1971. De studentendecaan
Hans Garritsen ging in 1971 theologie studeren. In zijn boek: 'Wederwaardigheden en reflecties van een student theologie in de zeventiger jaren' doet hij verslag van zijn eerste schreden op de theologische facuiteit. Op bezoek bij de toenmalige studentendecaan (blz 17-21).
Door Hans Garritsen
Ik deed de boodschappen. Bruine bonen, uien, gehakt. En twee pakjes Van Nelle. Het smaakte goed die avond (ook de Van Nelle). Na het bier legde ik mijn slaapzak op de geleende matras en viel als een blok in slaap. De volgende ochtend had ik een afspraak met de studentendecaan van de Theologische Faculteit. Ik zag tegen dit gesprek op. Het was mijn eerste kennismaking met het academische milieu. |
Eigenlijk was dit thuis nooit als mogelijke omgeving voor mij of mijn familie aan de orde geweest. Wij hadden niemand die gestudeerd had. Ja, heeroom. Maar hij was beslist geen studeerkamergeleerde. Je kon er gewoon mee praten. Ergens was studeren boven ons niveau. Wie voor een dubbeltje geboren was, werd nooit een kwartje...
Hoe dan ook, die dag beklom ik zomaar de jaren dertig kloostertrap naar de eerste verdieping. De faculteit was gevestigd in het Albertinum, het grote dominicanenklooster in Nijmegen. Een deel daarvan werd verhuurd aan de universiteit. Ik klopte op de eerste deur rechts. "Binnen", riep een stem.
In een smal kamertje zat achter het bureau de decaan in hemdsmouwen. Klein, stevig, bezweet. Voorzien van een indrukwekkende bril. Hij nam mij van boven tot onder nieuwsgierig op. Dun, vlassig haar en dito baardje, een ziekenfondsbrilletje, T-shirt, spijkerbroek en sandalen. Dat was wat hij voor zich zag. Ik bleef staan, omdat hij mij niet onmiddellijk vroeg te gaan zitten.
Ik kreeg een tamelijk slap handje en vreesde even, dat deze zou losschieten als ik hard trok. "Ga zitten", zei hij. "Mijn naam is Anton Dupré. Koffie?" Ik knikte. Hij verdween en kwam even later weer terug met een plastic beker met koffie. "Dus je wilt theologie studeren? Waarom?"
Ik legde hakkelend en omstandig uit hoe ik tot dit besluit gekomen was. Ik had iets meer dan een jaar de Sociale Academie gedaan, afdeling maatschappelijk werk, en dat jaar was ik gegrepen door met name het vak filosofie. In een overzicht van de filosofie las ik over Sartre, Kant, Thomas van Aquino en een heleboel anderen, en het boeide me mateloos. Ik wilde weg van de Sociale Academie.
Ik overwoog filosofie en theologie. Voor de goede orde verzweeg ik maar even dat ik ook theologie wilde studeren omdat ik meende dan niet in dienst te hoeven. Dat bleek overigens een volkomen ver keerde aanname: je kreeg weliswaar vrijstelling van dienstplicht wegens het vervullen van een geestelijk ambt of 'opleiding tot zulks', maar mijn veronderstelling was onjuist dat een eenmalige verandering van studiekeuze een reden was om je onder de wapenen te roepen. Wat een niet nagetrokken uitspraak van iemand tot gevolg kan hebben!
"Wat is je vooropleiding? Je weet misschien wel, of niet, dat Latijn en Grieks hier gevraagd worden als vooropleiding, dus heb je gymnasium? Trouwens je hoeft geen u te zeggen, ik heet Anton." Toen ik vertelde dat ik hbs-b gedaan had trok hij zijn schouders op. "Geen probleem, we hebben er meer hier. Daarvoor hebben we een colloquium Grieks en Latijn en dat start volgende week. Je hebt nog geluk, je kunt direct aansluiten."
Ik wist niet wat een colloquium was, maar knikte enthousiast. Natuurlijk, ik zou aansluiten. Dat kon ik wel, aansluiten, en taalgevoelig was ik ook wel dus dat moest kunnen. Anton en ik begonnen elkaar te begrijpen. Ik stelde nog een aantal zakelijke vragen: hoe je je inschreef, hoe hoog het collegegeld was, hoe de roosters eruitzagen.
De koffie was lauw geworden maar dat maakte niet uit. De helft van mijn doelstelling was gehaald: ik had de eerste stap gezet om mij in te schrijven. Nu nog een kamer zoeken. Ik klepperde op mijn sandalen de kamer uit en begaf mij, op advies van Ruud en Frans, naar de mensa. Daar zouden grote borden hangen met aanbiedingen van kamers. Omdat ik laat was (de introductie was al achter de rug) was hwt maar de vraag of er veel aanbod was, maar we zouden zien.
