1940. Godfried Bomans: student in bezettingstijd
Het jaar 1940 staat in het teken van auteur Godfried Bomans. Hij volgde vakken aan onze faculteit, waaronder enkele die gegeven werden door Titus Brandsma. Hieronder volgen een aantal fragmenten uit zijn werk en uit interviews waarin hij verwijst naar zijn tijd in Nijmegen en aan de universiteit.
Door Ignace de Haes
‘Tot de weinige bewoners van Nijmegen, die de nacht van 9 op 10 mei wakend hebben doorgebracht, behoren de heer Triebels en ik. Wij hadden afgesproken om samen te gaan rijsttafelen in “Germania”, een restaurant aan het Keizer Karelplein, dat nu “Normandië” heet: een naamsverandering, waarin de gehele oorlog besloten ligt.’
Aldus student Godfried Bomans, die deze herinnering opgeschreven heeft. Dit was de nacht dat de Duitsers via de Oranjesingel de stad binnenslopen. Overigens betwijfelt Herman van Run, een vriend van Bomans, of Germania op dat tijdstip wel geopend was. Bovendien kan hij zich niet herinneren dat dit restaurant rijsttafels serveerde.
Het gebeurde op de Ubbergse Veldweg
Godfried Bomans schrijft verder in zijn dagboek over een gebeurtenis een dag later die grote indruk op hem heeft gemaakt:
‘Het gebeurde op de Ubbergse Veldweg, waar een Duitse soldaat krachtig voortstapte om zijn kazerne nog vóór de taptoe te halen. Plotseling stak hij zijn hand op en sommeerde een fietser af te stappen. De man voldeed aan dit bevel en bleef afwachtend naast zijn rijwiel staan. Wat er toen gebeurde, was iets ongelofelijks. De soldaat nam bedaard de fiets over, alsof deze hem werd aangereikt, zwaaide zijn been over het zadel en trapte kalm de tegenovergestelde richting uit. De vanzelfsprekendheid van deze handeling, de rust waarmee zij werd uitgevoerd en tenslotte het bedaarde wegfietsen waren zo verbijsterend, dat de man niets deed dan bewegingsloos zijn eigendom na-ogen, tot het om een bocht verdween. Toen keek hij mij aan. Ik zal die blik nooit vergeten. De hulpeloosheid ervan, de totale onmacht om die ervaring ergens onder te brengen, het plotselinge besef dat de gebruikelijke rubricering onder het begrip diefstal was weggevallen, dit alles lag er in. Van woede of verzet was geen sprake, die reactie moesten we nog leren. Wat uit die blik sprak was het doffe besef, dat de bodem onder ons bestaan was weggevallen. Meer dan enig andere gebeurtenis uit die dagen bracht dit kleine incident mij het inzicht bij dat de rechtsorde der democratie, steunend op de mogelijkheid van appèl, vervangen was door de luim van een voorbijganger.’
Het leven ging echter door
Bomans verbleef tot 11 april 1943 in Nijmegen. Dat is de dag waarop rector magnificus Bernard Hermesdorf de universiteit sloot, uit protest tegen het voornemen van de bezetter om alle studenten te dwingen een loyaliteitsverklaring te ondertekenen. In die verklaring moesten de studenten beloven zich te onthouden van elke tegen het Duitse Rijk gerichte handeling. Studenten die weigerden te tekenen, moesten zich melden bij de ‘Arbeitseinsatz’. Veel studenten, onder wie ook Godfried Bomans, doken onder. Later verhuisde hij terug naar de stad waar hij vandaan kwam: Haarlem.
Nijmegen in de spiegel
Bomans kon humoristisch schrijven over zijn studietijd. In 1953 schreef hij zijn Nijmeegse herinneringen op en deze herinneringen zijn gepubliceerd in het door het Nijmeegse gemeentebestuur uitgegeven boekje Nijmegen in de spiegel (1953). Hij beschrijft een van zijn spaarzame bezoeken aan de universiteitsbibliotheek:
‘Men ging, als het weder gunstig was, naar een college of maakte een praatje met de bibliothecaris van de U.B., die dol op honden was en tussen het voederen door wel eens een boek uitleende, dat hijzelf voor U opensneed, omdat het er anders niet van kwam.’
Bomans en Sinterklaas
Fred Berendse is voorzitter van het Godfried Bomans Genootschap en heeft het boekje Wekker en Wierook gepubliceerd. Hij behandelt daarin alle adressen waar Bomans in Nijmegen heeft gewoond en die voor hem van betekenis zijn geweest. Vooral dit boekje laat zien dat Bomans een studentikoze fantast en feestvierder was en in voor een geintje. Hij bracht het zelfs vanaf 1941 tot de officiële Sinterklaas van Nijmegen. In het jaar 1940 trad hij al op als Sinterklaas bij het Nijmeegse Studenten Corps Carolus Magnus. Typisch voor Bomans is dat zijn fantasie op hol sloeg:
‘Eenmaal zelfs voor het Nijmeegse studentencorps, waarbij ik te paard gezeten en in vol ornaat met een pont van Lent uit de Waal overvoer, omgeven door 3 sloepen vol Zwarte Pieten. Dàt was vakwerk. Jammer dat er een ondoordringbare mist hing, waardoor ik afdreef en te Lobith in volmaakte eenzaamheid voet aan wal zette.’
Lobith ligt strooopfwaarts… Overigens kreeg hij het als Sinterklaas aan de stok met de schoolhoofden omdat hij vanaf het bordes van het stadhuis de jeugd een dag vrij gaf.
