1974. Niet te Rooms en niet te rood!

Datum bericht: 14 februari 2023

In 1974 startte ik met theologie, in het prachtige Albertinum. Midden jaren zeventig genoot je bij theologie in Nijmegen van het beste van twee tijdvakken: je kreeg nog college van spraakmakende theologen die in de jaren zestig voor doorbraken zorgden, zoals Willem Grossouw, Edward Schillebeeckx en Piet Schoonenberg. Maar tegelijk werd je gevoed door creatieve denkers die zich lieten inspireren door de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie of zelfs door het marxisme: theologen als Theo Beemer, Sjef van Tilborg en Arend van Leeuwen.

Door Grietje Dresen

Vanaf het moment dat ik aankwam en werd ondergedompeld in de introductieperiode (die toen nog twee weken duurde) had ik het gevoel helemaal op mijn plaats te zijn. Vooral omdat je er geestverwanten trof. Het werd in die tijd meestal raar gevonden om theologie te gaan studeren, als ‘ongelovige’ vrouw. Je kreeg in de kroeg en daarbuiten voortdurend vragen als: Wat moet jij daarmee? Je kunt als vrouw toch geen priester worden? Geloof jij dan in God? Ik dacht dat jij zo’n nuchtere meid was… Etc., etc. In de jaren zeventig werd religie door de meeste jongeren alleen gewaardeerd als die uit het Oosten kwam; het christendom van hun ouders was afgedankt en taboe verklaard. Dus met de medestudenten die, net als ik, vooral kwamen uit een interesse die we later ‘religiewetenschappelijk’ gingen noemen, had je meteen een band. Wij waren die mafkezen die zich nog voor religie interesseerden, zonder interesse in een baan in de kerk.

Wat motiveert jou (in godsnaam)?

Dat ik theologie ging studeren was destijds dus niet vanzelfsprekend: noch voor mijzelf, noch voor familie en vrienden. Ik had al een studie Nederlands geprobeerd, en had daar vooral kennis gemaakt met de laatmiddeleeuwse mystici. Want in Groningen, waar ik begon met studeren, startte de studie Nederlands destijds voor een groot deel chronologisch, bij het begin: het Middelnederlands. En het schrift, in dit geval Middelnederlands, werd in die tijd nu eenmaal  vooral in religieuze contexten gebruikt – althans in die teksten die ook voor latere letterenstudies interessant zijn. Naast de bestudering van teksten van Ruusbroec, Hadewijch, Beatrijs van Nazareth e.d. kregen we overigens ook linguïstiek; vooral heel veel Chomsky, in mijn herinnering. En men waarschuwde ons al tijdens de introductie dat wij waarschijnlijk allemaal dachten schrijvers te worden, maar dat minstens 95% van ons zou eindigen als leraar Nederlands. Die waarschuwing, gecombineerd met een overdosis Chomsky, en vooral de fascinatie voor Hadewijch c.s. (en een verliefdheid…) deden mij switchen naar theologie in Nijmegen.

Vooral mijn moeder begreep er niets van, zij was inmiddels zeer kritisch ten aanzien van de katholieke kerk. Maar zij nodigde mij ruimhartig uit om mijn motivatie toe te lichten, en nodigde daartoe zelfs de eerste vrouw uit die in 1972 bij Edward Schillebeeckx afstudeerde als leek (d.w.z. niet-religieuze): Maria ter Steeg. Ze zou me overigens niet hebben tegengehouden, als ze mijn motivatie niet overtuigend zou hebben gevonden; ze was erg van de eigen, bewuste keuzes. Maar ze wilde graag dat ik wist waar ik aan begon…

En ik wist dus tamelijk goed waar ik aan begon, in september 1974: een brede studie, met destijds veel ruimte voor psychologie, sociologie en bevrijdingstheologie, en (in de kandidaatsfase) juist minder ruimte voor klassieke theologische vakken zoals pastoraaltheologie of liturgie. We hoefden in dat decennium zelfs geen Hebreeuws te leren!

