1960. Centrale Interfaculteit: filosofie als lijm tussen faculteiten

Datum bericht: 20 februari 2023

In 1960 werd door de Tweede Kamer in de Wet op Wetenschappelijk Onderwijs artikel 17 lid 3 opgenomen, die betrekking had op de filosofie. Op een bepaalde manier was dit een terugkeer naar een traditioneel beeld van de rol als verbindingsfactor van de filosofie. In het artikel werd namelijk bepaald dat de studierichting filosofie ondergebracht moest worden in een Centrale Interfaculteit (CI), zodat ze kon functioneren als een centrale of algemene wetenschap. Het ideaalbeeld hierachter was dat de filosofie de lijm zou worden tussen de steeds verder uit elkaar drijvende faculteiten. Wetenschappers van verschillende vakgebieden moesten bevrijd worden uit de hoge torenkamertjes van hun eigen wetenschap en de sleutel die op alle sloten paste, was de wijsbegeerte.

Door Mirte Debats

Zij [de wijsbegeerte] immers beschouwt al wat is, zij reflecteert over den zin van alle wetenschap, zij is de algemeene wetenschap bij uitstek, wier princiepen door alle wetenschappen heenspelen, in de eene meer verborgen dan in de andere, naarmate de speciale abstractie van elk (Van Melsen 1945, 9).

Reeds op 9 november 1945 pleitte dr. van Melsen aan onze universiteit met deze definitie voor een centrale positie van de wijsbegeerte. Door de katholieke identiteit van de universiteit en de invloed van het Thomisme op het onderwijs was de rol van de filosofie aan de KUN sterker dan bij protestantse en seculiere universiteiten. Van Melsens overtuigingen werden dan ook beïnvloed door deze katholieke achtergrond (zie de bijdrage in deze reeks over 1949, Van Melsen). Volgens hem nam de filosofie een bijzondere plaats in in het universiteitsleven, omdat zij met alle wetenschappen en met alle faculteiten verbonden was. Deze alomtegenwoordigheid maakte dat zij zich goed leende voor de functie als schakel die samenwerking tussen faculteiten mogelijk zou maken. Zo zou ze zich kunnen herontwikkelen als ‘koningin der wetenschap’ (4), als een fundament waarop de rest van de universiteit gebouwd kon worden.

Maatschappelijke context

Met zijn les haakte dr. van Melsen in op een tendens die zich de Tweede Wereldoorlog verterkt manifesteerde. Universiteiten kregen in die tijd namelijk veel kritiek, omdat hun focus, voor het uitbreken van de oorlog, veel te veel had gelegen op droge kennisoverdracht. Hierdoor hadden zij hun opvoedingsplicht verzaakt. Er werd vanuit verschillende hoeken van universiteiten gevraagd of zij hun studenten niet alleen kennis bij zouden brengen, maar ook waarden, normen, karaktervorming, maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef en engagement. Er was behoefte aan de toevoeging van een extra laag aan de kennisoverdracht van verschillende wetenschappen, een ethische laag, een laag die ervoor moest zorgen dat de geleerde kennis op een maatschappelijk verantwoorde manier toegepast zou worden. Daarnaast was er in de verzuilde Nederlandse maatschappij van die tijd vraag naar een verbindende factor tussen de geïsoleerde gemeenschappen in de Nederlandse cultuur en er heerste het idee dat de universiteit hierin het voortouw moest nemen. Zij moest laten zien dat men zich niet kon opsluiten in de eigen zuil, maar juist door verbinding met anderen zichzelf kon en moest ontwikkelen.

