1929. Afscheid van een hoogleraar die vooral leraar was
De naam Sormani is in Nijmeegse universitaire kringen niet onbekend, maar dat is vooral te danken aan het fonds met die naam. De filosofiehoogleraar Sormani behoort waarschijnlijk tot de minst bekende professoren uit de geschiedenis van de universiteit. Wie was deze hoogleraar uit de pioniersjaren van de Nijmeegse filosofie die al in 1929 afscheid moest nemen?
Door Peter Nissen
‘Eervol ontslag Prof. Dr. Sormani’, zo kopten de landelijke katholieke dagbladen (De Maasbode, de Volkskrant en De Tijd) en nog een hele reeks andere kranten op 20 maart 1929 boven het bericht dat de Sint Radboudstichting met ingang van 16 september wegens het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar ontslag had verleend aan de buitengewoon hoogleraar Sormani, ‘onder dankbetuiging voor de door hem bewezen diensten’. Een week later verscheen in een hele reeks kranten nog een portretfoto van de vertrekkende hoogleraar. Op 4 juni 1929 sprak Sormani zijn afscheidscollege uit: ‘Aristoteles over het bewegingsprinciep bij den mensch’. ‘Diepe kennis van en grote liefde voor zijn vak, met een noesten ijver, die veel jongeren tot voorbeeld strekten, maakten hem gewaardeerd en bemind’, aldus De Maasbode een dag later. Op Koninginnedag, die toen viel op 31 augustus, was er nog meer eer voor Sormani: hij werd Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Eerst lector
Toen de Roomsch Katholieke Universiteit Nijmegen in 1923 van start ging, waren er voor het vak filosofie, dat ondergebracht was in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, twee voltijdse hoogleraren beschikbaar: Jan Hoogveld en Titus Brandsma. Daarnaast waren er twee lectoren: Frans Roels en Victor Sormani. Zij werden als lector en niet als hoogleraar aangesteld, omdat zij beiden hun hoofdfunctie elders hadden. Frans Roels (1885-1962) was namelijk hoogleraar Toegepaste psychologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht, de eerste in Nederland op dat vakgebied. In Nijmegen kreeg hij als lector de leeropdracht Empirische en toegepaste ‘zielkunde’. Hij geldt als een van de grondleggers van het organisatieadvieswezen in Nederland.
Naast zijn baan als rector
Victor Sormani was de tweede lector. Hij had zijn hoofdtaak ook buiten de universiteit: hij was al sinds 1899 rector van het Stedelijk Gymnasium in Nijmegen, dat hij met strenge hand bestuurde. Petrus Victor Sormani, zoals hij voluit heette, was op 19 juni 1859 geboren als enige zoon van de huisarts van Boxmeer. Zoals de naam al doet vermoeden, stamde de familie oorspronkelijk uit Italië. Victor doorliep het gymnasium in Boxmeer en ging vervolgens klassieke talen studeren in Groningen. Daar promoveerde hij in 1886 op een in het Latijn geschreven proefschrift. Hij was intussen al in 1885 (nog voorlopig, in afwachting van zijn promotie) aangesteld als leraar aan het Stedelijk Gymnasium in Maastricht, waar hij het tot conrector bracht. Zoals gezegd verruilde hij in 1899 Maastricht voor Nijmegen.
Een verlegenheidsoplossing
Toen hij in 1923 lector werd aan de universiteit, was hij dus al 64 jaar oud en al 24 jaar schoolrector. Op het gebied van zijn leeropdracht, de geschiedenis der Grieks en Romeinse wijsbegeerte, had hij nooit iets wetenschappelijks gepubliceerd. Zijn benoeming aan de universiteit was dan ook een verlegenheidsoplossing. Eigenlijk was de gepromoveerde filosoof Ferdinand Sassen (zie het verhaal over 1932) de beoogde hoogleraar voor de geschiedenis van de filosofie. Maar die had juist een advies over belastingmoraal uitgebracht dat in politieke kringen slecht was gevallen. Daarom werd zijn benoeming tot hoogleraar in Nijmegen door de aartsbisschop, onder druk van de minister van Justitie, geblokkeerd. De nieuwe universiteit wilde natuurlijk niet meteen met een rel in het nieuws komen. Sassen moest op het reservebankje gaan zitten wachten tot de storm was gaan liggen. Zes jaar later zou hij alsnog in Nijmegen benoemd worden.
