De herinneringen van mr. Paul Canoy

Paul Canoy
De colleges waren gedegen en veelvuldig, en je had direct contact met de hoogleraren
Naam
Paul Canoy

Alumnus Paul Canoy deelt zijn herinneringen aan de Nijmeegse rechtenfaculteit en de omgangsvormen der studenten in de jaren ’50 middels een ingezonden brief.

Na het gymnasium A aan het Canisius College in 1949, heb ik me samen met een aantal klasgenoten laten inschrijven bij de Roomsch Katholieke Universiteit Nijmegen. Ik koos voor de nog jonge studierichting Politieke en Sociale Wetenschappen. De meeste alfa's gingen rechten, een taal of geschiedenis studeren, maar dit was nieuw. Ik wilde eens wat anders proberen. Maar aan het einde van het eerste jaar zei professor Jurgens tegen mij ‘je kunt maar beter rechten studeren, want de komende 25 jaar is er nog voldoende vraag naar juristen'. Na een jaar ben ik dus overgestapt naar Rechten. Daarin haalde ik in één keer het kandidaatsexamen. Dat was in zoverre verwonderlijk omdat veel studenten moeite hadden met het vak ‘Oud-vaderlands en Romeins recht’. Destijds was dat een belangrijk onderdeel van het onderwijs. De zeer gerespecteerde hoogleraar Hermesdorf was bij het examineren niet gemakkelijk. De spanning viel bij mij gelukkig wel mee, want zijn twee zonen waren lid van het dispuut De Gong waar ik inmiddels was toegetreden.

Bestuur van dispuut De Gong
Bestuur van dispuut De Gong bij ceremoniële inwijding van een nieuw lid, Canoy in het midden.

Het verenigingsleven

Dit brengt me op het NSC Carolus Magnus, destijds de enige studentenvereniging waarvan je zowat automatisch lid werd, met aansluitend de druk bezochte ‘kroeg’ van de sociëteit Roland aan de Oranjesingel 42. Het ‘kroegbezoek’ begon met een heftige ‘groentijd’ die uitgerekend in 1949 weer was ingevoerd. We lieten ons kaalscheren en gedurende enkele maanden ondergingen we psychische en fysieke vernederingen van blaffende ouderejaars tot in alle hoeken van de zaal. Tegelijkertijd werd je ‘gefleurd’ door disputen die ieder hun eigen tafel hadden met zware clubfauteuils eromheen. Als je even later als volleerd kroeglid bij vrienden was aangeschoven, dan kon je in de kroeg hardop roepen om een drank of een hapje. Dat werd bij je neergezet door ‘Frits’, de vertrouwde onverstoorbare ober Frits van de Geer die elke student met ‘meneer’ aansprak.

Paul Canoy over dispuut De Gong

Typerend voor die tijd was ook dat je door hoogleraren eveneens met ‘meneer’ werd aangesproken, zij het met wederzijdse handhaving van de conventionele gezagsverhouding. Ceremonieel getint was ook dat je tentamen deed in een net kostuum (‘kotspak’ in de kroeg), kandidaatsexamen in jacquet en doctoraal in rokkostuum. Deze fraaie kleding droeg je ook op de jaarlijkse inauguratie-feesten in concertzaal De Vereeniging en talrijke andere feestelijkheden elders. Je ging daar met een ‘meisjesstudente’ naartoe, nadat je bij haar ouders een beleefdheidsbezoek had gebracht.

Bureau Werkende Studenten

Intussen heb ik nog niet verteld dat de studie eigenlijk helemaal niet zo vlot verliep. Dat komt omdat mijn best wel deftige ouders niet in staat waren financiële steun te bieden. De inmiddels verkregen studiefinanciering was niet toereikend, en daarmee verloor ik veel tijd aan allerlei baantjes. Het nog jonge ‘Bureau Werkende Studenten’ was een uitkomst. Het stuurde mij naar kantoren en fabrieken, en meer spectaculair: als reisleider naar Frankrijk en Oostenrijk.

Dit alles heeft me overigens niet verhinderd volop mee te doen aan het Nijmeegse studentenleven. Vanaf 1953 woonde ik op kamers, meestal bij een ‘hospita’ die je ook wel controleerde op je zedelijk gedrag. Als een vriendin je kwam opzoeken moest je eerst wel even de toestemming hebben van de hospita. Studentenhuizen waren destijds overigens op één hand te tellen. Toch had je wel veel contact met elkaar, want de losse kamers lagen onderling op loopafstand en dan was een herkenninsgsfluitje voldoende om de deur open te doen voor urenlange gesprekken over het leven.

