1985. Arend van Leeuwen. Heilige dwaas
In 1985 neemt Arend Th. Van Leeuwen afscheid als hoogleraar theologie van het maatschappelijke handelen. Hij sprak toen over de koude oorlog. Die koude oorlog werd ook op de faculteit gevoerd. Van Leeuwen was een controversieel figuur. Je was voor of tegen hem. Een middenweg bestond haast niet. Cor Arends, de auteur van dit artikel is voor hem en vindt hem een heilige dwaas.
Door Cor Arends
Arend Th. (Theodoor) van Leeuwen (1918-1993) werd in 1971 in Nijmegen tot lector benoemd met als leeropdracht ‘theologie van het maatschappelijk handelen’. Het was bijzonder in die tijd dat een protestant tot lector en later tot hoogleraar werd benoemd in het katholieke Nijmegen.
De titel van zijn inaugurele rede, twee jaar later, in 1973 uitgesproken, luidde ‘pecunia non olet, een steekproef uit de theologie van het maatschappelijk handelen’. In 1980 werd hij tot gewoon hoogleraar benoemd. In veertien jaar tijd ontwikkelde hij zijn economische theologie als een radicalisering van de toen al in de vakgroep moraaltheologie breed gedragen politieke theologie. Hij nam in 1985 afscheid met ‘Over de doodsgrens, Het schisma van de koude oorlog’.
Marx als de sleutel voor de economie
Waarom economie op een theologische faculteit en nog wel Marx als de sleutel tot die economie? Van Leeuwen was opgeleid in Leiden als zendingsman, hij had gewerkt in Indonesië, en daar had hij tijdens de zg. politionele acties gekozen voor de Indonesische vrijheidsstrijd van Soekarno. Dit alles mondde uit in zijn boek ‘Christianity in World History’(1966). In de jaren vijftig tijdens de koude oorlog had hij zich intensief verdiept in Marx en het Oost-Europese socialisme, waar de twee delen van de Gifford Lectures Kritiek van hemel en aarde uit voort waren gekomen (1972).
Theologie zonder (traditionele) theologie
Een ander spel uitvinden, dat zag Van Leeuwen als zijn opdracht toen hij begon als lector theologie van het maatschappelijk handelen. Een ander spel was ook wat een grote groep theologiestudenten wilde, katholiek van huis uit, maar zich daar niet meer thuis voelend, wilden we toch theologie studeren als het maar niet over godsdienst, God, kerk, of dogma ging. Theologie zonder (traditionele) theologie dus. Zijn godsdienstwetenschappelijke benadering waar analyse en fundamentele vragen aan de orde konden komen lag voor ons gevoel in dezelfde lijn als het verzet van de studentenbeweging tegen dominante positivistische wetenschapsopvattingen. Wij waren geen buitenbeentjes, maar minstens zo maatschappijkritisch. Bij van Leeuwen leerden we trots wat theologie als religiekritiek kon zijn.
Vroom a-theïstisch
Van Leeuwen bood dat alternatief door leescolleges Das Kapital van Karl Marx aan te bieden, en colleges te geven over Proudhon, Adam Smith en Karl Marx. Meer intuïtief dan bewust werd zijn project door ons herkend als een authentieke theologische onderneming: het verborgen geloof in de economische wetenschap is de eigenlijke theologie van deze tijd. Van Leeuwen was op de eerste plaats godsdienstfenomenoloog. In de fenomenologie was ruimte om godsdienst en religie te analyseren in haar structuur en functie, niet speculatief of leerstellig, maar met gevoel voor de verborgen religieuze drijfveren van de kapitalistische economie. In die zin liep Van Leeuwen vooruit op Taylor en anderen die de transformaties van de religie aantoonden. Tegelijk was hij een vroom gelovige die zich volledig schaarde achter het openbaringsgeloof in de kruisdood van Jezus Christus als het beslissende moment in de wereldgeschiedenis. Wanneer hem naar zijn theologische papieren werd gevraagd, was hij altijd wat afhoudend. “ Ik ben door Barth heengegaan” zei hij dan, en besprak een bijbeltekst over God en de mammon. Op zich was het verwonderlijk dat een vrijzinnig theoloog zich de neo-orthodoxie van Barth zo volledig had eigen gemaakt. Het dunne lijntje van de openbaring ‘senkrecht von oben’ uit de Romeinenbrief van Barth gaf zoveel ruimte dat alles daarbuiten zich leende voor kritiek en iedere andere poging tot verwoording van het uiteindelijke, van betekenis of transcendentie kon worden afgebroken als moderne afgoderij. Hij was vroom a-theïstisch!