1876: filosofie niet langer als verplicht onderdeel in de propedeuse

Om te begrijpen hoe het mogelijk was dat de Centrale Interfaculteit het medicijn kon zijn tegen de wetenschappelijke versplintering, moet men nog een stukje verder terug in de tijd. Sinds de Middeleeuwen was de filosofie de propedeutische wetenschap bij uitstek geweest. Pas na de magister in de filosofie kon men doorstromen naar de hogere faculteiten der Theologie, Rechten en Geneeskunde.  Ondanks dat in de negentiende eeuw universiteiten zich hadden ‘verwetenschappelijkt’, met name door de invloed van het model van de Duitse onderzoeksuniversiteiten, bleef de filosofie tot 1876 een verplicht onderdeel van iedere universitaire propedeuse. Alle studenten die zich inschreven bij een universiteit waren verplicht om in hun eerste jaar een aantal vakken in de filosofie te volgen. Door de opkomst van het empirisme, de groeiende interesse in de natuurwetenschappen en de methodologische en inhoudelijke afsplitsing van steeds meer wetenschappen van de traditionele natuurfilosofie, verloor de filosofie steeds meer aan belangstelling. Uit angst dat het verplichten van filosofie-onderwijs in de propedeuse haar onpopulariteit slechts verergerde, gaf de Wet op het Hoger Onderwijs van 1876 een duidelijk antwoord op deze situatie: de unieke positie van de studie van de wijsbegeerte werd afgeschaft en de filosofie zelf werd teruggebracht tot een studie, die meestal in een Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte werd ondergebracht, zoals vanaf 1923 aan de KUN ook het geval was. De wijsbegeerte verloor zo haar vroegere status als moeder van de wetenschappen. In deze verlaagde status kon onder andere de Nijmeegse historicus van de filosofie Ferdinand Sassen (zie het artikel in deze reeks over 1932, Ferdinand Sassen) zich niet herkennen. In zijn boek Wijsgerig leven in Nederland in de twintigste eeuw (eerste druk in 1941) beschrijft hij deze beslissing als een fout die rechtgezet moest worden door de wijsbegeerte weer de positie te geven van een centrale en fundamentele wetenschap die een eenheid tussen de verschillende wetenschappen kon vormen (Weijers 1995, 79). Kortom, tussen 1876 en het einde van de Tweede Wereldoorlog werden er verhitte debatten gevoerd over de betekenis en de plaats van de wijsbegeerte in de wetenschap en in de universiteit.

De Centrale Interfaculteit

Het besluit van 1960 om op alle universiteiten Centrale Interfaculteiten op te richten, betekende dus tot op zekere hoogte een terugkeer naar de toestand van 1876. Het was opnieuw de filosofie die de eenheid van de wetenschappen moest bewerkstelligen. Bovendien was het haar taak om bij studenten een groter maatschappelijk bewustzijn en engagement te ontwikkelen. Met deze opdracht nam zij weer haar oude plaats in. In Nijmegen had de Centrale Interfaculteit twee taken. De eerste was de verandering van de positie en inrichting van de studie filosofie. De sectie wijsbegeerte was sinds 1923 namelijk ondergebracht geweest in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte. De Centrale Interfaculteit moest de filosofie losmaken uit deze faculteit en haar een vrije en zelfstandige positie toekennen in de universiteit. De tweede verandering had te maken met het inrichten van de Centrale Interfaculteit als ‘studium generale’, wiens taak het was om vakoverstijgende cursussen, lezingen en vakken aan te bieden, zowel aan studenten als aan mensen uit Nijmegen van buiten de universiteit. Ook hier was het achterliggende idee om het wereldbeeld van studenten te verbreden door middel van de filosofie. Daarnaast schiep de Centrale universiteit qua personeel een verbinding tussen de faculteiten. De meeste aan de Centrale Interfaculteit verbonden hoogleraren hadden namelijk een dubbele benoeming, zowel binnen de Centrale Interfaculteit als bij een andere faculteit. Zo leverde de Centrale Interfaculteit het cement tussen de stenen van de verschillende wetenschappen en faculteiten.