Paul Canoy

Tentamens bij de hoogleraren

Terug naar de studie en de faculteit zelf. Ik weet niet of de faculteit toen al zo'n reputatie had als op het ogenblik. Maar de colleges waren gedegen en veelvuldig, en je had direct contact met de hoogleraren; een wetenschappelijke staf was er niet. Zonder tekort te willen doen aan andere hoogleraren, denk ik nu het meest terug aan de hoogleraren Jurgens, Petit, Van Eck en (Frans) Duynstee. Met Wim van der Grinten had ik door het dispuut De Gong al veel contact, maar hij was toen nog niet hoogleraar in Nijmegen.

In het privaatrecht beviel het zakenrecht me het meest want in veel van de andere vakken kon je wat mij betreft allerlei kanten op. Dit was voor een deel ook het geval met strafrecht, maar Van Eck was wel een hele heldere docent. Het staats- en administratief recht vond ik gewoon prettig, mede door de manier waarop Duynstee het gaf en joviaal met ons omging in zijn driedelig pak met pochet. Als onderdanige student had ik met professor Jurgens heel aardige ervaringen. Hij ‘meneerde’ niet, en ik werd wel eens uitgenodigd op 'n feestje bij hem thuis voor zijn eveneens studerende kinderen. Toen ik serieus tentamen bij hem deed, begon hij met het optillen van een grote asbak waaronder een reep chocola verborgen lag. "Ga je gang", zei hij, "als je een stukje wilt". Bijzonder was ook het omvangrijke tentamen bij Petit, waarbij ik losliet dat ik interesse had in een beurs voor Europese studies aan de Universiteit van Nancy. Hij stond na afloop op en begon in het Frans (de moedertaal van zijn vrouw) voor mij de aanvraag te dicteren. De beurs werd even later toegekend en ik ben gegaan, in 1956, nog voor het doctoraal, maar dat is een ander (mooi) verhaal. In die tijd waren de tentamens en examens nog altijd mondeling: je zat alleen tegenover één of meer hoogleraren. Toen ik eens een slechte beurt maakte zei hoogleraar Van Wijnbergen: "Meneer Canoy, u bent wel slim maar u wéét het niet".

Paul Canoy over studeren in Nancy

 

Paul Canoy na afloop van een doctoraalexamen in 1953.
Deze foto is genomen na afloop van een doctoraalexamen in 1953, voor de Aula. De studenten hebben een auto met chauffeur gehuurd, Canoy houdt rechts de bloemen vast.

Het doctoraalexamen

Er was in de doctoraalstudie intussen overigens toch wel vaart gekomen. Dat kwam o.a. door de tussenkomst van de studentendecaan Johanna van Driel. Ik vertelde haar dat ik met die baantjes te zeer het paard achter de wagen spande. Ze nam meteen, waar ik bij zat, de telefoon om Den Haag te bellen en zei bij het neerleggen: "U krijgt 500 gulden". Fluitend ging ik naar mijn kamer waar ik contact opnam met een bekende repetitor die me voortvarend bij de hand nam. Na het doctoraal ben ik niet als jurist doorgegaan, maar later - in mijn universitaire secretaris-functies - heb ik van de rechtenstudie veel profijt gehad.

Het lijkt me tenslotte ook wel aardig om nog aan te geven wat er in de aula Wilhelminasingel 13 gebeurde als een medestudent doctoraalexamen deed. De ruime hal was vóór afloop gevuld met meelevende vrienden in afwachting van de uitslag. Die werd bekend als de pedel, de heer Christen, vanuit zijn kamer de hal overstak, de examenzaal inging en even later de deuren wijd opende. Er volgde dan een luid gejuich of er moest stil getroost worden. Van de geslaagden en hun vrienden zijn talloze vrolijke statiefoto's bekend, genomen buiten op het bordes. Soms kwamen er ook fraaie koetsen voorrijden om de meest getrouwen naar een feestlocatie te brengen.

Voilà, het ging me even om tussendoor enkele typeringen van ‘andere tijden’ te geven, die ik me als alumnus van de Alma Mater herinner.

Over Paul Canoy

Over Paul Canoy

Paul Canoy werd geboren in Den Haag, maar verhuisde op 9-jarige leeftijd voor het werk van zijn vader – Canoy senior was wijnhandelaar – naar Nijmegen.