Aan het eind van het boek schrijft Garritsen (blz. 158):
Ondanks mijn aarzelingen aan het begin van mijn studie is het pastoraat toch mijn beroep geworden. Ik hab achttien jaar in dat vak gewerkt. De laatste tien jaar - met veel plezier - met mensen met een verstandelijke beperking. Inmiddels ben ik weer teruggekeerd naar de stad waar het in 1971 begon met een zakje frites (geen patat): Nijmegen. De Waalbrug is er nog, de Stefanustoren, de cafés waar ik kwam, de meeste althans. In het Albertinum, het oude dominicanenklooster, is de Theologische Faculteit niet meer gevestigd. Jammer. Zo is er meer veranderd. Gelukkig, in het ene geval, jammer in het andere. Maar de geschiedenis ligt er nog. En de toekomst? Misschien is die te lezen in de Spiegelwaal?
Andre Dupre is de fictieve naam van de studiedecaan in die tijd: Gerard Poiesz.
Hoe kies je eigenlijk een studie anno 2023?
De studievoorlichters aan het woord.
Stefan Schevelier.
Studievoorlichter Filosofie
Het ritueel dat Hans Garritsen beschrijft voltrekt zich in 2023 nog regelmatig. De studentendecaan heet nu studievoorlichter en niet het Albertinum maar het Erasmusgebouw is de locatie van dienst maar wat hetzelfde is, is de student die vertwijfeld de academische wereld betreedt.
Nog altijd komt zeventig procent van de studenten aan de Radboud Universiteit uit een gezin waarin geen van de ouders naar de universiteit is geweest. Dat brengt de gevoelens met zich mee waar Hans over schrijft; zoals het gevoel dat je niet op de universiteit hoort, of dat je de mores hier niet kent.
Als eerstegeneratiestudent ken ik die gevoelens ook en doe ik mijn best studenten op hun gemak te laten voelen. Het recept daarvoor beschrijft Hans ook al: tutoyeren, koffie of thee en een oprecht gesprek. Niet alleen de eerstegeneratiestudenten hebben zo’n welkom nodig, ook de pensionado die zich afvraagt of ze niet uit de toon zal vallen tussen de jonge studenten, de internationale student wiens familie over de schouder meekijkt met iedere stap of de drop-out die nu echt eens wil studeren wat hij leuk vindt.
Hans, die verzwijgt dat hij met zijn studie ook de dienstplicht probeert te ontwijken, zou het tegenwoordig nog wat makkelijker hebben. Heel het toelatingsproces zou hij nu online kunnen doorlopen. Dat is ergens spijtig want je ziet dat het gesprek zelf voor Hans een emanciperende werking heeft: als hij wegloopt heeft hij voor zichzelf een plek op de universiteit bedacht.
Marie-José van den Berg.
Studievoorlichter Religiewetenschappen en Theologie
De onderliggende vragen die ik stel zijn altijd de volgende: '' Wat past bij mij? Waar word ik gelukkig van? Wat wil ik ermee?'
De invloed van buitenaf speelt meestal een belangrijke rol bij het beantwoorden van deze vragen, denk aan ouders die willen weten wat je met de opleiding kunt gaan doen en of er wel beroepsperspectieven zijn; of vrienden die niet snappen waarom je juist voor deze studie kiest. Daarnaast zijn er anno 2023 veel meer opleidingen om uit te kiezen dan vijftig jaar geleden. En je kunt van een bachelor eventueel door aanvulling van een premaster naar een andere master (in een andere stad) overstappen.
Vanuit de Radboud Universiteit wordt centraal een groot aantal on- en offline activiteiten georganiseerd om iemand te helpen bij deze keuze, van kennismakingsactiviteiten als middelbare schoolbezoeken, online voorlichtingsvideo’s en open dagen naar verdiepende activiteiten als proefstudeerdagen en vervolgens beslissingsactiviteiten als meeloopdagen en persoonlijke gesprekken.
Als studievoorlichters organiseren wij deze en andere activiteiten voor onze faculteit voor al onze opleidingen: bachelors, pre-masters en masterspecialisaties en spreken we persoonlijk met de studiekiezer. Zo proberen we de studiekiezers zo goed mogelijk voor te lichten om ze zo goed mogelijk te helpen bij de studiekeuze.
Mijn advies: kies vooral een opleiding waar jij NU gelukkig van wordt. Als je iets kiest waar je blij van wordt dan komt het andere vanzelf wel. En als je over 5, 10, 20 of 30 jaar iets anders leuk vindt, dan ga je dan toch iets anders doen? Het is al lastig genoeg om iets voor de komende jaren te kiezen, laat staan voor de rest van je (werkende) leven.