Mr. Jozua van der Beek: 'Modernisering civiel bewijsrecht: komt de waarheid beter aan het licht?'
Gaat de voorgestelde modernisering van het burgerlijk bewijsrecht zorgen voor betere waarheidsvinding? Mr. Jozua van der Beek ziet voordelen en nadelen.
In de rechtspraktijk bestaat al geruime tijd de wens het bewijsrecht in civiele procedures te moderniseren. Dit was de aanleiding voor het advies 'Modernisering burgerlijk bewijsrecht' van de expertgroep bestaande uit mr. A. Hammerstein, prof. mr. W.D.H. Asser en prof. mr. R.H. de Bock. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft dit advies op 7 juni 2017 aan de Tweede Kamer gestuurd.
Een eerste uitgangspunt in het advies is dat partijen zoveel mogelijk voorafgaand aan de procedure, dus in de preprocessuele fase, informatie moeten verzamelen. Dit sluit aan bij de verplichting van partijen naar huidig recht om meteen in het eerste processtuk te vermelden over welke bewijsmiddelen zij (kunnen) beschikken. Een tweede uitgangspunt is dat partijen die in de preprocessuele fase geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden van bewijsverzameling die redelijkerwijs voorhanden waren, tijdens de procedure geen of slechts beperkt mogelijkheden voor nadere bewijslevering krijgen. Een derde uitgangspunt is dat partijen in de preprocessuele fase jegens elkaar verplicht zijn mee te werken aan het verstrekken van alle relevante informatie.
Om partijen waar nodig te faciliteren bij het zelf verzamelen van alle relevante informatie voorafgaand aan een juridische procedure, adviseert de expertgroep om een preprocessuele mondelinge behandeling in te voeren. In samenspraak met de rechter en de wederpartij kan tijdens deze mondelinge behandeling in kaart worden gebracht of en zo ja, welke voorlopige bewijsverrichtingen (zoals een voorlopig getuigenverhoor of een voorlopig deskundigenonderzoek) nodig zijn om een compleet beeld van de feiten te krijgen. Tijdens deze mondelinge behandeling kan de rechter partijen helpen hun geschil in te kaderen en mogelijk op te lossen voordat het geschil escaleert en verder wordt gejuridiseerd. Als een procedure vervolgens toch nodig blijkt, zal deze efficiënter kunnen verlopen, doordat de preprocessuele bewijsverzameling al heeft plaatsgevonden, wat voor partijen en de rechter veel tijd en kosten bespaart, aldus de expertgroep.
Voordelen en nadelen
Het advies van de expertgroep bevat interessante voorstellen. Het advies is ook vanuit diverse kanten bekritiseerd. Zo wordt gevreesd dat de preprocessuele bewijsverrichtingen veel tijd en geld kosten (althans 'naar voren halen'), terwijl deze een oplossing van het materiële geschil niet noodzakelijkerwijs dichterbij brengen. Bovendien bestaat de zorg dat invoering van deze voorstellen ertoe leidt dat tijdens de procedure nog minder ruimte voor bewijslevering zal worden gemaakt dan nu het geval is, terwijl bewijslevering tijdens de procedure soms efficiënter zal zijn. Daarnaast wordt opgemerkt dat verplichtingen van partijen om mee te werken aan het verstrekken van informatie geen zoden aan de dijk zetten, zolang de schending daarvan niet daadwerkelijk en effectief wordt bestraft.
Interessant is vooral het voorstel om één algemeen 'verzoek tot voorlopige bewijsverrichtingen' mogelijk te maken, in plaats van de nu bestaande afzonderlijke verzoeken tot bijvoorbeeld een voorlopig getuigenverhoor, of voorlopig deskundigenonderzoek, of een afzonderlijke vordering tot inzage, of afschrift van bepaalde bescheiden. Volgens de expertgroep kan de rechter hierbij een faciliterende rol aan partijen bieden. Daarbij kunnen verschillende voorlopige bewijsverrichtingen zo nodig worden gecombineerd, bijvoorbeeld door het horen van getuigen in combinatie met het verstrekken van inzage in bepaalde stukken.
Ik juich dit voorstel toe. Een dergelijke combinatie van voorlopige bewijsverrichtingen met daarbij de faciliterende rol van de rechter kan ertoe leiden dat de ene bewijsbron een volgende bewijsbron ontsluit. Met een dergelijk 'dynamisch' instrument kunnen meer feiten boven water worden gehaald dan met het huidige 'statische' instrumentarium. Door effectievere mogelijkheden zullen partijen naar verwachting ook meer werk van de bewijslevering maken. En naarmate de kans toeneemt dat de waarheid uiteindelijk aan het licht zal komen, zullen ook verplichtingen van partijen om mee te werken aan het verstrekken van alle relevante informatie, mits voorzien van een effectieve sanctie, meer inhoud krijgen.
Inspiratie uit het enquêterecht
Verder denkend zou het enquêterecht nadere inspiratie kunnen bieden. Ook de enquêteprocedure bestaat uit verschillende fasen. Indien blijkt van gegronde redenen om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen (eerste fase), kan de ondernemingskamer een onderzoek gelasten (tweede fase). Indien uit het onderzoeksverslag van wanbeleid is gebleken, kan de ondernemingskamer op verzoek bepaalde voorzieningen treffen (derde fase). Bovendien beschikt de onderzoeker over uitgebreide wettelijke bevoegdheden, waarmee deze vaak daadwerkelijk erin slaagt – zo blijkt ook uit de praktijk –openheid van zaken te bewerkstelligen.
Gezien de bijzondere aard van de enquêteprocedure bestaan uiteraard allerlei redenen op grond waarvan kan worden betoogd dat de vergelijking daarmee mank gaat. Dit laat echter onverlet dat bij de uitwerking van het voorstel tot invoering van één algemeen 'verzoek tot voorlopige bewijsverrichtingen' binnen het kader van een door de rechter gefaciliteerde preprocessuele fase inspiratie aan het enquêterecht kan worden ontleend. Zo beschikt de onderzoeker in een enquête over de bevoegdheid tot inzage in de gehele administratie van de desbetreffende rechtspersoon, terwijl de vordering tot inzage of afschrift is beperkt tot 'bepaalde' bescheiden. Bovendien lijkt de onderzoeker in een enquête zijn slagkracht vooral te ontlenen aan zijn 'algemene' bevoegdheid, waarbij bijvoorbeeld het inzagerecht en de inlichtingenplicht 'dynamisch' kunnen worden ingezet, zo nodig met behulp van de rechter. Op die manier kan hij alle afzonderlijke puzzelstukjes één voor één boven water halen en daarmee uiteindelijk de complete puzzel leggen. Wat mij betreft maken we het algemeen 'verzoek tot voorlopige bewijsverrichtingen' net zo effectief, zodat de waarheid in civiele zaken beter aan het licht kan komen.
Lees ook
- Mr. Jozua van der Beek: 'Wie verder denkt over het recht, moet ook verder denken over de feiten'
- Mr. Jozua van der Beek: 'Prejudiciële vragen aan het EHRM: een aankomend succes?'
- Mr. Fred Hammerstein: 'Rechtsstaat slecht voor de burgers?'
Mr. Jozua van der Beek is partner bij bureau Brandeis. Hij procedeert bij de Hoge Raad in civiele zaken. Op het gebied van corporate en commercial litigation procedeert Jozua van der Beek ook bij de rechtbanken en de gerechtshoven. Daarnaast houdt hij zich bezig met het tot stand brengen van internationale collectieve schikkingen van massaschade.