Er zit een kleine hapering in de verbinding met Djoeba, maar al snel klinkt er een opgewekt stemgeluid aan de andere kant van de lijn. “Is mijn Nederlands verstaanbaar genoeg?” Wat heet: na al die jaren beheerst Kon Kelei de taal nog steeds uitstekend. Kelei begint te vertellen en neemt ons mee naar het stroeve begin van zijn jaren in Nederland. “In juni 2000 kwam ik in Nederland aan, tijdens het EK Voetbal dat Nederland en België organiseerden. Mijn asielprocedure verliep ontzettend traag. De interviewers bij de immigratiedienst vonden mijn verhaal niet duidelijk genoeg. Ik wist namelijk niet de exacte route van mijn reis te beschrijven. Mijn eerste asielaanvraag werd dus afgewezen. Na in beroep te zijn gegaan, kreeg ik pas in 2002 mijn verblijfsvergunning.”
De herinneringen van mr. Kon Kelei
- Naam
- Kon Kelei
In 2000 arriveerde Kon Kelei in Nederland. Hij ontvluchtte Zuid-Soedan als ex-kindsoldaat van het Sudan People’s Liberation Army. In Nijmegen volgde Kelei de opleiding Internationaal en Europees recht, waar hij de basis legde voor zijn rol in de wederopbouw van zijn geboorteland.

Op weg naar een opleiding
In de tussentijd zat Kelei niet stil. Hij bereidde zich voor op het onderwijs. “Ik was namelijk met één doel naar Nederland gekomen: ik wilde leren. Als ik een opleiding had gevolgd, zou ik terug kunnen naar mijn land van herkomst om daar iets te kunnen betekenen. Ik zat in een asielzoekerscentrum in Lochem. Daar heb ik me ontzettend gefocust op het leren van de Nederlandse taal. Ondertussen had ik een acteerrolletje in de film Tussenland. Dat geld heb ik gebruikt voor mijn studie. Ik was achttien jaar en mijn asielverzoek was afgewezen, dus de staat zou mijn opleiding niet meer betalen. Dat heb ik dus maar zelf gedaan.”
Toen hij een verblijfsvergunning kreeg, leerde Kelei de taal bij een leercentrum in Utrecht. Hij maakte de stap naar het hoger onderwijs. “Dat was heel zwaar. In 2005 slaagde ik en ging ik naar het HBO. Daar kreeg ik te horen dat ik met deze opleiding nooit advocaat of rechter zou worden, omdat ik dan geen civiel effect zou hebben. Ze zeiden: ‘Als je in één jaar je propedeuse haalt, kun je wél naar de universiteit.’ Ik ben er dus keihard voor gaan werken. Dat was natuurlijk harstikke moeilijk door mijn taalachterstand, maar het lukte.” Kelei klopte aan bij de Universiteit Utrecht. “Dat werd geen succes, om twee redenen: ik was te laat voor de inschrijving en ik zou pas in mijn derde of vierde jaar Internationaal recht kunnen studeren. Amsterdam: zelfde verhaal. Na wat speurwerk op Google vond ik Nijmegen, Tilburg en Maastricht. Die boden wél Internationaal recht aan, al kon ik me in Maastricht pas later in het programma specialiseren. Ook in Tilburg was ik te laat voor de inschrijving. Ze wilden geen uitzondering maken. Dus toen werd het Nijmegen. Zij vertelden me: ‘De inschrijving is nét gesloten, maar als je alle benodigde documenten hebt, kunnen we kijken wat we voor je kunnen betekenen. Dus ik verzamelde mijn documenten en stapte meteen in de trein van Gorinchem naar Nijmegen.”
"Louk legde uit dat een studieschuld niet het type schuld was waarbij je in de gevangenis wordt gesmeten als je het niet kunt afbetalen. Dat wist ik niet.”
