1988. “Wij leiden jullie op tot stratenmakers”
Voor vier mannen is 1988 een memorabel jaar. Zij kozen alle vier voor een studie filosofie in Nijmegen en stapten daarbij over de drempel aan de Thomas van Aquinostraat 3. Maar vooral moesten zij de drempel over die door hoogleraar Pieter Seuren werd opgeworpen. Een drempel met woorden en daarmee vele malen moeilijker te overschrijden dan een fysieke drempel. “Waarom zou je in deze tijd kiezen voor het vak filosofie?” Dat was zijn vraag. Zijn suggestie voor een antwoord luidde: “je wordt enkel en alleen opgeleid om stratenmaker te worden.” Blijkbaar moest je een doel hebben om filosofie te studeren. De vier nieuwbakken studenten wisten niet veel van teleologisch redeneren, maar wat ze ervan wisten was genoeg om zich niet van de wijs te laten brengen.
Door Pieter van Diesen, Theo Theunissen, Zafer Aydogdu en Henk Hoogervorst
Drie soorten studenten filosofie
In die tijd waren er grofweg drie soorten studenten filosofie. De jonge hemelbestormers en probleemoplossers die direct na het middelbare onderwijs op zoek gingen naar de Waarheid. Daarnaast was er een groep oude enthousiastelingen die hun overdaad aan vrije tijd vanwege het bereiken van het pensioen zinnig wilden besteden door enkele vakken aan de faculteit Wijsbegeerte te gaan volgen. De vier hoofdpersonen van dit verhaal behoorden tot de groep studenten die naast of voorafgaand aan hun studie Filosofie een ‘echt’ vak hadden gekozen. Voor geen een van hen overigens het vak stratenmaker… Een ‘echt’ vak was in die tijd een vak waarmee je aan het werk kon. Waarmee je (het liefst een goed betaalde) baan kon krijgen om mee te werken aan de vooruitgang van techniek, economie en wereldvrede. De wereld stond een jaar voor de val van de Berlijnse Muur. Er zou veel gaan veranderen. Juist daarom was het volgens het kwartet zaak om een goede, dat is: stabiele en fundamentele basis te hebben. Waarvoor? Dat konden ze Pieter Seuren in 1988 misschien niet uitleggen, maar het was wél datgene wat hen bond in de jaren van colleges, papers, lezen en schrijven over de wereld van Thales tot Habermas.
Zin van het leven
Een van de kernvragen binnen de filosofie is: Wat is de zin van het leven of de wereld waarin wij leven? Is er überhaupt een zin van het leven en in de wereld zijn? In een tijdperk van crisis in het Europees denken (net aan de vooravond van de val van muur), begon alles op losse schroeven te komen staan. Zo ook de zin en onzin om filosofie te gaan studeren. Blijkbaar wilde Pieter Seuren met zijn opmerking aan de jonge studenten meegeven: “Houd rekening met de realiteit, die is weerbarstiger dan jullie denken”. Daarom gaf hij het advies aan om breder te kijken dan alleen de filosofie. Dat was een goed advies van een ervaren en bekende Nijmeegse taalfilosoof. Wij pakten de zaak ook serieus aan en gingen zeker ons breder oriënteren dan de filosofie.
Geen toekomstperspectief in de tachtiger jaren
In jaren 80 was er geen of minder toekomstperspectief meer voor de mensen. Het zag er, vergeleken met de babyboomers, in ieder geval minder rooskleurig uit. Wij behoorden per slot van rekening tot de generatie na de babyboomers, die onbeperkt zonder zorgen jarenlang konden studeren aan diverse faculteiten. In onze tijd begonnen de politici te snoepen aan de studiefinanciering. Wij moesten binnen zes jaar afstuderen en hielden zeker een hoge schuld over na de studie. De tachtiger jaren waren zowel in economisch als politiek opzicht woelig, maar ook raakte het denken in een ernstige crisis. De zekerheden, die na de grote oorlog waren verkregen, begonnen een voor een weg te vallen. Niets was zeker meer. De spanning tussen het oost en west was hoog opgelopen als gevolg van wapenwedloop. Nucleaire dreiging werd steeds serieuzer. Als gevolg van de stagflatie, werkloosheid (massale ontslagen) en discussies over de migratie (toen heetten zij nog de vreemdelingen), maar zeker ook de oorlogen, die her en der waren, was dus de crisis dieper dan men dacht. Conflicten kwamen dichter bij huis met de val van de muur en oorlog in voormalig Joegoslavië met de absoluut dieptepunt de gruwelijke genocide in Srebrenica, een plaatsje in Oost-Bosnië.