Maar des te meer werd er gepraat over onze ‘motivatie’, onze verhouding tot de kerk, wat we wilden bijdragen aan de geloofsgemeenschap en aan de samenleving - enzovoort, enzoverder. Dat begon al in de introductie. Daarin was bijvoorbeeld een hele middag ingeruimd om in twee groepen (we starten met ca. 20 studenten) elkaar onze motivatie voor de theologiestudie te vertellen. Die motivaties waren zo’n beetje gelijk verdeeld tussen wat ik hierboven een ‘religiewetenschappelijke’ interesse noemde (wat zoeken mensen in religies? Wat beweegt hen?), en verdieping van het eigen geloof. Van die laatste groep viel trouwens in het eerste jaar al minstens de helft af, omdat de gezochte verdieping bleek uit te monden in een geloofscrisis (‘Hoezo zijn er in de bijbel meerdere teksttradities aan het woord? Is de Bijbel dan niet gewoon het Woord van God?’).

Maatschappelijk relevant

In die introductieperiode werden we dus al ondergedompeld in alle aspecten van de theologiestudie, in het Nijmegen van de jaren zeventig. En dat betekende ook een swingend cabaret en feest, ter afsluiting van de introductie. De in Nijmegen wereldberoemde DJ Fucking Joe (theologiestudent Joseph van Kalmthout, in die periode startend met zijn doctoraal Godsdienstwetenschappen) draaide er platen met een schwung en vaardigheid die iedereen de dansvloer van café Trianon op kreeg, tot in de zeer kleine uurtjes. Maar voordat hij aanving met zijn destijds legendarische DJ-kunsten was er eerst: CABARET – het iets minder legendarische en minder kunstig uitgevoerde, maar min of meer verplichte eerstejaars cabaret!

Na alle indrukken opgedaan tijdens de introductie lieten wij - mijn medestudent Marjo Eitjes en ik -ons die kans niet ontgaan. We hielden allebei van liedjes maken, en hoefden ook niet lang te aarzelen over de melodie. In 1963, dus ruim 10 jaar voor dit intro-cabaret, scoorde een Belgische dominicanes onder de artiestennaam Soeur Sourire een wereldhit met het lied Dominique-nique-nique, waarin zij hun stichter Dominicus bezong. Het was de tijd van het Tweede Vaticaans Concilie, maar ook de tijd dat in vrijwel alle huishoudens TV kwam, en de platenindustrie overuren draaide. Elvis Presley en de Beatles waren op het toppunt van hun roem – maar de Engelstalige versie van Dominique door ‘the Singing Nun’ wist in de VS maar liefst 4 weken de eerste plaats op de Amerikaanse hitparade te bezetten. Over het tragisch verlopen leven van deze (later uitgetreden) zuster, Jeannine Deckers, is in 1985 een indringende documentaire gemaakt[1] en in 2009 een bijzondere film door Stijn Coninx.[2]  Maar voor ons als jonge theologiestudenten was het in 1974 vooral een lied dat zich in je hoofd vastzette, en waarvan de melodie zich goed leende  voor gebruik  in een cabaretlied.  Zelfs het legendarisch VPRO duo Theo en Thea maakte er in de jaren tachtig nog een cover op, ‘Ik ben Ans en ik ben Bea’.[3]

Om te begrijpen hoe dit lied wereldwijd en jarenlang zo kon beklijven, doet de lezer die het niet kent er goed aan even ernaar te luisteren, bijvoorbeeld via deze versie voorzien van de originele tekst: https://www.youtube.com/watch?v=wjsU4mqSdhU

Een dankbare melodie dus om de sfeer van de opleiding Godgeleerdheid in die vrolijke, veelbelovende jaren in te verwoorden. Hier volgt de tekst waarin wij de ervaringen van twee overvolle intro-weken verwerkten:

Refrein:

Katholieken – lieken – lieken
Niet te Rooms en niet te rood
Gelooft u nog in God?
’t Is wat schipp’ren, schipp’ren, schipp’ren
Maar dan lukt het allemaal best
De faculteit die doet de rest!

Dames, heren: godgeleerdheid
Is een serieuze zaak.
Wil u wáárdig voorbereiden
op uw religieuze taak!

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

Onze Kerk moet levend blijven,
bekritiseerd, geïnspireerd
door de theoloog – dus dáár
nu uw geloof geïnvesteerd!

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

Hoop doet leven, heilsverwachting –
Maar waar komt die hoop vandáán?
Dit wordt menens, dit zijn vragen
naar de zin van uw bestaan!

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

Hebt u ook een motivatie?
Ik ben zéér gemotiveerd!
‘k kan ‘m u exact vertellen
‘k heb ‘m uit mijn hoofd geleerd.

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

“… Ik verwacht dat deze studie
mijn geloof voert tot haar hoogst.
Waarvoor kom ik anders hier dan?...”
… … Heren pastors: nieuwe oogst!