Stroeve start
Kelei kwam na een speurtocht over de campus terecht bij het hoofd student support, dat was destijds mevrouw Louk Hermans-Brand. “Zij vertelde me: ‘We hebben plek, dus we schrijven je in. Maar weet je dat de rechtenopleiding in Nijmegen heel pittig is?’ Dat wist ik natuurlijk, maar ik wilde er mijn best voor gaan doen. Als het niet lukte, dan had ik het in ieder geval geprobeerd.” Kelei startte en vond de opleiding meteen erg lastig. “Of het nu de Nederlandse taal, de studiecultuur of het onderwijssysteem was: alles was compleet nieuw voor me. Daarbovenop moest ik blijven reizen vanuit Gorinchem, want er was geen betaalbare woonplek in Nijmegen. Ik woonde alleen in Nederland, dus ik had geen familie om me financieel te ondersteunen voor de huur van een kamer. Ik schreef me in bij de SSHN, maar die hadden een vreselijk lange wachtlijst. Ik moest dus blijven reizen, wat veel te veel tijd in beslag nam. Ik stond om 5.30 uur op en was vaak pas om 20.30 uur thuis. En dan moest ik nog koken en studeren.”
Dit proces hield Kelei twee maanden vol. De tentamenperiode brak aan. “Ik merkte dat ik de stof niet begreep. Ik haalde één tentamen, maar ik zakte er voor twee. Daar baalde ik enorm van. Toen heb ik alle moed verzameld en klopte ik weer aan bij Louk Hermans-Brand. Ze zou haar best doen, maar om me te helpen moest ze mijn verhaal kennen. Ik legde mijn complete voorgeschiedenis op tafel: mijn verleden als kindsoldaat, hoe ik ben gevlucht naar Nederland en mijn opstartproblemen. Ik zat niet lekker in mijn vel. Maar Louk bleef met me praten en probeerde me er doorheen te helpen. Ze stapte naar de decaan, dat was toen Tijn Kortmann. Louk en hij schreven een aanbevelingsbrief voor de SSHN. Goed nieuws: ze hadden plek voor me, maar het was duur. Louk adviseerde me om een studiebeurs aan te vragen. Maar ik wilde geen schulden hebben, want ik wilde uiteindelijk terugkeren naar mijn geboorteland. Maar toen legde Louk uit dat dit niet het type schuld was waarbij je in de gevangenis wordt gesmeten als je het niet kunt afbetalen. Dat wist ik niet.”
Tijn Kortmann heeft mij praktisch als een zoon onder zijn vleugel genomen. Hij was oprecht: als ik iets niet goed had gedaan, vertelde hij dat recht voor mijn raap.
Stabiele studententijd
Kelei nam het advies ter harte en betrok een studio in SSHN-complex Proosdij, aan de Minervaplaats. Daarna namen zijn studieresultaten meteen een vlucht. “Ik kreeg steun van de hele faculteit, zowel de docenten als de studenten. Ik heb destijds een stichting opgezet, waarbij iedereen mij fantastisch hielp met fondsen werven. Later hebben we daarmee een school gebouwd in Zuid-Soedan.” De docenten speelden een grote rol in Kelei’s studieplezier. Hij graaft in zijn geheugen om er een paar op te noemen. “Een docent waar ik nog wel eens aan terugdenk is Ybo Buruma. Hij had een directe, simpele manier van vertellen. En hij was altijd te bereiken. Tijn Kortmann was een wat moeilijkere man, maar hij heeft mij praktisch als een zoon onder zijn vleugel genomen. Hij was oprecht: als ik iets niet goed had gedaan, vertelde hij dat recht voor mijn raap. Hij wilde dat ik zou slagen. Karel Wellens van internationaal recht was ook zo gericht op mijn succes. Soft, maar serieus.”
Met een glimlach blikt Kelei terug op zijn studententijd. “De omgeving van Nijmegen was prachtig. Alleen al de campus, of vlakbij bij mijn studio, dat stationnetje. Kom, hoe heet dat ook alweer… Station Heyendaal! Daar kon ik al van genieten. En de sfeer op de rechtenfaculteit was heerlijk.” Tijdens zijn studententijd verdiende Kelei wat bij met verschillende acteerrollen. “Hoe ik daarbij kwam? Bij mijn eerste rol in de film Tussenland zochten ze een Zuid-Soedanese jongen. Ik paste bij de beschrijving, dus ik mocht auditie doen. Daarna was het vooral een opvolging van mijn cv door de regisseurs en werd ik gecast. Maar ik heb ook gewoon in de supermarkt gewerkt hoor. Of dat druk was? Ja natuurlijk! Maar ik vond het fijn om mensen om me heen te hebben. En als je wil studeren maar je hebt geen familie die je kan ondersteunen, moet je nu eenmaal veel werken.”
