1946. Alarm in het Corps! Dansen met Jànsen?
Groot alarm in het Nijmeegs Studenten Corps Carolus Magnus, toen in academiejaar ‘45-’46, direct na de oorlog dus, het Corps toegankelijk werd voor alle studenten. De contributie werd voortaan inbegrepen bij het collegegeld, en studenten werden zo bij inschrijving aan de KU automatisch ook lid van het Corps (zij het niet automatisch lid van specifieke disputen). Dit tot ongenoegen van een aantal ouderejaars, die vreesden voor de teloorgang van exclusiviteit en tradities. Onder de titel Alarm! Alarm! Alarm! protesteerden drie van hen tegen deze beslissing in het universiteitsblad Vox Carolina. Filosofiestudente Lène Coenders diende de gealarmeerde Corpsstudenten onderkoeld van repliek, in dichtvorm. Een repliek die medestudent Herman van Run zelfs in 2003 nog uit zijn herinnering (en archief) wist op te diepen, getuige zijn In Memoriam.[1]
Door Grietje Dresen
Wriemelende massa
Wat was er aan de hand? Wat was de achtergrond van de beslissing om het Corps automatisch voor iedere KU-student open te stellen?
Toen de universiteit na de oorlog haar deuren weer opende had zij, ook als academische gemeenschap, ingrijpende oorlogservaringen te verwerken. Zij had vooraanstaande professoren verloren, waaronder Titus Brandsma en Jan Hoogveld, maar ook studenten als Jozef baron van Hövell van Wezeveld en Westeflier, praeses van het Nijmeegs Studenten Corps en Toon Fredericks, afkomstig uit een Nijmeegs middenstandsmilieu en in ‘43 gefusilleerd vanwege zijn verzetsactiviteiten. In het studentenverzet waren verschillen in afkomst bijzaak. Na de oorlog wilden de universiteit en het Nijmeegs Studenten Corps die geest van gelijkheid en broederschap recht doen door het elitaire karakter van het Corps open te breken. Lidmaatschap van het Corps was voortaan dus inbegrepen bij de inschrijving als student aan de KU.
Maar niet alle ouderejaars Corpsleden waren gecharmeerd van deze nieuwe gelijkheid. Sommigen van hen waarschuwden voor ‘grauwe massaliteit in plaats van exclusiviteit, burgerlijke gewoonheid in plaats van distinctie, en vooral: verdorring van traditie en mores’.[2] Binnenkort, zo vat Herman van Run hun vrees samen, ‘zou niemand meer weten dat bij een kennismaking de jongere dient te worden voorgesteld aan de oudere en niet omgekeerd, dat een heer even opstaat als zijn tafeldame zich voor een sanitaire aangelegenheid terugtrekt (wat zij overigens niet hoort te doen) en dat hij dit ritueel bij haar terugkomst dient te herhalen, maar ook dat in de benaming “Carolus” de klemtoon niet op de tweede maar op de eerste lettergreep hoort te vallen. Zulke dingen.’
In de Vox Carolina verschenen een paar stukken van deze (aldus Van Run) ‘geharnaste traditionalisten die het onheil zich voor hun ogen zagen voltrekken. Onder de titel “Alarm! Alarm! Alarm!” jammerden zij eloquent over een toen al “tot een wriemelende massa afgezakt” Corps, aangevreten door minachting voor stijl en traditie. Volgens hen zouden “sociale gevoelerigheid” en “maatschappelijke minderwaardigheidcomplexen” daarbij een kwalijke rol spelen.’ Het stuk werd ondertekend door drie ouderejaars, die ervan overtuigd waren met hun alarm een breder gedragen gevoel te verwoorden.
Kansen voor Jansen?