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

Theologie, u weet dat allen
is ook maatschàppelijk relevant.
Geen probleem is onoplosbaar
met de Bijbel in de hand!

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

“Heeft u Marx niet gelezen?
Dus u is reactionair?
Studie voor het volk, begrijpt u?”
God wat zijn we elitair…

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

Het Rijk Gods laat op zich wachten -
En we wàchten al zo lang!
Maar als ú blijft bidden, komt
althans uw ziel niet in ’t gedrang!

Refrein: Katholieken – lieken – lieken…

Christendeugden, levensvreugde,
zet uw twijfels overboord.
Ook voor U de blijde boodschap!
… Maar wordt de jouwe wel gehoord… ?

Refrein (2 x)

Oude en nieuwe machten

Het vraagteken achter de slotzin van het laatste couplet zou in de jaren daarna uitgroeien tot een kritisch uitroepteken, voor ons als theologiestudentes. Want al werden Marx en de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie beslist goed gelezen, teksten waarin vrouwen verhaalden van de wijze waarop ze door hun kerkelijke traditie van hun geloof en spiritualiteit vervreemd waren, hadden bepaald nog geen plek in het curriculum. Aan de theologische faculteit introduceerde Tine Halkes dit soort teksten voor het eerst in 1976, en in 1977 werd er door enkele theologiestudentes al een workshop aan gewijd op het interdisciplinaire Heksencollege  dat aan de KU georganiseerd werd.

Marjo en ik hadden intussen de smaak van het liedjes-maken te pakken, en zongen met de inmiddels opgerichte vrouwengroep Tine op haar 60ste verjaardag toe met een variant van het heksenlied dat destijds gezongen werd bij de nachtelijke fakkeltochten waarmee de vrouwenbeweging de straat terugeiste (zie foto, met couplet van dat lied).

Met Jeannine Deckers liep het minder vrolijk af. Zij trad in 1967 uit en ging samenwonen met een geliefde jeugdvriendin. Ook in haar leven kruisen oude en nieuwe machten zich: religieus en emotioneel onbegrepen door haar kerk (beluister bijv. hoe de prelaat waarmee de documentaire in noot 1 opent, haar memoriseert) en haar sociale omgeving, maar vooral ook financieel gemangeld door haar platenmaatschappij Philips, haar voormalig klooster en de Belgische fiscus, nam zij in 1985 samen met haar vriendin Annie Pécher een overdosis slaappillen in.

[1] Hier te zien: https://www.google.com/search?q=S%C5%93ur+Sourire%2C+een+glimlach+tussen+hemel+en+hel%2C&rlz=1C1CHZN_nlNL937NL937&oq=S%C5%93ur+Sourire%2C+een+glimlach+tussen+hemel+en+hel%2C&aqs=chrome..69i57j0i546.1164j0j7&sourceid=chrome&ie=UTF-8#fpstate=ive&vld=cid:15fcd00a,vid:7SUiefwxUZ4

[2] Zie voor een korte aankondiging, met beelden en korte informatie: https://www.youtube.com/watch?v=R-YT1StavE0

[3] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/S%C5%93ur_Sourire


thumbnail_SOEURSOURIRE

Soeur Sourire voordat zij (in 1967) uittrad.

thumbnail_image

Grafmonument van Jeannine Deckers en haar vriendin Annie Pécher. De tekst op de grafsteen komt uit haar lied Luc Dominique.

thumbnail_albertinum

Achtervleugel van het dominicanenklooster Albertinum (Heijendaalseweg 121a), waarin de faculteit Godgeleerdheid gehuisvest was. In de ronde toren in het midden was de ingang en trappenhuis. Links daarvan lag de bibliotheek met prachtige houten lambrizering en geur van oude boeken, waarin het goed studeren was.

Trap Albertinum, medio '70 (1)

Grietje Dresen (rechtsonder) met studiegenoten op de trap van de faculteit in het Albertinum. Alle collegezalen lagen boven; het prikbord links was ieders houvast voor roosters, mededelingen, evenementen etc.

thumbnail_Tuin Albertinum medio '70

De vleugel waarin de theologische faculteit huisde, kwam uit op de prachtige tuin van het Albertinum. Hier enkele theologiestudenten, medio jaren 70, rond docent Nico Schreurs.

thumbnail_juli 1980_vrouwengroep

Een ander lied van Marjo (geheel rechts op de foto) en Grietje (links): 'De heks is weer terug, recht uit de hel!', t.g.v. de 60e verjaardag van Tine Halkes.