Afschaffing Centrale Interfaculteit

Zoals de Centrale Interfaculteit begon, zo eindigde ze ook: met een wet. In 1986 werd een artikel in de Wet op Wetenschappelijk Onderwijs aangenomen, die gebood om de Centrale Interfaculteiten weer af te schaffen. Toenmalig Minister van Onderwijs en Wetenschappen, Wim Deetman, beschouwde het experiment als mislukt. In het bezuinigingsbeleid van Deetman dat opereerde volgens het principe van ‘Taakverdeling en Concentratie’ (Bos 2018, 15), was er geen ruimte meer voor een verplichte Centrale Interfaculteit. Daarnaast was er destijds te veel wildgroei op de universiteiten aan verschillende faculteiten en interfaculteiten. Om universiteitsstructuren overzichtelijker te maken, werd ook in Nijmegen de Centrale Interfaculteit  afgeschaft.

Centrale Interfaculteit werd Faculteit der Wijsbegeerte

In Nijmegen werd in 1987 in het jaarverslag van de universiteit gewoon het kopje ‘Centrale Interfaculteit’ vervangen door ‘Faculteit der Wijsbegeerte’, zonder verklaring, zonder uitleg. Hoe kon deze verandering zonder opheft of discussie zomaar uitgevoerd worden? Dat kwam omdat de Centrale Interfaculteit in Nijmegen eigenlijk niet echt verdween. Het College van Bestuur moest de wet van 1986 simpelweg doorvoeren en van de Centrale Interfaculteit een zelfstandige Faculteit van de Wijsbegeerte maken. Echter veranderde dit nauwelijks iets aan de inrichting van de studie filosofie. Er was vooral sprake van een administratieve verandering. In Nijmegen betekende het doorvoeren van de wet dat er in de Faculteit der Wijsbegeerte officieel 4 secties kwamen met ieder 1,5 kernleerstoelen, dus 6 in totaal (ook al waren er in werkelijkheid 2 kernleerstoelen per sectie en dus 8 in totaal). Dit was precies dezelfde indeling als die van de Centrale Interfaculteit. Daarnaast bleef de Faculteit der Wijsbegeerte verder samenwerken met andere faculteiten en bleven hoogleraren filosofie doceren bij andere faculteiten. Het is vandaag nog steeds zo dat verschillende hoogleraren aan de FTR-faculteit een aanstelling bij een andere faculteit hebben. En nog vaker hebben filosofen met een aanstelling aan een van de andere 6 faculteiten een aanstelling aan de FTR-faculteit. De term ‘buitenhoogleraar’, die we vandaag nog gebruiken, hoewel die juridisch niet bestaat, stamt uit de tijd van de Centrale Interfaculteit.

Toch nog een verschil…

Het enige waarin de Centrale Interfaculteit niet geslaagd is, is in de ontwikkeling van een gemeenschappelijke filosofie voor alle wetenschapsgebieden. Binnen de Centrale Interfaculteit waren er namelijk drie richtingen: de A-richting met vakken over systematische wijsbegeerte, de B-richting met vakken over de geschiedenis van de wijsbegeerte en als laatste de C-richting met vakken over de filosofie van een bepaald wetenschapsgebied. De hoogleraren die de vakken van de C-richting gaven, hadden dubbelbenoemingen, zowel binnen de Centrale Interfaculteit I als binnen een eigen faculteit. De meeste van deze hoogleraren waren vooral binnen hun eigen faculteit actief en niet zozeer binnen de Centrale Interfaculteit. Daarnaast waren er ook nauwelijks doctoralen binnen deze C-richting. Dit zorgde ervoor dat na de afschaffing van de Centrale Interfaculteit, deze docenten buiten de faculteit der Wijsbegeerte vielen en teruggingen naar hun eigen faculteiten (Van Ulsen 2014, 40-41). Hieruit ontstonden de filosofische afdelingen bij FNQI, FdM en FdR, die nu nog steeds bestaan.