Als reactie hierop verscheen in de Vox Carolina van 9 maart 1946 een sarcastisch gedicht van de hand van Lène Coenders, die kort voor de oorlog gestart was met de studie Filosofie. Zij had tevoren al een opleiding Maatschappelijk Werk voltooid, en het kandidaatsexamen Filosofie was bedoeld als opstap naar een doctoraalstudie Psychologie. Psychologie had nog geen eigen kandidaatsopleiding, maar al wel een onderzoeks- en opleidingsinstituut, het Instituut voor Wijsbegeerte, Zielkunde en Opvoedkunde.[3] Coenders werd daar na 1946 onder andere ingewijd in de ‘empirische en toegepaste zielkunde’ van prof. Theo Rutten, waarvan zij gebruik kon maken in haar doctoraalonderzoek naar de psychologie van fabrieksmeisjes en in het invloedrijke onderzoeksrapport ‘Moderne jeugd op weg naar volwassenheid’ (1953) van het Hoogveld-instituut.[4] In de oorlog had zij deelgenomen aan het studentenverzet,[5] vooral aan het rondbrengen van documentatie, persoonsbewijzen en voedselbonnen voor ondergedoken studenten. Medestudent en verzetsstrijder Toon Fredericks schreef haar in 1943 zijn afscheidsbrief vanuit de dodencel, de nacht voor hij gefusilleerd werd.[6]
Karakter, achtergrond, levenskeuzes en opleiding maakten Lène Coenders ongevoelig - om niet te zeggen allergisch – voor elitaire romantiek en retoriek. Ofschoon zij zelf lid was van een meisjesdispuut, moest zij niets hebben van de zelfingenomenheid en minachting die veel Corpsleden ten toon spreidden tegenover ‘gewone’ mensen. Vandaar haar gedicht, met bijbehorende aanhef:
‘Aan hen, die een bepaald soort “alarm” menen te moeten maken of van plan zijn het te doen, zo gauw zij het zich kunnen permitteren:
Gij, uit en als notabelen geboren,
Gij, die door geld of naam,
zijt tot het puik verkoren,
en, voor de wetten van het behoren
zèlf norm, een feilloos leven leidt…
Gij, die, toch kerels van uw tijd,
uw aandacht nu en dan
aan wat socialigheid
of ook aan poëzie
of aan iets anders wijdt…
Gij, die U, van uw taak bewust,
zoals het de traditie lust,
met hoofs gebaar
weet uit de band te springen.
Hetgeen men immers is gewend
Sinds jaar en eeuw van een student,
Nietwaar…?
Ik heb een beurs en mijn papa is Jansen.
Hoe, dunkt U heren, staan mijn kansen?
Zou ’k hier zoveel aan levenshouding kunnen leren,
dat, wanneer eens, mijn kinderen rechten gaan studeren,
zij zich met flair bewegen, ánderen alarmeren.
Lène Coenders
(uit: Vox Carolina, 9 maart 1946)’
Noten
[1] Herman van Run, ‘Herinneringen aan Lène Dresen-Coenders’ in KUzien 74 (maart 2003), p. 42-43. Alle passages die verwijzen naar het Alarm! Alarm! Alarm!-stuk uit 1946, en het gedicht van Lène Coenders, ontleen ik aan Van Run’s In memoriam.
[2] Waar ik in deze alinea enkele aanhalingstekens gebruik, citeer ik Van Runs weergave van het ‘Alarm!-stuk, d.w.z. zijn parafraseringen. Waar Van Run zelf letterlijk citeert uit het stuk en dat aangeeft via aanhalingstekens, gebruik ik dubbele aanhalingstekens. M.a.w.: woorden en zinsneden tussen dubbele aanhalingsteken komen letterlijk uit het stuk in de Vox Carolina uit ‘46.
[3] Zie voor summiere info
https://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/
info/Instituut_voor_Wijsbegeerte,_Pedagogiek_en_Psychologie.
[4] https://www.ru.nl/kdc/bladeren/archieven-thema/subpagina-archieven-thema/onderwijs-wetenschappen/archieven_van_0/onderwijs_arch_inst/hoogveld-instituut/
[5] Zie Anneke Nolet, Vrouwen en verzet - In het rijk van Nijmegen, 1940-1945. Uitgeverij Van Tilt, 2020, passim.
[6] https://www.oorlogsdodennijmegen.nl/
persoon/fredericks/d1f4dcd6-78f7-480b-a9ca-c644df905df4).
Voor enig archiefmateriaal van Lène Coenders,
zie https://kdc-opac.hosting.ru.nl/results (aldaar: H.M. Dresen-Coenders).
Lène Coenders in 1962. Foto ontleend aan archief KDC, dossier H.M. Dresen-Coenders.
Dansavond ("soiree") van het Nijmeegs Studenten Corps in 1945, bij het begin van naoorlogs collegejaar '45-'46. Voorste rij geheel links, zittend op de trap Lène Coenders. Foto uit artikel genoemd in noot 1.