En was het wel pedagogisch verantwoord?
Waarom vertellen wij dit allemaal? Prof.dr. L. Heyde (een reïncarnatie van Hegel) doceerde ons, dat ‘Das was ist zu begreifen … denn das was ist, ist die Vernunft. Was das Individuum betrifft, so ist ohnehin jedes ein Sohn seiner Zeit; so ist auch die Philosophie ihre Zeit in Gedanken erfaßt’ (G.W.F. Hegel, Vorrede "Grundlinien der Philosophie des Rechts" 1821). Enerzijds waren de grote utopieën zoals het socialisme, de maakbare samenleving, de verzorgingsstaat, de Verlichting en dergelijke aan het wankelen of begonnen hun geloofwaardigheid te verliezen. Anderzijds ontstonden er over de hele wereld nieuwe bewegingen (nationalistische, racistische, fundamentalistische, extreemrechtse bewegingen), die probeerden alternatief te bieden voor de universalistische tendensen (zoals voor de Europese eenwording en het uiteenvallen van het Sovjet Rijk). Discussies over de moderniteit en postmoderniteit namen steeds meer de overhand binnen filosofische discussies. Een kanttekening die wij hierbij willen plaatsen, is of het pedagogisch wel zo verantwoord was om onze medestudenten, die net van de middelbaar school het academisch onderwijs met een bepaalde droom instroomden, met dit soort complexe vraagstukken te belasten. Dit ook in aanmerking nemende, dat het filosofie-onderwijs veelal niet aansloot bij het voortgezet onderwijs waar filosofie nog geen onderdeel uitmaakte van het onderwijsaanbod. Niet alleen dat, maar het academisch filosofieonderwijs veronderstelde een behoorlijke intellectuele bagage en inzicht in het logisch-kritisch denken wat zeker niet ingebakken was en is in ons onderwijssysteem. Door dit en uiteraard wat wij hierboven aanhaalden, haakten veel studiegenoten (van 1988 - 1989) af of vertrokken naar de andere studies waar er toekomstperspectief was met uitzicht op een goed betaalde baan. Als filosoof moet je toch tijd en ruimte hebben om urenlang onder een boom te kunnen zitten en te filosoferen? Dit is een vraag, die al vlak na het ontstaan van de filosofie aan Thales van Milete gesteld is: Wat kun je met filosofie? Alleen met filosofie kon Thales ook niets verdienen. Als zakenman met de verhuur van olijvenpersen liet hij zien dat je met vakkennis materiële rijkdom kon verwerven. Hij deed dit juist om te laten zien dat de waarde van kennis veel groter is en voor een filosoof een doel op zichzelf. Maar toch, hoe je het wendt of keert, in onze tijd gaat de zon nog steeds niet voor niets op.