Gevolgen van de Centrale Interfaculteit

En toch heeft de Centrale Interfaculteit de wijsbegeerte op de kaart gezet als brug tussen de verschillende wetenschappen. Verder heeft ze tot een bloei van filosofieonderwijs geleid door haar aandeel in het ontwikkelen van een duidelijk doctoraal programma voor de wijsbegeerte. Daarnaast kwam er een groei in leerstoelen en hoogleraren, door de samenwerkingen tussen verschillende wetenschappen. Zeker het feit dat de meeste hoogleraren een dubbelbenoeming hadden, bevorderde de samenwerking tussen de faculteiten. Waar er vóór de oprichting van de Centrale Interfaculteit 4 leerstoelen filosofie waren, waren er in 1987 8 kernleerstoelen en 8 ‘buiten’ leerstoelen (Karskens 2023 A). Hoewel de studie filosofie dus op papier een faculteit werd als alle andere faculteiten en ze althans officieel haar positie als verbinding tussen de wetenschappen verloor, veranderde in de realiteit slechts de terminologie en behield de wijsbegeerte haar plaats als lijm tussen de wetenschappen. Dit is zichtbaar in het feit dat elke student die zich voor een bacheloropleiding inschrijft aan de Radboud Universiteit, in biomedische wetenschappen, tandheelkunde of economie, verplicht een paar cursussen filosofie moet volgen, zoals dit voor 1876 en zeker tijdens de Centrale Interfaculteit het geval was.

Wat is de positie van de wijsbegeerte? Wat zou die moeten zijn?

Wetenschappelijke ontwikkelingen en bevindingen zijn niet puur universitair, ze beperken zich niet tot hoge torentjes van de wetenschap, ze hebben immers werkelijke consequenties voor de maatschappij en daar moet men zich bewust van zijn. Het blijft belangrijk om te reflecteren op de positie van de wijsbegeerte in de universiteit en op de positie van de universiteit in de samenleving, op hoe kennis geproduceerd wordt, welke rol filosofie daarin speelt en welke invloed dat dan heeft op studenten en op de maatschappij. Het is de taak van het filosofieonderwijs om op te treden als een sleutel die op alle sloten past om, onder andere, studenten bewust te maken van de wederzijdse invloeden tussen de wetenschap en maatschappij. In 1960 dacht men, zowel landelijk als plaatselijk, dat de Centrale Interfaculteit het juiste middel was om deze bewustwording te bevorderen. De Radboud Universiteit doet dit vandaag de dag anders. In plaats van een Centrale Interfaculteit is er nu verplicht filosofisch onderwijs voor alle studenten (Radboud Universiteit 2019, 26). Dat onderwijs wordt gegeven door docenten filosofie met een aanstelling aan de FTR-faculteit, of aan een van de zes andere faculteiten. In dit opzicht is er dus niet al te veel veranderd sinds de dagen van de Centrale Interfaculteit.

Bibliografie

Bos, Jacques. 2018. ‘‘Filosofie- waar is dat goed voor?’’ Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte (110)1: 7-26.

Brabers, Jan. 2021. Een kleine geschiedenis van de Radboud Universiteit: A brief history of the  Radboud University. Barendrecht: Drukkerij De Bondt.

De Boek, Th. 1988. ''De centrale interfaculteit: constructie en deconstructie.'' Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte (80)3: 149-168.

Karskens, Machiel. 2023A. Gesprek met auteur en Christoph Lüthy.

Karskens, Machiel. 2023B. Leerstoelen en organisatie van de Filosofie aan de Katholieke/Radboud  Universiteit. (zie document in de zijbalk)

Katholieke Universiteit Nijmegen. Gids: 1964-1965. Nijmegen.

Melsen, Dr. A.G.M. 1945. Eenheid en verscheidenheid der wetenschap: openbare les, gegeven bij de aanvaarding van het lectoraat in de natuurfilosofie, de logica en de logistiek aan de R.K universiteit te Nijmegen op vrijdag 9 november 1945. Nijmegen: Dekker en van de Vegt N.V.

Radboud Universiteit. 2019. A Significant Impact.