Voor of tegen
De vakgroep moraaltheologie probeerde voorbij de burgerlijke religie te komen. En Van Leeuwen paste daar uitstekend in met zijn theologische analyse van de economie als het religieuze hart van de moderniteit. Als we voor ons gevoel te ver af dwaalden van het theologisch discours, dan was er altijd nog Theo Beemer die garant stond voor verworteling in de katholieke traditie. Pas later werd me duidelijk hoe Beemer nog wel mee kon gaan in de centrale stelling van Van Leeuwen dat de economie de plaats van geloof en religie had overgenomen; maar dat dit ook betekende dat de schepping en de natuur weggezet werden als onheilig gegeven van generlei waarde voor het kennen van God was voor Beemer, en ik vermoed alle katholieke theologen op de faculteit, een brug te ver (Theo Beemer, Kolking roept kolking op: psalm 42, vers 8, in Faust special 1985 96-100; Drs. Th.C.J.Beemer, Het geboorterecht van de berooiden en de verborgen God. Afscheidsrede K. U. Nijmegen 1982). Dat hier een functionele fenomenologische visie op geloof met een substantiële definitie zou kunnen botsen, en dat die op een hoger plan met elkaar te verzoenen zouden zijn, is eerder een doekje voor het bloeden ( Hans van der Ven, Schemerdonker en de nacht van het kapitaal in Faust special 1985, p. 102-108). Van Leeuwen bleef een vreemde eend in de bijt, zelf kritisch op alles en iedereen, met als gevolg dat je voor of tegen Van Leeuwen was. Ik was voor.
Geen handelingsperspectief
Een ander verwijt dat vaak aan van Leeuwen werd gemaakt, was dat ieder handelingsperspectief ontbrak. Of theologisch gezegd, dat een weg naar het koninkrijk Gods – toch zo van wezenlijke betekenis in het christelijk geloof – ver buiten het zicht lag. Van Leeuwen pareerde dit steevast met een hartstochtelijk pleidooi voor analyse en fundamenteel denken. Op een emotionele avond met de priester-arbeider Jan Caminada van de Calamagroep uit Rotterdam maakte hij dat duidelijk: niemand heeft er wat aan als ik met zakken op mijn rug ga sjouwen als bijdrage aan de revolutie, terwijl de theorie zo nodig is om te zien wat er gebeurt. Theorie was praxis, aldus van Leeuwen. Jan Caminada verweet op zijn beurt de theologen vrijblijvend aan de kant te staan. Het is nooit meer goed gekomen tussen beiden.
Eindigen met de koude oorlog
Toen Van Leeuwen zijn afscheidsrede in 1985 hield, werkte ik al weer zeven jaar bij de katholieke vredesbeweging Pax Christi. In een briefwisseling van mij met hem botste principiële analyse van de oost-west tegenstelling met het romantische verzet van de vredesbeweging in haar inzet voor ontspanning van onderop en strijd voor mensenrechten in Oost-Europa. Van Leeuwen spitte een laag dieper. Hij was een meester in de omkering van algemeen geaccepteerde stellingen: “Oost ziet Cor Arends als schim, waarachter het portret van Reagan”, waarmee hij bedoelde dat de vredesbeweging toen niet Rusland in de kaart speelde, maar Amerika en haar belangen. De keuze van Van Leeuwen om de koude oorlog tot thema van zijn rede te maken was achteraf niet verrassend. We dachten dat hij verder zou gaan op zijn pas verschenen magnus opus De nacht van het kapitaal door het oerwoud van de economie naar de bronnen van de burgerlijke religie(1984), door b.v.de mystieke lading van de donkere nacht te duiden. Maar dat deed hij niet. Hij ging terug naar de tijd van de fatale breuk in zijn persoonlijke leven, 1955, toen hij op verlof in Nederland uit Indonesië, bij een auto-ongeluk zijn zoon verloor en zelf zwaar gewond werd. De koude oorlog was toen op haar dieptepunt, 1956 smoorde Rusland met tanks de Hongaarse opstand. Het ijzeren gordijn was de materiele uitdrukking van het schisma tussen oost en west. Het persoonlijke was ook bij hem politiek.
