1973. Tentamen doen bij Theo Beemer
Tentamen doen in een theologisch of filosofisch vak kon in vroegere jaren een bijzondere ervaring zijn. Vrijwel altijd vonden die tentamens bij de hoogleraar of docent thuis plaats. Zo deed ik in 1973 tentamen thuis bij Theo Beemer, lector in de moraaltheologie. Ik verliet zijn huis niet alleen met een getekend tentamenbriefje, maar ook twee boeken rijker.
door Hans Garritsen
Ruim 50 jaar geleden, in 1971, ging ik theologie studeren aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Niet omdat ik priester wilde worden of dat al was, maar omdat ik geboeid was door wat godsdienst doet met mensen, in positieve of in negatieve zin. Theologie vormde destijds nog een zelfstandige faculteit en was nog niet verbonden met filosofie en religiewetenschappen, zoals nu het geval is.
Progressief/Conservatief
Ik heb mij gelukkig mogen prijzen op te groeien in een turbulente tijd. Dat waren de tweede helft van de jaren zestig en de jaren zeventig absoluut. De katholieke theologie was in die tijd nog flink doende het Tweede Vaticaans Concilie te verwerken en er waren zeer interessante discussies gaande die wij als studenten allemaal in het schema progressief/conservatief indeelden. Gemakkelijk en voor ons bevredigend, maar weinig genuanceerd, zo valt er achteraf van te zeggen. Daarnaast, en dat geldt voor elke student, is je studietijd ook een tijd van het ontwikkelen van jezelf als jongvolwassene qua karakter, helderheid van denken en verantwoordelijkheid. Ik heb in 2017 een boekje gepubliceerd over hoe het mijzelf in die zin verging, Nijmegen: wederwaardigheden en reflecties van een student in de jaren zeventig, en daarin komt uiteraard ook de sfeer op de universiteit en specifiek het Albertinum, waar de faculteit toen gevestigd was, aan de orde.
Theo Beemer: een zoeker
Een van de bijzondere docenten van die tijd was Theo Beemer, lector in de moraaltheologie. Theo Beemer was een zoeker, en dat herkende ik in hem. Al pratend en discussiërend bouwde hij zijn redeneringen op, langs diverse wegen. Breed en smal, soms voorzichtig, soms gewaagd, soms doodlopend. Je zou hem socratisch kunnen noemen. Hij nam de toehoorders mee in zijn denken, zonder de regie los te laten. Hij begon een discussie meestal met het strak definiëren van begrippen. Ik herinner me een college over abortus. Hij stelde allereerst vast waar we het exact over hadden: abortus provocatus illegitimus, ofwel de (door derden) bewerkte vruchtafdrijving van een onwettige aard. Abortus was destijds onwettig; het zou tot 1984 duren voordat dat in Nederland veranderde. Daarna werden de afzonderlijke termen nog vastgelegd en dan begon pas het benoemen en wegen van argumentatie. Hij vulde dus eerst de kaders van een discussie in, en rafelranden en irrelevante vragen verdwenen daarmee als sneeuw voor de zon. Dat deed hij allemaal op zijn eigen, licht verlegen manier. In wezen was hij, in mijn herinnering, een man die niet zozeer een oordeel bouwde op de schouders van theologen en andere denkers, maar die de weg naar een standpunt ging zoeken samen met de studenten die naar hem luisterden, waarbij hij ook de benadering van andere theologen en ethici inbracht. Dat was een andere aanpak dan ik gewend was.
Terugkijkend had hij tegelijkertijd iets van Godfried Bomans en van Gerard van het Reve in zich. Twee bekende katholieke persoonlijkheden in die tijd, en nog. Van Bomans had hij de humor en de pretlichtjes in zijn ogen, als hij ergens de absurditeit van in zag. Van Van het Reve had hij de eigenzinnigheid, maar ook wel de eenzaamheid. Hij was in die zin ook een eenling, en ik heb het gevoel dat hij, net als beide genoemden, zoekend was naar erkenning en contact.
Tentamen bij hem thuis
Ik herinner me een tentamen bij hem thuis. Hij woonde in een zijstraat van de St. Annastraat in een woning die hij deelde met anderen. Zijn ‘appartement’ bestond uit twee kamers, die van boven tot onder volgepakt waren met boeken. In het midden een bureau, in een nis een bed. Hij wilde mij een stoel aanbieden, maar ook de enige aanwezige stoel naast de bureaustoel was volgepakt met boeken. Ik zag de vertwijfeling op zijn gezicht en ben maar op het bed gaan zitten. Na het tentamen bleven mijn ogen hangen bij een boek met de titel Die weisse Rose. Het boek gaat over het studentenverzet van Sophie Scholl en haar broer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat deden ze door vlugschriften te verspreiden in de aula van de Münchense universiteit. Het kostte hen het leven. Theo Beemer zag me kijken en zei: “Neem maar mee. Beter dat het gelezen wordt dan dat het hier staat te verstoffen. Er ligt al stof genoeg.” Een volgende blik leverde me een boek van Bonhoeffer op. Niet toevallig ook over verzet. Ik was, en ben, altijd geïnteresseerd geweest in de vraag waarom mensen zo verschillend handelen onder druk, speciaal in de vraag wat je doet als groepen mensen op basis van afkomst, geaardheid of wat dan ook worden buitengesloten of erger. Ik heb beide boeken dan ook grondig doorgelezen en lang bewaard. Helaas, ze zijn er niet meer. Daarna durfde ik niet meer naar de boekenkast te kijken.
