel ik vast dat hiermee binnen betrekkelijk korte tijd een voor de toekomst van het burgerlijk procesrecht belangrijke vernieuwing tot stand is gebracht. Dit resultaat is, zoals ik heb ervaren, te danken aan de noeste arbeid van een aantal wetgevingsjuristen die voorbeeldig met elkaar hebben samengewerkt. Zij hebben op hun beurt kunnen profiteren van de talrijke raadgevingen en adviezen die zij hebben ontvangen uit 'het veld'. Ik noem hier als belangrijkste en meest (constructief-)kritische adviseur de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht. Deze commissie levert, evenals andere commissies zoals de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en de Commissie Vennootschapsrecht, al decennia commentaar op concepten van wetsvoorstellen die dan meestal nog in het stadium van de ambtelijke voorbereiding verkeren.
Ik gebruik – of, zo u wilt, misbruik – deze bijdrage om erop te wijzen dat het bereiken van de hoge Kwaliteit die de helft van de doelstelling vormt van KEI, alleen bereikt kon worden dankzij de scherpzinnige opmerkingen van een groot aantal juristen die bereid zijn tijd en aandacht te besteden aan dit soort van werk ten behoeve van de samenleving waarvoor zij vanuit de politiek meestal niet veel erkenning, laat staan beloning, ontvangen. Ik heb daarbij niet alleen het oog op deze adviescommissies, maar (juist) ook op al degenen die tijdens de consultatie van zich hebben laten horen.
Het ministerie heeft nauw samengewerkt met degenen die vanuit de Rechtspraak belast zijn met het andere gedeelte van het project: het ontwerp en bouwen van de systemen die nodig zijn om digitaal procederen mogelijk te maken en de werkprocessen opnieuw in te richten. Ik verwijs voor meer informatie hierover naar de website van de Raad voor de rechtspraak. Ook bij deze activiteiten zijn zeer veel mensen betrokken, waaronder de medewerkers van Spirit die inmiddels enkele jaren aan het werk zijn om de ICT-kant tot een succes te maken. Zij hebben meer belangstelling getrokken dan de wetgevende arbeid. De reden hiervan is triviaal. Hoewel niemand de noodzaak betwist om digitaal procederen mogelijk te maken in deze tijd (waar diensten van bijvoorbeeld de belastingdienst en de banken al lang zijn omgeschakeld), was de vrees voor calamiteiten het grootste aandachtspunt. Ik vind het niet vreemd dat die vrees bestaat, want de belangen zijn groot en de risico's zijn niet gering.
Toch heb ik mij verbaasd over de enorme weerstand en de hardnekkige pogingen meer zekerheid te bedingen dan in deze wereld verkrijgbaar is. Die pogingen zijn met name gedaan door twee beroepsorganisaties die het kennelijk tot hun taak rekenen de belangen van hun leden tot het uiterste te verdedigen zonder veel oog te hebben voor de algemene belangen die op het spel staan. Beeldvorming is daarbij niet onbelangrijk. Incidenten breed uitmeten en gevaren overdrijven bevorderen niet een vlotte besluitvorming. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten zijn er gelukkig niet in geslaagd deze wetgeving tegen te houden of te vertragen, omdat de Eerste Kamer de tijd heeft genomen zorgvuldig naar de bezwaren te kijken (meer dan gebruikelijk was er aandacht voor de uitvoeringsperikelen) en te wegen met de eerder vermelde uitkomst. De aanvaarding heeft tot gevolg dat in beginsel de nieuwe regels in werking kunnen treden per 1 februari 2017, zij het voor een beperkt aantal procedures en gerechten, omdat de invoering gefaseerd zal verlopen.
Digitaal procederen is – anders dan sommigen denken – niet bedoeld als een middel om te bezuinigen en betekent ook niet een louter 'technische' verandering. In de eerste plaats zal de toegang tot de rechter erdoor vereenvoudigd worden, waarmee een buitengewoon belangrijke doelstelling bereikt kan worden. Daarmee wordt voldaan aan een eis die volgens internationale maatstaven essentieel is voor de kwaliteit van de rechtspraak. In de tweede plaats zal het werk van de rechter fundamenteel anders gaan worden omdat digitalisering ongekende mogelijkheden voor innovatie biedt. Ik verwijs hier naar het werk van Richard Susskind, zoals zijn boekje voor studenten Tomorrow's Lawyers waarin hij ontwikkelingen beschrijft waarmee zij te maken krijgen en waarbij zij niet kunnen rekenen op veel begrip van de 'senior lawyers'.
Ik hoop dat Susskind met dat laatste ongelijk zal krijgen, maar de koudwatervrees die er bestond tijdens het wetgevingsproject geeft op dit punt weinig hoop. Daarom schrijf ik graag als inmiddels erg senior hier op dat KEI voor ons allen niet alleen een grote verandering zal betekenen maar ook grote verbeteringen zal brengen in het burgerlijk procesrecht dat nog altijd de ouderwetse doelstelling heeft het materiële recht te doen verwezenlijken waar dat nodig is. Dat kan echter alleen nog op een 'nieuwerwetse' manier. KEI is nu echt in aantocht en dat verheugt mij zeer.
Mr. Fred Hammerstein was tot 1 mei 2016 raadsheer in de Hoge Raad. Van 2013 tot 2015 bekleedde hij de CPO-wisselleerstoel.
Meer weten over KEI? Het CPO biedt dit najaar cursussen over KEI.