Bomans doet ook aan psychologie
In die tijd studeerde Bomans Psychologie en Wijsbegeerte. Ferdinand Sassen gaf Griekse en Romeinse wijsbegeerte, Johannes Hoogveld gaf een inleiding in de wijsbegeerte, logica, metafysica en ethiek, Titus Brandsma gaf geschiedenis middeleeuwse wijsbegeerte en mystiek, en Theo Rutten tenslotte gaf inleiding en geschiedenis van de psychologie. Rutten stuurde zijn studenten de praktijk in. Godfried deed voor twee weken testarbeid in Zeeuws-Vlaanderen:
‘Ik hing de geniale student uit… Daar is die goeie Rutten ingetrapt. Ik werd samen met een vriend erop uitgestuurd om het IQ van de Zeeuwse kinderen te meten… Drie kinderen hebben we getest. Toen hebben we drie maanden gebiljart en zomaar tabellen ingevuld. Te hoog. (Grinnikt). Daarom staan de kinderen in Zeeland nog steeds aangeschreven als de intelligentste in Nederland.’
Bomans en Titus Brandsma
Eén collegereeks bleef hij echter volgen. Hij beschrijft op zijn kenmerkende wijze de colleges van Titus Brandsma:
‘Titus Brandsma heb ik ook zeer goed gekend. Hij gaf drie colleges achter elkaar op Woensdagmiddag en ik was een van de weinige studenten, die ze alle drie uitzat. Tussen de colleges door wandelde hij tien minuten in de tuin en rookte er een sigaartje. Ik liep dan vaak met hem mee, maar men had daar niet zoveel aan, want hij was zeer verstrooid. “Ja, ja”, zei hij vriendelijk, “zo kun je ’t ook zien.” Eens kwam hij op de inval mij te vragen, wat ik eigenlijk studeerde. “Volstrekt niets”, zei ik, en dat was ook zo. “Een mooie richting”, meende Brandsma goedkeurend, “maar dan moeten we ook aanpakken, nietwaar?”
De oorzaak van zijn verstrooidheid was een innige omgang met God en enkele heiligen, die zijn speciale voorkeur hadden, zoals de heilige Theresia van Avila, Johannes van het Kruis en Franciscus van Sales. Iedereen respecteerde dit alibi. Het was zo gemakkelijk om Brandsma erin te laten lopen, dat niemand daar aardigheid in had. Zulke mannen worden door hun argeloosheid beschermd. Titus Brandsma was, zoals gewoonlijk heiligen zijn, een slecht neen-zegger. Zo was hij in de loop van zijn vriendelijke leven, geestelijk adviseur geworden van de ontelbare bonden en verenigingen, waaraan het Roomse leven zo rijk is. Hij woonde de vergaderingen bij van katholieke wasbazen, turners en van het roomse rioleringswezen, voortdurend bedacht op de onderneming hun belangen in het licht van de eeuwigheid te zien en voortdurend de enige in de zaal, die het gezellige samenzijn vanuit die verrassende gezichtshoek bezag. Hij was ook de enige mysticus op het vasteland van Europa, die een algemeen spoorweg-abonnement bezat en in treincoupés is zalig geworden.
Zijn colleges leden daar natuurlijk onder. Het waren de splinters van de plank, die hij elders zaagde, maar ik ging er toch heen, omdat hij zo oprecht meende wat hij zei. Je voelde, als hij over de geschiedenis van de mystiek sprak, dat veel daarvan aan den lijve ondervonden was. En je keek door het collegeraam over zijn verworven hoofd in de ruisende kruinen van drie reusachtige kastanjes, waarin alle kaarsen al ontstoken waren, lang voor de postulator in Rome zijn paperassen had ingevuld.’
Bomans als auteur
Hij was in zijn studententijd al een redelijk bekend auteur, in 1936 had hij het boek Pieter Bas gepubliceerd. In Nijmegen publiceerde hij in 1939 het toneelstuk Een eeuw achter en de klucht De huis-tyran. In 1940 schreef hij aan zijn bekendste boek dat nog steeds populair is: Erik of het kleine insectenboek. Dit boek kwam uit in december 1940 en werd in 1941 al acht keer herdrukt. Daarnaast werkte hij aan de vertaling van Pickwick Papers van Charles Dickens. Ook de jaren daarna bleef hij schrijven. In de oorlog vooral toneelstukken: 1941 - De drie koningen, 1942 - De nieuwe Kerststal van de pastoor, en 1943 - Het ontbijt van koning Habbeba.
Bomans kijkt terug
In 1953 kijkt Bomans om zich heen in Nijmegen en eindigt zijn Nijmeegse herinneringen opnieuw luchtig. ‘Door de straten ziet men studenten zich spoeden met werkelijke boekentassen onder de arm, op weg naar colleges, waar door ernstige mannen behartigenswaardige mededelingen worden gedaan en doctorshoeden worden uitgedeeld alsof ’t geen geld kost.’
Wikipedia pagina Godfried Bomans
Bomans in de media
- Godfriend Bomans keert terug naar Rome in ‘Stroomt er nog water in Rome?’
- In 1970 bezocht Godfried Bomans zijn broer en zus in het klooster in ‘Bomans in triplo’. Het werd uitgeroepen tot het meest spirituele televisieprogramma van de Nederlandse televisie in de 20ste eeuw.
Bomans als katholiek
De schrijver Godfried Bomans werd tijdens zijn leven steeds minder katholiek. Dat zegt Harry Broshuis, die op het geloof van Bomans promoveert in dagblad Trouw van 22 juni 2021.