Thomas-adept
Theo Beemer was een groot liefhebber van Thomas van Aquino, de dertiende-eeuwse dominicaanse theoloog die de theologie van die dagen tot een eenheid smeedde en daarmee een gezag verwierf dat nog altijd standhoudt. Beemer sloot zich niet aan bij het neothomisme, een theologische stroming die de neiging had om de middeleeuwen en het romantische beeld daarvan dat zich in de negentiende eeuw had ontwikkeld, te verabsoluteren. Thomas moet, zo vond Theo Beemer, zoals elke schrijver en denker in zijn historische context gelezen worden. Hij bewonderde Thomas om zijn manier van denken. Iemand die vanuit het geheel dacht – God, mens, wereld – en niet alleen subjectivistisch. In die zin maakte Beemer ook een brug tussen verleden en heden, tussen het klassieke systeemdenken van de theologie en het moderne omgaan met een wereld die onvolmaakt maar uitdagend is.
Innemende en bewogen man
Ook al is het Theo Beemer nooit gelukt een Summa Moralis te schrijven – daarvoor was hij te actief in het maatschappelijk leven: docent aan twee faculteiten, de theologische en de medische, daarnaast van tijd tot tijd werkzaam als pastor in een parochie, medeoprichter van het verband van homo-pastores in Nederland, lid of voorzitter van diverse commissies, onder andere van de Gezondheidsraad, over ethische onderwerpen die in de jaren zestig en zeventig speelden en tegelijkertijd ook een emancipatoire functie hadden, denk aan homoseksualiteit. Bijna twintig jaar na zijn dood verdient hij het zeker om herinnerd te worden als een goed docent en een heldere denker. En, niet in laatste plaats, zeer zeker ook een innemende en bewogen man.
Bijlage
Hans Garritsen heeft een boek geschreven over zijn tijd in Nijmegen: ‘Wederwaardigheden en reflecties van een student theologie in de zeventiger jaren’. (2017, Uitgeverij Boekscout.nl. Soest).
Theo Beemer (foto KDC)
Theo Beemer
Theo Beemer is zeventwintig jaar als lector in de moraaltheologie verbonden geweest aan de Nijmeegse theologische faculteit en vierentwintig jaar daarvan ook aan de medische faculteit. Theodorus Cornelis Johannes Beemer werd op 4 oktober 1927 geboren in Rijsenburg. Hij was als priester gevormd aan het grootseminarie Warmond en werd in 1952 tot priester gewijd. Daarna werd hij naar Nijmegen gestuurd, waar hij zich specialiseerde in de moraaltheologie.
Proefschrift kwam nooit af
In 1955 deed hij cum laude zijn doctoraalexamen. Hij was een begaafd student en was in Nijmegen gefascineerd geraakt door het denken van Thomas van Aquino en door het gegeven dat je daar geen negentiende-eeuwse bril voor hoefde op te zetten. Thomas, meer specifiek zijn idee van praktische waarheid (veritas practica), moest het thema worden van zijn proefschrift. Om zich daarop voor te bereiden ging hij nog een jaar in Leuven en in München studeren. Maar het proefschrift kwam nooit af. In 1956 werd hij, 28 jaar jong, benoemd tot docent moraaltheologie aan het grootseminarie waaraan hij zelf had gestudeerd. Tot zijn studenten behoorde de latere kardinaal Simonis.
In 1965 tot lector benoemd
In 1965 volgde de benoeming in Nijmegen; het eerste jaar bleef hij nog in Warmond wonen, waar hij ook nog even bleef doceren. Zijn benoeming aan de universiteit was een kredietbenoeming, want veel gepubliceerd had Theo Beemer nog niet. Toch kreeg hij de voorrang boven twee wel gepromoveerde kandidaten. Theo Beemer werd benoemd als opvolger van de hoogleraar moraaltheologie (tot dan steeds paters dominicanen), maar omdat hij nog niet gepromoveerd was, kreeg hij de rang van lector. Dat zou de rest van zijn loopbaan zo blijven. Toen in 1980 bij ministerieel besluit alle lectoren hoogleraar werden, verzette Beemer zich tegen zijn eigen promotie tot professor. Als een soort zelfopgelegde publieke boetedoening voor het niet voltooien van zijn proefschrift heeft Beemer tot het eind van zijn academische loopbaan lector willen blijven.
Toch nog de graad van doctor
Na zijn emeritaat, dat gevierd werd met de aanbieding van de bundel Theologie en marginalisering, kreeg hij alsnog de graad van doctor, en wel door een eredoctoraat dat hem op 6 december 1994 door de Theologische Universiteit in Kampen werd verleend. Ook kreeg hij na zijn emeritaat nog de kans om in deeltijd het pastoraat te beoefenen, zowel in een parochie in Rotterdam als in twee Nijmeegse parochies. Thomas van Aquino was zijn leermeester, vooral voor het belang van de circumspectio, het goed om je heen kijken, en van de prudentie in het nemen van ethische besluiten. Maar evengoed was het eigentijdse leven zijn leerschool, en daarin vooral de ervaring van het menselijk tekort.
Emacipatie van homoseksuelen
Zijn collega Rinus Houdijk karakteriseerde in de afscheidsbundel voor Theo Beemer diens werkwijze als ‘theologiseren in de nabijheid van de vreemdeling’. Een van de thema’s waarvoor Theo Beemer zich sterk heeft ingezet, is dat van de maatschappelijke en kerkelijke emancipatie van homoseksuelen. ‘Een integer en prudent mens, een moreel hoogstaand mens, die zijn verantwoordelijkheden ernstig opvatte, met een scherp oog voor de tekenen van de tijd,’ zo werd hij bij zijn uitvaart in 2003 beschreven door Peter Nissen, de toenmalige decaan van de theologische faculteit. ‘Leven uit de verwachting was de titel van zijn eerste publicatie, het kan ook het motto zijn boven zijn levensverhaal’, aldus Nissen.