We hebben taal gegeven aan het snijvlak tussen theorie en praktijk
21 september 2022
Door: Vanessa Verhoeff
De Radboud Docenten Academie is sinds ruim een jaar bezig met vernieuwen van haar curriculum voor alle typen studenten (voltijd, deeltijd, minor en masters). In het afgelopen jaar is het fundament gelegd voor het curriculum. Komend schooljaar wordt dit uitgebouwd tot een volledig uitgewerkt curriculum. Dat gebeurt zowel op het instituut en in alle opleidingsscholen zodat in september 2023 het nieuwe curriculum van start kan. Arnoud Aardema, hoofd onderwijs van de Radboud Docenten Academie én projectleider van het project ‘curriculumvernieuwing’ over de belangrijkste veranderingen, de grootste uitdagingen en de kunst van het opleiden van docenten voor een snel veranderende maatschappij.
Waarom vernieuwen jullie het curriculum? Was het oude curriculum niet goed?
Er zijn een aantal redenen waarom we met een nieuw curriculum aan de slag zijn gegaan. We willen de complexiteit van het beroep nog meer uitgangspunt maken van het curriculum. We vinden dat de student meer ruimte moet krijgen om zelf regie te nemen op het eigen leren. En tot slot is het nodig om het onderwijs efficiënter in te richten waardoor we alle verschillende studenttypen kunnen blijven bedienen.
Wat is de grootste verandering in het nieuwe curriculum?
De wet en ook ons oude curriculum gaat uit van ‘rollen van de docent’. Maar die rollen zeggen eigenlijk niks. Die krijgen pas betekenis als je ze vertaalt naar activiteiten. Uiteraard deden we dat in het oude curriculum maar dat gebeurde impliciet. Daar hebben we nu verandering in gebracht. De rollen van de docent hebben we vertaald naar zeven kernpraktijken. Een voorbeeld van een kernpraktijk is bijvoorbeeld vakdidactisch ontwerpen van onderwijs. Maar ook communiceren met tieners en functioneren in een schoolorganisatie zijn kernpraktijken. We hebben daarmee taal gegeven aan het snijvlak van theorie en praktijk. Daarmee kunnen we samen met het werkveld de complexiteit van het vak nog beter analyseren, opdelen én samenbrengen. Het is een mooie kapstok voor instituut en werkveld om met elkaar in gesprek te gaan.
Zijn de kernpraktijken samen met het veld tot stand gekomen?
Jazeker. Er is een groep samengesteld van opleiders en vertegenwoordigers uit het werkveld die samen de kernpraktijken geformuleerd hebben. Gedurende het proces zijn de keuzes die daarin gemaakt zijn steeds getoetst bij alle betrokkenen binnen en buiten het instituut: schoolopleiders, programmaleiders, schoolleiders, collega’s binnen de faculteiten en uiteraard de collega’s binnen de docentenacademie.
Leidt het gebruiken van kernpraktijken tot andere curriculum inhouden?
Niet per definitie. De ordening is anders, maar de activiteiten niet perse. Wel komt er meer aandacht voor de rol van de pedagoog. Dat was nodig want daar was veel vraag naar vanuit studenten en vanuit het werkveld. Dan gaat het over het kunnen zien van verschillen tussen leerlingen het daarmee kunnen omgaan. En dan bedoel ik niet alleen cognitieve verschillen maar ook andere, zoals in achtergronden, interesses, en manieren van benaderen.
Je zei dat de student meer ruimte krijgt voor eigen regie van het leerproces. Wat betekent dat concreet?
De keuzeruimte van de student binnen het curriculum wordt bijvoorbeeld flink uitgebreid. En er komt meer ruimte voor het begeleiden van de student bij het nemen van regie op het eigen leerproces. Het ingroeien in het beroep is een diffuus en divers proces. Diffuus omdat het geen lineaire ontwikkeling is, en divers omdat het voor iedereen anders is. Het nemen van regie hierin is een uitdaging. Studenten daarin goed begeleiden en de juiste tools aanrijken is belangrijk om duurzame inzetbaarheid te realiseren. Ze hebben hun hele loopbaan profijt van een goed ontwikkeld vermogen om eigen regie te kunnen nemen. Bijvoorbeeld dat ze weten wanneer het nodig is om anderen te betrekken bij hun werk en niet alleen te blijven ploeteren.
Leidt dit nieuwe curriculum docenten op voor de complexe snel veranderende wereld waarin we leven?
Het zou raar zijn als het antwoord ja zou zijn. De wereld verandert zo snel. Die ziet er nu alweer anders uit dan vorig jaar toen we begonnen met de curriculumvernieuwing. Ik weet niet wat er over 5 of 10 jaar voor crisissen zijn. Het enige wat we kunnen doen is docenten opleiden die vanuit hun professionaliteit kunnen reageren op wat er in de wereld gebeurt. We kunnen ze opleiden tot adaptieve experts, die zich kunnen aanpassen aan nieuwe situaties. Dat kunnen maatschappelijke situaties zijn, maar ook nieuwe onderwijstypes.
Wat vind je het spannendste aan dit nieuwe curriculum?
Dat we met de keuzes die we maken andere vormen van toetsing en onderwijs hanteren dan binnen de universitaire context gebruikelijk is. We gaan bijvoorbeeld geen cijfers meer geven, er komt een integraal oordeel. Hoe gaat dat landen bij studenten?
En waar verheug je je het meeste op?
Ik hoop dat het nieuwe curriculum voor opleiders én studenten in gezamenlijkheid tot een nieuw leerproces leidt dat uiteindelijk leidt tot beter onderwijs voor leerlingen.