Toch goed terecht gekomen
Tot slot zijn wij erin geslaagd om de hierboven geschetste paradoxen te overwinnen. Wanneer wij een van onze ouddocenten uitnodigden op ons werk als spreker of inleider, was het eerste wat wij hoorden: jullie zijn goed terecht gekomen in het professionele leven. Wij werken en filosoferen nog volop. Wij zijn ervan overtuigd dat filosoferen zin heeft en dat wij met behulp van filosoferen zin geven aan ons werk en leven. Wij blinken in ons werk uit als creatieve, vindingrijke en onorthodoxe collega’s: conceptueel diepgaand met een kritisch-analytische en reflectieve houding. Dat typeert ons door onze studie. Filosofie studeren loont als je erin gelooft en niet omkijkt. Geduld en vastberadenheid, kortom ‘zweet loont’. Weliswaar is het een ander soort zweet dan die van de stratenmaker, maar beide soorten arbeid hebben wij hard nodig. Hard en grondig werken aan mooie geplaveide straten is nodig om je soepel en veilig door het verkeer te begeven. Hard en grondig denken is nodig om je weloverwogen en zorgvuldig door de gedachtenwereld te begeven. Zo komen denken en werken samen. Wellicht is het nog steeds een utopie, dat alle arbeiders filosofen zouden zijn (waarvan de jonge Marx droomde) om vrijer te worden en de wereld te kunnen veranderen. Een ding zijn wij in ieder geval geworden: arbeiders van de filosofie. Ook in ons werk blijven wij filosofen.
Van links naar rechts: Zafer, Theo en Henk
Deze vier mannen zijn:
Zafer Aydogdu - Ik was mateloos geïrriteerd door het monocultureel karakter van het onderwijs. Dit geldt ook voor de manier waarop de filosofie werd bedreven vanuit een eurocentristische denkwijze in een tijdperk van de mondialisering. Anderzijds vond ik de facticiteit een tekort doen aan de rijke filosofische tradities, waarbij de θεωρία (theōría) werd vervangen door de studie van individuele filosofen. ‘Het zich eigen maken van bepaalde vaardigheden om je verstand uit zijn sluimer te halen en niet enkel om het leren van de ‘ismen/dogma’s’, is essentieel voor het verder filosoferen. De veelzijdige oriëntatie tijdens mijn studie op andere disciplines, gaf mij de nodige bagage om in mijn werk en leven onorthodox te werken en te denken. In mijn werk heb ik altijd profijt van gehad. De academische wereld heb ik ieder keer bij mijn werk betrokken en omgekeerd ook. Op het stadhuis sta ik bekend als de “filosoof”. Daar ben ik trots op om hiermee een verschil te maken!
Theo Theunissen - Ik was mateloos geïntrigeerd door het begrip ‘informatie’ als metafysische categorie en ben daarom ook informatica en later cognitiewetenschap gaan studeren. Onder andere in het bedrijfsleven heb ik gezocht naar hoe “informatie werkt”. Helaas stellen informatici datgene wat het onderwerp is van hun hele professionele leven in het geheel niet aan de orde.
Henk Hoogervorst, programmadirecteur bij het Hart+Vaat Centrum van het Maastricht Universitair Medisch Centrum - In 1931 toonde Kurt Gödel aan dat alle rekenkunde een bewering bevat die bewijsbaar noch weerlegbaar is binnen dat formele stelsel, terwijl op andere gronden toch kan worden vastgesteld dat de bewering waar is. Oftewel ‘Gödels onvolledigheidsstelling’. In 1950 voorspelde Alan Turing, op basis van fysieke overeenkomsten tussen de eerste elektronische rekenmachines en de hersenen dat men aan het einde van de 20ste eeuw van denkende machines zou kunnen spreken. In zijn beroemd geworden boek Gödel Escher Bach uit 1979 is de materialist Hofstadter terughoudend om Turing gelijk te geven vanwege Gödels onvolledigheidsstelling. Het boek van Hofstadter en het ‘denken over denken’ ontwikkelden zich gedurende mijn opleiding tot biomedisch ingenieur tot ‘food for thought’ waardoor ik besloot aansluitend filosofie te gaan studeren.
En.... Pieter
Pieter van Diesen - Arbeidsethiek is voor mij de paradox van de verwevenheid van zelfontwikkeling en zelfopoffering. Als arbeidsdeskundige helpen mijn analytische vaardigheden mij om mensen en organisaties complexe vraagstukken rondom werk en sociale zekerheid te ontwarren. Want het thema arbeid is ingewikkeld. Mensen zijn emotioneel betrokken bij hun eigen werk en daarbij worden ze geconfronteerd met instanties die hun beleid en uitvoering daarop inrichten.