"De toewijzing van zaken is niet transparant. Hoe kan het beter?"

Datum bericht: 11 juli 2019

René Klomp

Hoe wordt bepaald welke rechter over een zaak oordeelt? Raadsheer-plaatsvervanger René Klomp vindt dat de werkwijze omtrent de toewijzing van zaken onvoldoende transparant is. Maar er is een oplossing.

Een door de Nederlandse wetgever nooit onder ogen gezien onderwerp is de toewijzing van een zaak aan een individuele rechter of combinatie van rechters, ook wel zaakstoedeling genoemd. De reden om hier aandacht voor te vragen is dat de rechterlijke macht, net als alle andere overheidsorganen, met toenemende publieke aandacht heeft te maken. Eén van de vragen die dan kan worden gesteld is: wie bepaalt met welke criteria welke rechter over een zaak oordeelt? Dat er aanleiding is om bij deze vragen stil te staan, blijkt ook uit het rapport van het Europese Netwerk van Raden voor de Rechtspraak (ENCJ) (NJB 2017/24, p. 1323). Dit rapport beoordeelt de wijze waarop zaken onder rechters worden verdeeld als onvoldoende transparant.

Hoe worden zaken toegewezen?

Een wettelijke regeling ontbreekt. De toewijzing van zaken is een bevoegdheid van het gerechtsbestuur en wordt geregeld door het bestuursreglement van het desbetreffende gerecht. Gerechtsbesturen zijn op grond van artikel 20 lid 1, sub c, RO verantwoordelijk voor "de toedeling van zaken aan de leden van de enkelvoudige en meervoudige kamers". Hiertoe dient een bestuursreglement te worden opgesteld. Dit is iets anders dan het 'zaaksverdelingsreglement', dat alle gerechten op grond van artikel 21 RO dienen te hebben. In de zaaksverdelingsreglementen is vrijwel niets te vinden over de toewijzing van zaken aan rechters of raadsheren en de daarvoor in aanmerking komende criteria.

Hoe gaan de gerechtsbesturen hiermee om? Alle rechtbanken en hoven hebben een bestuursreglement met daarin een bepaling over toewijzing van zaken. De daarin genoemde toe te passen criteria als de omvang van ieders aanstelling, de met bepaalde zaken gemoeide werkbelasting, de vereiste rechterlijke ervaring, de specifieke vereiste kennis en ervaring op een bepaald rechtsgebied en de individuele omstandigheden betreffende de inzetbaarheid van een rechter zijn van een grote vanzelfsprekendheid.

Toewijzing verloopt niet transparant

De hamvraag is echter: wie bepaalt met inachtneming van genoemde criteria welke rechter op welke zaak wordt gezet? En meer in het bijzonder: hoe worden de verschillende criteria gewogen? Is deze procedure voldoende transparant? Mijn indruk is dat dit niet het geval is. Dat ik hier niet alleen in sta, blijkt ook uit de opmerking van Ruth de Bock die in haar NJV-preadvies uit 2015 opmerkt: "Ook een gefundeerd en consistent zaakstoedelingsbeleid, waarin rekening wordt gehouden met specialismes, ontbreekt bij de meeste gerechten." (R.H. de Bock, NJV-preadviezen 2015, 75). Bovendien kennen deze bestuursreglementen geen regels over wat te doen in geval een reeds aangewezen rechter dient te worden vervangen vanwege bijvoorbeeld ziekte of verschoning.

Ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) heeft al langere tijd aandacht voor dit onderwerp, zo blijkt uit de door haar opgestelde Rechterscode: "Ten behoeve van het waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid is een objectief en transparant systeem van zaakstoedeling nodig. De organisatie dient er in samenspraak met de rechters voor te zorgen dat er zo'n systeem komt." De oproep van de NVvR heeft in 2012 geleid tot een commissie onder voorzitterschap van Herman van der Meer, destijds president van de rechtbank Haarlem, tegenwoordig president van het gerechtshof Amsterdam. Deze commissie heeft naar verluidt wel een concept 'Code Zaakstoedeling' opgesteld, maar daar is officieel helaas nog niets mee gebeurd.

Dat ook de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) zich bewust is van de zaakstoedelingsproblematiek blijkt uit de recente publicatie in de serie Rechtstreeks, waarin Stephan Grimmelikhuijsen opmerkt: "Op dit moment is de wijze van zaakstoedeling per rechterlijke instantie verschillend en niet duidelijk voor de buitenwereld. Een mogelijk risico is dat bij zaakstoedeling op enige wijze belangenverstrengeling optreedt." (Stephan Grimmelikhuijsen, Rechtstreeks 2018, nr. 2, 21).

Internationaal zijn er normen ontwikkeld met betrekking tot zaakstoedeling. Het reeds genoemde ENCJ kent een in 2013/2014 ontwikkeld protocol, bestaande uit 11 minimumvoorwaarden (Standards IV: Allocation of Cases). Zeker niet alle aspecten van deze internationale voorbeeldstandaard komen terug in de bestuursreglementen. Zo is niet te vinden op grond van welke criteria een zaak bij een rechtbank enkelvoudig of meervoudig wordt behandeld.

De oplossing: slimme software

Hoe zou idealiter een verdeling van zaken moeten plaatsvinden? De oplossing voor een transparante, objectieve wijze van toedeling van zaken moet mijns inziens worden gevonden in een computerprogramma waarin alle relevante variabelen worden opgenomen. Dat is geen eenvoudige taak, maar zeker ook geen onmogelijke opgave. Denk enerzijds aan hetgeen een specifieke zaak vereist, zoals bijzondere deskundigheid en/of ervaring van een rechter, of een meervoudige behandeling bij een omvangrijke zaak. Anderzijds zijn er de relevante kenmerken van de rechters, zoals hun beschikbaarheid, specifieke kennis en eventuele conflicts of interest. De belangrijkste aspecten worden nu al bij de zaakstoedeling in acht genomen, zoals we bij de hierboven genoemde bestuursreglementen hebben gezien.

De discussie over welke factoren wel en welke factoren niet bij de toedeling een rol zouden moeten spelen, moet natuurlijk worden gevoerd - en die discussie zal misschien nooit eindigen. Maar daar gaat het niet om. Het gaat om dat wat nu ontbreekt: een wijze van toedeling die boven iedere twijfel is verheven. Die is volgens mij alleen te bereiken door er een computerprogramma voor te ontwikkelen, die geheel onafhankelijk van enige menselijke factor een zaak aan een bepaalde rechter of combinatie van rechters toewijst. Hoewel rechtspraak en ICT gezien het recente debacle van de KEI-wetgeving niet noodzakelijk goed samengaan, zou dit toch met niet al te ingewikkelde software georganiseerd moeten kunnen worden.

Dit lijkt me bij uitstek een taak voor de Raad voor de rechtspraak. Aan de slag!

Dit artikel verscheen eerder in langere vorm in G.P. Nifterik e.a. (red.), De Achterkant van Minerva. Opstellen aangeboden aan prof. Kees Cappon ter gelegenheid van zijn afscheid van de Universiteit van Amsterdam, [z.p.] 2019.

Lees ook:


René Klomp is raadsheer-plaatsvervanger bij het Gerechtshof Amsterdam. Voor het CPO verzorgt hij de cursus Actualiteiten Verbintenissenrecht en webinars Actualiteiten Burgerlijk recht.