Schreuder, O. 1998. Proeven van eigen cultuur: Vijfenzeventig jaar Katholieke Universiteit Nijmegen 1923-1998, deel 2 1960-1998. 198-203, 260-261, 416-417. Nijmegen: Valkhof Pers.

Van Ulsen, P. 2014. Introductie van logica en wetenschappelijke wijsbegeerte aan de Nederlandse   universiteiten.

Weijers, Ido. 1995. ''Filosofie & Wederopbouw 2: Het streven naar een Centrale Interfaculteit.” Krisis 58: 74-85.


melsenfoto

Dries van Melsen (foto KDC)

Levenslang een 'Centrale Interfaculteit' in persoon A.G.M. van Melsen 1912 - 1994''.  Dit is de kop van een artikel in dagblad Trouw van 11 oktober 1994 naar aanleiding van zijn overlijden.

"Ooit immers was op de universiteit de wijsbegeerte ondergebracht in wat plechtig heette: de Centrale Interfaculteit. Maar dat is al spoedig verwaterd, de wetenschappelijke verkokering won. Maar Van Melsen bleef zeker voor de katholieke universiteit een soort centrale interfaculteit in persoon."

Verplichte filosofische reflectie

Een […] erfenis uit de katholieke periode van de universiteitsgeschiedenis is de verplichte filosofische reflectie op de wetenschap en de plaats van de eigen discipline daarin, die alle studierichtingen nog altijd aanbieden. In 1923 vonden Schrijnen en de zijnen het van belang dat studenten aan de Katholieke Universiteit een dieper wijsgerig inzicht kregen in de betekenis van hun studierichting en in de samenhang van alle wetenschappen. Met deze vorm van ‘Bildung’ wilde Nijmegen zich onderscheiden. […] In het huidig Mission Statement van de Radboud Universiteit wordt uitdrukkelijk een band met het verleden gezocht. De universiteit komt voort uit de katholieke emancipatiebeweging, zo wordt gesteld, en overeenkomstig deze traditie ‘voelen medewerkers en studenten zich betrokken bij elkaar, bij de samenleving en bij de wereld’ (Brabers 2021, 125-127).

Tijdlijn van ontwikkelingen Centrale Interfaculteit

1876 Afschaffing van de rol van de filosofie als propedeutische wetenschap

1931 De filosofen van de Afdeeling Nederland der Kant-Gesellschaft organiseerden een congres over de betekenis van de wijsbegeerte voor het hoger onderwijs. Tijdens dit congres zetten de deelnemers zich af tegen de beslissingen uit 1876 en pleitten voor een terugkeer naar de centrale positie van de wijsbegeerte binnen de universiteit.

1945: Einde van de Tweede Wereldoorlog en begin van de vraag voor een maatschappelijk betrokken positie van de universiteit.

09-11-1945 ‘Eenheid en verscheidenheid der wetenschap.’ In deze openbare les, pleitte dr. Van Melsen voor een algemene status van de wijsbegeerte, die op die manier de verbinding kon vormen tussen de verschillende faculteiten

1960: Centrale Interfaculteit opgericht in de Wet op Wetenschappelijk Onderwijs artikel 17 lid 3

1964: Centrale Interfaculteit opgericht bij de KUN

1981: Wetsvoorstel om wijsbegeerte uit de CI te verwijderen, wat de afschaffing van de CI tot gevolg zou hebben

1986: Wetsvoorstel van 1981 wordt aanvaard en de CI wordt afgeschaft

1987: ‘‘In het jaarverslag 1987 werd het vroegere kopje ‘Centrale Interfaculteit’ zonder enige uitleg vervangen door ‘Faculteit der Wijsbegeerte’’ (Schreuder 1998, 417).

