Dr. Freyja Ólafsdóttir, Dr. Anne-Sophie Hafner en Dr. Marijn Kuijpers leiden alle drie een onderzoeksgroep binnen in het Donders Institute, elk met unieke expertise in neurowetenschappen. Hun wegen om hoofdonderzoeker te worden waren niet altijd even rechtlijnig. De IJslandse Freyja Ólafsdóttir herinnert zich hoe ze aanvankelijk twijfelde om te solliciteren naar een PI-positie: “Ik dacht dat ik niet klaar was om een PI te zijn, maar mijn collega's moedigden me aan. Ik had bijna niet gesolliciteerd voor de Donders Mohrmann Fellowship. Het onderschatten van eigen capaciteiten is misschien iets waar veel vrouwen mee worstelen.”
Anne-Sophie Hafner, oorspronkelijk uit Frankrijk, benadrukt hoe ze opgroeide in een door mannen gedomineerde wetenschappelijke omgeving. “Tijdens mijn PhD waren alle hoofdonderzoekers mannen, op één na, en de enige vrouwelijke hoofdonderzoeker was de vrouw van de directeur”, herinnert ze zich. Op zoek naar een andere ervaring koos ze voor een lab met meerdere vrouwen voor haar postdoc, maar de scheve balans bleef voelbaar.
Voor Marijn Kuijpers, een moleculair neurowetenschapper die neurodegeneratie bestudeert, is de genderkloof vaak subtiel maar hardnekkig. “Mannen hebben vaak een stabieler academisch traject. Vrouwen verhuizen vaker, vaak vanwege de carrière van hun partner, terwijl mannen vaker een vaste aanstelling krijgen bij de instelling waar ze zijn opgeleid.”
Vooruitgang en uitdagingen van het heden
Het 50-50 evenwicht tussen mannen en vrouwen in de afdeling Neurobiologie is een recente en welkome ontwikkeling. Hafner merkt op dat de verschuiving een merkbaar verschil heeft gemaakt: “Wanneer een afdeling overwegend mannelijk is, is er een andere dynamiek. Ik heb gezien dat vrouwelijke hoofdonderzoekers niet met hetzelfde niveau van autoriteit werden behandeld als hun mannelijke collega's. Dit is nu aan het verbeteren, maar de perceptie is dat ze niet dezelfde autoriteit hebben als hun mannelijke collega's. Dit is nu aan het verbeteren, maar vrouwelijke wetenschappers worden soms nog steeds wel eens als juniorleden ingeschat.”
Ólafsdóttir deelt een persoonlijke ervaring op dit vlak: “Toen ik begon als hoofdonderzoeker, namen mensen vaak aan dat ik een promovendus was. Zelfs administratief personeel reageerde op mijn vragen met 'Oh, dat is alleen voor PI's'. Toen ik vertelde dat ik een PI was, waren ze verbaasd.”
Het combineren van een academische carrière met ouderschap blijkt nog steeds een drempel te zijn. Kuijpers wijst erop dat promovendi in Nederland wel zwangerschapsverlof krijgen, maar voor postdocs en beginnende PI’s is dat anders. “Veel beurzen hebben een vaste tijdlijn, en hoewel er nu een aantal voorzieningen zijn, is het nog steeds moeilijk voor vrouwen om verlof op te nemen zonder hun carrièremomentum in gevaar te brengen.”
Ólafsdóttir, die onlangs een baby kreeg, erkent de recente verbeteringen: “De wetenschappelijke faculteit biedt financiële compensatie voor zwangerschapsverlof, waardoor ik iemand kon aannemen om mijn onderwijstaken over te nemen. Maar het blijft een uitdaging om een balans te vinden tussen kinderopvang en een veeleisende academische carrière.” Bovendien worden vrouwen in vakgebieden waar ze ondervertegenwoordigd zijn vaker gevraagd om zitting te nemen in benoemings- en promotiecommissies, waardoor hun werkdruk toeneemt - een belangrijke inspanning om een eerlijke vertegenwoordiging te garanderen.
Optimistische toekomst
Ondanks deze uitdagingen heerst er optimisme. Kuijpers merkt op dat er weliswaar langzaam vooruitgang wordt geboekt, maar dat dit wel gebeurt: “We zien een geleidelijke toename van het aantal vrouwelijke hoogleraren, maar nog steeds niet genoeg. Het doel is niet per se 50-50, maar het zou binnen het komende decennium minstens 60-40 moeten zijn.”
De drie onderzoekers zijn het erover eens dat bewustzijn en institutionele ondersteuning belangrijk zijn. Hafners advies aan jonge vrouwelijke wetenschappers? “Laat vooroordelen je eigenwaarde niet beïnvloeden. Als iemand je onderschat, zegt dat meer over hen dan over jou.” Ólafsdóttir voegt hieraan toe: “Zoek een mentor of rolmodel die je worstelingen begrijpt. Iemand hebben om mee te praten maakt een enorm verschil.”
Bij het Donders Instituut is het pad naar gendergelijkheid nog in ontwikkeling. Maar met een toenemend bewustzijn, structurele veranderingen en meer vrouwen die senior functies bekleden, biedt de toekomst kansen. Deze Internationale Dag van de Vrouw en het Meisje in de Wetenschap is niet alleen een feestelijke gebeurtenis, maar is bedoeld om het gesprek voort te zetten en ervoor te zorgen dat de volgende generatie vrouwelijke wetenschappers een nog inclusiever academisch landschap aantreft. Lees meer over wat het Donders Instituut te bieden heeft op het gebied van diversiteit en duurzame wetenschap.