1926. Kaartclub 'De Steggelaars'.
De onderstaande foto van de kaartende en sigaar rokende dominicanen Jan Kors en Leo Jansen is genomen in 1926 en is inclusief onderstaande tekst te vinden in het Regionaal Nijmeegs archief. We weten niet meer dan er hier onderstaat. Waarom heette de kaartclub 'de Steggelaars' en wat voor spel speelden ze?
Kaartclub ‘De Steggelaars’ ten huize van de familie Versaan-Keukens. Links professor Jan (Benedictus) Kors (14/09/1885 - 08/08/1966), Dominicaan en (eerste) hoogleraar in de dogmatische theologie aan de Katholieke Universiteit en van 1934/1935 rector magnificus. Rechts professor Leo (Reginald) Jansen (15/07/1879 - 11/01/1947), eveneens Dominicaan en (eerste) hoogleraar aan de Katholieke Universiteit in de exegese van het Nieuwe Testament en geeft onderricht in het Assyrisch-Babylonisch. Kantoorbediende Harry Versaan (midden) is gehuwd met Geertruida Anna Catharina Maria Keukens, dochter van Tobias Keukens en de zus van Leo, Marie Keukens-Jansen.
Door Ignace de Haes
Wat kunnen we afleiden van deze foto?
Leo Jansen en Jan Kors staan in 1926 aan het begin van hun wetenschappelijke carrière. Ze zijn allebei bij de oprichting van de universiteit in 1923 benoemd. Harry’s vrouw is de dochter van de zus van Leo. Er is dus een familieband. Bij die ontspanning hoort uiteraard een sigaar. De asbakken staan op tafel bij de paters. Ze spelen met bijzondere kaarten en met zijn drieën. Er liggen nog geen kaarten op tafel. Wat zouden de steggelaars spelen?
Kors: de doener
Volgens de huishistoricus Jan Brabers publiceerden zowel Jansen als Kors heel weinig. Kors was meer een doener, adviseur en organisator dan een echte wetenschapper. Na de Tweede Wereldoorlog stopte hij met zijn universitaire carrière en werd in 1945 voorzitter van de KRO. Op 16 oktober 1951 hield hij een openingswoord bij de eerste tv-uitzending van de KRO. Kors was een verklaard tegenstander van televisie. Radio zag hij als het middel bij uitstek om de katholieke boodschap te verkondigen, terwijl televisie die boodschap alleen maar kon vertroebelen. Kors ging bij de BBC kijken wat televisie in de praktijk betekende. Toen hij terugkwam, was hij meer vastberaden dan ooit om dit verschrikkelijke medium uit Hilversum te weren. Het was helemaal niks, het was oppervlakkig gedoe. Hij verwachtte ook dat het medium binnen een aantal jaren weer zou verdwijnen.
Jansen: de tragicus
Aan de exegeet Jansen hing volgens Brabers voornamelijk tragiek. Hij heette objectief van geest te zijn en was met zijn ‘massieven kop stevig geplant op zijn vierkante schouders’ een beeld van ‘stoerheid en fysieke kracht’, maar desondanks verlamd door de over zijn schouders meekijkende antimodernisten. In het vertaalwerk zocht hij een uitlaatklep voor zijn kennelijk mateloze energie. Overigens waren de meeste hoogleraren bang om als modernist uitgejouwd te worden. Alles moest keurig in lijn met het gedachtengoed van de kerk gepubliceerd worden.
Op de foto zijn ze echter ontspannend aan het kaarten, de kaarten van hun levens waren nog niet in hun geheel geschud. Overigens merkt Jan Brabers op dat de theologen de gewoonte hadden om na afloop van de vergaderingen het kaartspel tevoorschijn te halen. Blijkbaar heerste er een ‘klerikale gemoedelijkheid’. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie is bisschop Bekkers een kaartclub begonnen. Edward Schillebeeckx maakte daar ook deel van uit.
Dominicanen (predikbroerders)
De dominicanen zijn altijd zeer aanwezig geweest in de historie van de Universiteit. Marit Monteiro heeft de historie van de dominicanen beschreven in het boek: 'Gods predikers. Dominicanen in Nederland (1795-2000)'. Het is van oudsher een nogal deftige orde die aantrekkelijk was voor de geletterde katholieke bovenlaag. Met hun intellectuele apostolaat konden de dominicanen hun studieuze inslag en geleerde uitstraling cultiveren.
Vanuit hun levenshouding is het dan ook niet te verbazen dat de dominicanen bij de oprichting van een katholieke universiteit betrokken waren en ook een aantal hoogleraren geleverd heeft onder wie Jan Kors en Leo Jansen, maar ook Jordanus de Langen Wendels. In 1927 zette hij de lekenopleiding op (zie artikel).
Ook Jan van der Ploeg (zie artikel: 1947. Spijt over de gemiste Dode Zee Rollen) en Edward Schillebeeckx waren dominicanen en elkaars tegenpolen.
Witte habijten
Marit Monteiro verhaalt ook over de witte habijten. Daardoor waren de domimicanen opvallende verschijningen.
"Wie overwoog om bij de predikbroeders in te treden, was in eerste instantie vaak geïmponeerd door de mannengestalten in het smettenloze witte habijt. Dit " 'veel te mooie habijt' dat ruim en royaal zit", stond symbool voor de ruimte waarin de dominicanen binnen de eigen orde leefden. Wie intrad voelde zich in zekere zin uitverkoren en soms verheven boven andere religieuze gemeenschappen" (blz 18).
Het Albertinum
Het klooster en studiehuis Albertinum, ontworpen door architectenbureau Eduard Cuijpers, is in 1930 opgericht door de dominicanen. Dit naar Albertus de Grote uit Keulen, leraar van Thomas van Aquino, vernoemd klooster bood huisvesting en studieruimte aan dominicaner hoogleraren, studenten en medewerkers van de Katholieke Universiteit Nijmegen.
In 1964 wordt het Albertinum het onderkomen van de theologische faculteit en in 1995 verkocht aan Walburg bv. Alleen de begraafplaats in het park is eigendom gebleven van de Dominicanen.
Op een filmpje uit 1938 is te zien dat de dominicaan Jan Standenmeijer bezoek krijgt van zijn familie.
1938 Albertinum Nijmegen, Jan Standenmeijer, familie op bezoek (YouTube)