Stand van zaken 1965 bij de oprichting Centrale Interfaculteit aan de KUN (samengesteld door Machiel Karskens)

Leerstoelen en Kernvakken :
(fpCI) Metafysica en Kenleer    + Inleiding in de wijsbegeerte  (Plat)
(fpCI) Ethiek en Sociale wijsbegeerte   (van Boxtel)
(fpM(ens)W(etenschappen) Wijsgerige Antropologie (incl Wijsg.Pedagogiek)  (Strasser)
(fpFNWI) Logica en Natuurfilosofie +   + Inleiding in de wijsbegeerte  (van Melsen)(fpCI) Geschiedenis vd antieke wijsbegeerte  (van Straaten)
(fpCI) Geschiedenis vd middeleeuwse wijsbegeerte  (de Rijk)
(fpCI) Geschiedenis vd moderne wijsbegeerte  (Hollak)

‘buitengewesten’ met een dubbelbenoeming in de CI , geen kernvakken
(fpNWI) Filosofie vd Wiskunde (de Iongh)
(fpTheologie)   Godsdienstfilosofie  (Cornelis)
(fpSocWet)  Fil vh maatschappelijk werk en Cultuurfilosofie   (H.Ruygers)

Stand van zaken in 1977:
Leerstoelen en Kernvakken 
fpCI) Metafysica en Kenleer (Plat )
(1/2fpCI, 1/2Psych) Wijsgerige Antropologie (Struyker Boudier)
(fpCI) Wijsgerige Ethiek (Peperzak)
(fpCI) Sociale en Politieke Wijsbegeerte (vacant)
(fpWijsb) Taalfilosofie (Seuren)
(1/2 CI;1/2 FNWI) Wetenschapsleer  (Scheurer)
(fpCI) Geschiedenis vd antieke wijsbegeerte  (van Straaten)
(fpCI) Geschiedenis vd middeleeuwse wijsbegeerte (vacant, Braakhuis waarnemer)(fpCI) Geschiedenis vd moderne en hedendaagse wijsbegeerte  (Hollak )

Buitenhoogleraren met een dubbelbenoeming in de CI   en C- of bijvakken ’
(fpNWI) Fil. vd Natuurwetenschappen (DeBrock)
(fpNWI)  Filosofie vd Wiskunde   + logica  de Iongh)   logica docent: de Swart (fpRechten) Rechtsfilosofie (Scheltens)
(fpTheologie) Godsdienstfilosofie (Cornelis, later Dupre)
(fp Pedagogiek) Historische en Wijsgerige Pedagogie ( va 1979 Wolf)
(Fp Letteren) Filosofie van de Geschiedenis  (Weiler)

Stand van zaken 1986 /1987  (CI wordt omgezet tot )‘Faculteit der Wijsbegeerte’
Leerstoelen en Kernvakken
(fpWijsb) Metafysica en Kenleer  (Plat)
(fpWijsb) Wijsgerige Antropologie (Struyker Boudier)
(fpWijsb) Wijsgerige Ethiek (Peperzak)
(fpWijsb) Sociale- Politieke Wijsbegeerte (Assoun)
(fpWijsb) Taalfilosofie en logica (Seuren) log.docent Sundholm
(fpWijsb) Algemene Wetenschapsleer (Derksen)
(fpWijsb) Geschiedenis vd antieke wijsbegeerte  (Seidel - vacant)
(fpWijsb) Geschiedenis vd middeleeuwse wijsbegeerte (Braakhuis)
(fpWijsb) Geschiedenis vd moderne en hedendaagse wijsbegeerte (Hollak - vacant)

Buitenhoogleraren en C-vakken – bij vakken
(fpNWI) Fil. vd Natuurwetenschappen  (DeBrock)
(fpNWI) Filosofie vd Wiskunde (Barendecht)  
(fpMedischeWetensch.) Fil. vd Geneeskunde, Medsiche Ethiek  (Ten Have)(fpRechten) Rechtsfilosofie (Scheltens)
(fpManag.Wetensch)    Politieke Theorie (Lock)
(fpTheologie)  Godsdienstfilosofie  (Dupre)
(fp Pedagogiek) Wijsgerige Pedagogiek (van Haaften)
(fp Letteren) Filosofie van de Geschiedenis (Weiler)