Op 67-jarige leeftijd benoemd tot hoogleraar
In Sassens plaats kwam de karmeliet Titus Brandsma, in Rome gepromoveerd in de filosofie, als hoogleraar en Sormani als deeltijdse lector, de laatste met als enige opdracht de colleges te geven over de filosofie van de klassieke Oudheid. In 1926, toen Sormani wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd het Stedelijk Gymnasium verliet, werd hij aan de universiteit tot buitengewoon hoogleraar bevorderd: een late professorale eer, die hij nog drie jaar zou dragen, tot hij in 1929, toen hij zeventig werd, met emeritaat ging. Hij hield in 1926 een inaugurale rede over ‘Tegenstrijdige meningen aangaande Aristoteles’ wijsbegeerte’.
Met zijn collega van het eerste uur, Titus Brandsma, was Victor Sormani in hechte vriendschap verbonden. Brandsma vond regelmatig enige ontspanning in het gezin van Sormani. Hij stond Sormani bij toen hij in zijn laatste levensjaren psychische problemen kreeg en na het overlijden van Victor in 1940 bezocht hij diens weduwe nog regelmatig.
Schreef vooral leerboeken Grieks
Sormani was altijd meer leraar dan hoogleraar geweest. Bekend was hij vooral wegens een leerboek voor het onderwijs in het Grieks, Grieksch Themaboek, dat hij samen met een collega gemaakt had, feitelijk een bewerking van een Duits leerboek (over plagiaat maakte men zich toen nog niet druk). Het beleefde tussen 1893 en 1950 maar liefst dertien drukken. Een succesvol onderwijsboek dus. Heel wat generaties gymnasiasten leerden er Grieks mee. Ook zijn Herhalingstabellen bij de Griekse grammatica van Adolf Kaegi waren een succesnummer en zijn Grieksche Oefeningen beleefden ook minstens zes drukken. In zijn Maastrichtse jaren publiceerde hij ook nog een leerboekje over de werkwoordtijden in het Grieks. Maar op het gebied van zijn leeropdracht heeft hij geen enkele bijdrage aan de wetenschap geleverd. Alleen zijn commentaar op een deel van de Ethica Nicomachea uit 1926 komt een beetje in de buurt, evenals een artikel uit 1927 over een wiskundig probleem bij Plato. Hij heeft in de zes jaren van zijn hoogleraarschap ook geen enkele promovendus begeleid. Maar dat geldt voor meer van zijn collega’s uit die tijd.
Victor Sormani
Sormani-Fonds
Indirect heeft Victor Sormani de universiteit toch iets belangrijks nagelaten: zijn zoon Christiaan Frederik Karel Sormani (1894-1973), geen studiehoofd, maar wel een succesvolle zakenman, stichtte in de laatste jaren van zijn leven, uit piëteit jegens zijn geleerde vader, met zijn vermogen de Stichting Sormani Fonds. Die bestaat nog altijd en maakt al een halve eeuw lang allerlei wetenschappelijke initiatieven rond de christelijke levensbeschouwing in Nijmegen en elders mogelijk.
Oorlogslachtoffer
Een andere zoon Joan is om het leven gekomen in het begin van de Tweede Wereld oorlog zo lezen we op de website 'Oorlogsdoden Nijmegen' .
'Joan Sormani,geboren en getogen in Nijmegen als zoon van prof. dr Petrus Victor Sormani (hoogleraar klassieke filosofie) en Maria Geertruida Regina Martini. Joan was een voormalig student rechtsgeleerdheid aan de Rooms Katholieke Universiteit te Nijmegen (doctoraal in 1930), die sindsdien diverse administratieve betrekkingen op gemeentelijk niveau, o.a. Bussum en Boxmeer, en later bij het departement van Sociale Zaken vervulde. Hij verongelukte , na de terugtrekking uit Brabant en Zeeland voor de oprukkende Duitsers, met zijn motor op 18 mei 1940 bij "de krijgsverrichtingen te Blankenberge(B)" bij de uitvoering van zijn taken als tweede luitenant van speciale diensten bij de Vrijwillige Motordienst in het Nederlandse leger.'
Zijn vader overleed op 17 januari 1940.