Joachim van Fiore
Arend van Leeuwen was de Joachim van Fiore in de theologie van de 20e eeuw. Apocalyptiek en geschiedenis waren bij hen nauw met elkaar verbonden in hun beider dynamische geschiedenisopvattting (tegenover Thomas van Aquino met zijn statische natuur- en geschiedenis theologie). Fiore deelde de geschiedenis in volgens een trinitarisch schema avn Vader, Zoon en Geest. Het rijk van de Geest was al aangebroken, later bevestigd in het Duitse idealisme van Hegel, Fichte en Schelling, maar ook in het anti-communisme van het Derde Rijk. Maar van Leeuwen legde de verborgen dynamiek er van bloot. Het anti-communistisch schisma heeft het westen zelf bewerkt, in de spiegel van het oosten wordt de eigen agressie weerkaatst. Het schisma is functioneel in het in gaande houden van de wapenwedloop zo goed voor de wapenindustrie. Met het begrip schisma analyseerde van leeuwen in zijn afscheidscollege de verborgen ‘ultimate concern’ van de oost-west tegenstelling. Te denken in termen van westers christendommelijk geloof en communistisch atheïsme is een drogbeeld. Het is andersom: Het christelijk theisme is het drogbeeld van het communistisch atheisme. De uitspraak van Iwan Karamazow , ‘als God niet bestaat is alles geoorloofd’, wordt vanuit Moskou weerkaatst in de echo: ‘Als God bestaat, is alles geoorloofd’. Anno2022 zien we hoe verwoesting ook aan de andere kant en een nieuwe wapenwedloop aan deze kant gelegitimeerd wordt. Van Leeuwen: “de uitspraak van Iwan Karamazow , ‘als God niet bestaat is alles geoorloofd’, wordt vanuit Moskou weerkaatst in de echo: ‘als God bestaat, is alles geoorloofd ’”(over de doodsgrens, p. 23). Patriarch Kyrill laat ons nu weten: alles is geoorloofd, onze God bestaat.
Heilige dwaas
Van Leeuwen was een heilige dwaas, een Dostojewski-persoonlijkheid. Zijn humor en gulle lach hoorde je van verre door de gangen van het Albertinum. Hij schreef direct op het bord toen hij het hoorde: “volgende week geen werkcollege: Marie-José en Cor gaan trouwen” – hij heeft een generatie maatschappelijk georiënteerde theologen gevormd. Ongrijpbaar, dogmatisch in zijn apriori- stellingnames, een schematisch denker opgesloten in zijn eigen systeem. Maar voor mij een publiek theoloog die me leerde nooit in te stappen zonder kritisch voorbehoud, in welke gedachtegang of fascinatie dan ook. Ik ben op mijn manier ‘door van Leeuwen heengegaan’, en draag nog steeds bij me die wonderlijke mengeling van kritisch denken en mystieke vroomheid. De bundel van Faust bij zijn afscheid van studenten en docenten kreeg de titel mee ‘god om god verlaten’; het zou ook mijn motto kunnen zijn.
Cor Arends (1953) studeerde van 1972-1978 theologie in Nijmegen, werkte bij Pax Christi Nederland, als pastor in een parochie en als geestelijk verzorger in de GGZ. Hij promoveerde in 2013 in de theologie op een proefschrift over de religieuze waan.
Arend Th. van Leeuwen
(foto en biografie; kdc-archief)
In het blad Streven (Vlaamse editie, jaargang 55, 1987-1988)gaat Theo Samelink in op de economische theologie van Van Leeuwen.
Naaste medewerker van Van Leeuwen, Hans Dirk van Hoogstraten ziet Van Leeuwen als een radicaal theoloog.