1969. De studiegids
Al meer dan 50 jaar kennen we voor de opleidingen aan de universiteit de studiegids. In het academische jaar '69-'70 heette die kortweg "Gids 69|70" en het was één gids voor alle faculteiten en opleidingen. Alles bij elkaar in ruim 500 pagina's. De universiteit was ook toen al een doolhof, maar de studiegids wees je de weg.
Door Willem van de Kuijlen
Aparte faculteiten
In 1969-1970 bestonden we nog als een aparte Faculteit der Godgeleerdheid, met canonieke academische graden zoals het baccalaureaat, licentiaat, het candidatus ad lauream en het doctoraat (laurea), en een aparte Centrale Interfaculteit, die de gebruikelijke opleidingen verzorgde voor het kandidaats- en doctoraalexamen, maar waar je ook het kerkelijk erkende wijsgerige baccalaureaats-, licentiaats- of laureaalexamen kon afleggen.
Alle studenten kregen filosofie
De faculteit voor wijsbegeerte was dus centraal en interfacultair, omdat ook toen al studenten van alle andere studierichtingen aan de universiteit uitgebreide wijsgerige oriëntatie en vorming moesten krijgen. Het doel daarvan was dat ze meer inzicht kregen ‘in de grondslagen van het eigen wetenschapsgebied en in de samenhang der wetenschappen’, alsmede ‘in de fundamentele problemen van het menselijke bestaan en in de gang der ideeëngeschiedenis’. Filosofie is ergens goed voor! Het onderwijs van deze oriëntatie en vorming werd verzorgd vanuit de Centrale Interfaculteit. Zo verzorgden Struyker Boudier en Hollak bij de theologen respectievelijk colleges ‘wijsgerige anthropologie’ en ‘gesch. moderne wijsbegeerte’. Van Straaten verzorgde ‘geschiedenis van de antieke wijsbegeerte’ bij de classici. Bril gaf, ‘onder verantwoordelijkheid van prof. Van Boxtel’, colleges ‘sociale wijsbegeerte’ bij de sociologen.
Rooster
Veel leden van de wetenschappelijke staf, zowel bij de theologen als bij de filosofen, waren geestelijken. Behalve de senioren Van Melsen en Strasser zie ik in de studiegids ook namen die ik nog ken uit de tijd dat ik in Nijmegen kwam studeren (1983): Remmel, Plat, Peperzak, Sinnige. Een jongere generatie was net aangetreden: Henk Braakhuis (in 1965 begonnen), Ton Lemaire (in 1969).
In de roosters van het doctoraal theologie komen we Schillebeeckx tegen (‘dogmatische theologie’, ‘hermeneutiek’), Van Iersel (‘exegese o.t.’ en ‘exegese n.t.’) en ook nog Mohrmann voor ‘oud chr. latijn en grieks’, een verplicht bijvak voor de liturgische richting. De roosters van de wijsgeren geven een mooie indruk van datgene waar ze inhoudelijk mee bezig waren. Plat en Hollak vonden het logisch positivisme / empirisme nog belangrijk genoeg voor een college. Van Melsen doceerde, geheel in lijn met de bedoeling van de Centrale Interfaculteit, natuurfilosofie aan filosofen, medici, tandheelkundigen, biologen, mathematici, fysici en chemici. Hij maakte daarbij gebruik van zijn eigen Philosophy of Nature. Bij Van Boxtel stond Marx op het programma (ook voor sociologen en politicologen). En terwijl De Rijk Siger van Brabant las (De anima intellectiva – ‘tekst wordt verstrekt’) houdt Strasser het bij de fenomenologie van zijn Husserl.
Verspreid over de stad
Beide faculteiten waren, zoals de rest van de universiteit, verspreid over de stad. De theologen onder andere aan de Canisiussingel en de Bijleveldsingel, de filosofen aan de Coehoornstraat 93 (hoek Groesbeekseweg). Daar vonden ook verschillende colleges wijsbegeerte plaats, maar die konden ook nog gewoon gehouden worden bij de hoogleraar thuis. Zo was het werkcollege over Leibniz’ Monadologie van Plat geroosterd op dinsdagavond 20.00 uur in het studiehuis van de paters lazaristen aan de Ubbergseweg, met uitzicht over de Ooijpolder. Beide faculteiten hadden ook hun eigen studievereniging: Alcuin (1945) en Thaumasia (1957).
Beide faculteiten hebben ook hun eigen studievereniging: Alcuin (1945) en Thaumasia (1957). Thaumasia en Alcuin hebben een eigen artikel in de FTR100 verhalencyclus gekregen.
Hierbij de volledige teksten uit de studiegids over filosofie (pdf, 645 kB).
En hier over theologie (pdf, 707 kB).