Wij zijn de generatie die het moeten opbouwen, daardoor kom je in allerlei netwerken terecht. En ja, dat brengt inderdaad de nodige kopzorgen met zich mee. Ik heb niet voor niks nu al grijze haren!

De opbouwgeneratie
Dat drukke leven geldt ook voor Kelei’s huidige carrière. Hij reist onder meer de wereld over als academicus, lobbyist en kinderrechtadvocaat. “Ja ook dat is druk, maar het gaat goed. Ik verveel me in ieder geval niet. En ik heb nu een gezin. Met mijn werk hoop ik ze een goed leven te bieden.” Kelei’s dagen en weken verschillen nogal van elkaar. “Ik pendel heen en weer tussen mijn werk als advocaat en mijn werk als docent, mits ik in dat semester tenminste lesgeef. Ik werk ook voor een NGO en ben politiek actief. Niet als politicus, maar als vertegenwoordiger van het Dallaire Institute for Children, Peace and Security. Ik kaart met name mensenrechten aan. Zuid-Soedan bestaat natuurlijk nog niet zo lang, dus we adviseren vrij veel over het inrichten van de staat als geheel. Wij zijn de generatie die het moeten opbouwen, daardoor kom je in allerlei netwerken terecht. En ja, dat brengt inderdaad de nodige kopzorgen met zich mee. Ik heb niet voor niks nu al grijze haren!”
Zelf is Kelei nu al een tijdje docent aan de universiteit van Djoeba. “Toen ik docent werd, heb ik Kortmann en Wellens om advies gevraagd. ‘Ik ga terug naar Zuid-Soedan, ik ga doceren, wat moet ik doen?’ Ze zeiden: ‘Jongen, zorg dat je jouw werk goed voorbereid. Want je moet niet vreemd opkijken als studenten ineens slimmer blijken te zijn dan de docent.’ Blijven studeren, scherp blijven. Dat heb ik natuurlijk ter harte genomen. En ze drukten me op het hart: neem alle vragen serieus. Zelfs als je zelf denkt dat het een belachelijke vraag is. Dus ik heb in die zin zeker wat opgestoken van mijn eigen leermeesters.”
Nijmegen is absoluut the place to be. Zorg dat je alles leert wat je wil leren.
Vanuit Nijmegen op de wereldagenda
De situatie is nu relatief stabiel in Zuid-Soedan. “Rustig zou ik het niet noemen, maar het is vele malen erger geweest. Als je het hebt over de periode 2013 tot 2018, net na de onafhankelijkheid, dat waren moeilijke jaren. Veiligheidstechnisch, medisch en humanitair gezien, gaat het nu echt al een stuk beter. De komst van corona was natuurlijk lastig. Maar we wandelen door, we houden ons hoofd nu aardig boven water.”
Wat zou Kelei nog graag willen meegeven aan huidige studenten? “Nijmegen is absoluut the place to be. De Radboud Universiteit zet je op de wereldagenda. Zorg dat je alles leert wat je wil leren. Ik heb nooit gedacht: ‘goh, ik wou dat ik dit ook nog geleerd had’. Aan de docenten zou ik willen zeggen: blijf in de voetsporen treden van de docenten die je voorgingen. De Radboud Universiteit heeft ervoor gezorgd dat ik niets tekort kwam. Ik ben nu de lead counsel van het team met juristen dat Zuid-Soedan vertegenwoordigt bij het internationale centrum voor arbitrage in Parijs. Dat team verdedigt enorme belangen, waarbij het gaat om miljardenbedragen. En daarvoor heb ik in Nijmegen de basis gelegd. Zij gaven me de kans.”
Kijktip
Naast zijn diverse acteerrollen, heeft Kon Kelei ook meegewerkt aan de documentaire Achterland - de weg terug naar Cuey Machar.
Verder verscheen er een boek over zijn bijzondere vriendschap met Waldemar Torenstra, die hij ontmoette op de set van Grijpstra en de Gier.