1989. Ontwikkeling van Religiestudies

Datum bericht: 29 maart 2023

In 1989 startten slechts zeven eerstejaars studenten aan de faculteit theologie. Het voorbestaan van de faculteit leek hierdoor allesbehalve zeker. Om het tij te keren, maakte het faculteitsbestuur plannen voor een nieuwe brede opleiding: religiestudies. Pim Valkenberg werd benaderd om samen met enkele anderen, deze opleiding vorm te geven. Hij greep deze kans met beide handen aan. “Ik had een dubbele achtergrond want ik studeerde in Utrecht zowel godsdienstwetenschappen als theologie. Ik denk dat het bestuur daarom bij mij terecht kwam”, legt hij uit.

Door Victor van Boxtel

Het interview met Valkenberg vindt plaats via een online-verbinding plaats. In 2011 vertrok hij naar de VS en sindsdien is hij verbonden aan The Catholic University of America in Washington DC. De inrichting van religiestudies in Nijmegen is voor hem zowel qua tijd als qua afstand inmiddels wel erg ver weg. “Ik weet het ook niet helemaal precies meer”, bekent hij. “Ik was inhoudelijk bezig met het ontwikkelen van de opleiding en met mijn eigen rol daarin. Daarna werd ik voorzitter van de opleidingscommissie en kreeg ik een grote rol bij de ontwikkeling van de opleiding als geheel.” Hij haast zich te zeggen dat hij de opleiding niet heeft ontwikkeld. Dat was de taak van het toenmalig faculteitsbestuur. Valkenberg graaft in zijn geheugen en noemt Herman Häring, Ton Scheer, Hans Siemerink, Gerard Poiesz, Hans van der Ven, en later ook Aad de Jong en Frans Jespers als de belangrijkste personen die daaraan een belangrijke bijdrage hebben geleverd.

Dankzij de verslagen

Gelukkig is in verslagen van bestuursvergaderingen alles nauwkeurig vastgelegd. Zo kunnen we in het verslag van de vergadering op 12 september 1989 lezen dat er voorzichtig eerste stappen werden gezet voor de nieuwe opleiding religiestudies. ‘Deze studierichting legt het accent op de bestudering van het verschijnsel religie, in het bijzonder de christelijke religie in de hedendaagse samenleving, zowel naar systematische als empirische aspecten. Dit accent wettigt het loslaten van de vooropleidingseisen (klassieke talen) die voor de Studierichting Godgeleerdheid blijven gelden. De curricula van beide opleidingen hebben een groot deel gemeenschappelijk; een klein deel is specifiek voor elk van beide.’

“Wij wilden iets nieuws opzetten, dat zo veel mogelijk gebruik zou maken van de deskundigheid van de docenten bij theologie”, herinnert Valkenberg zich. “De klassieke theologie opleiding heeft in Nederland aan de openbare universiteiten altijd al een dubbele methodologie gehad. Een aantal vakken werd vanuit de kerk gegeven en een aantal vanuit de staat.”

Onverwacht succes

In 1990 worden tijdens een vergadering van de studierichtingcommissie drie redenen genoemd waarom de start van de nieuwe studierichting meer dan welkom is: ‘Ten eerste vanwege de theologische situatie van dit moment waarin de benadering van de godsdienstigheid vanuit een grotere aandacht voor de groeiende rol van andere godsdiensten en andere niet-religieuze levensbeschouwingen noodzakelijk is. Ten tweede om een nieuwe groep studenten aan te trekken en tenslotte sluit de oprichting van een nieuwe studierichting aan bij het advies van de Verkenningscommissie Godgeleerdheid dat het wenselijk is ook aan een katholieke faculteit deze studierichting in te richten’.

Besloten werd om religiestudies niet alleen in voltijd, maar ook in deeltijd aan te bieden. Het was met name de deeltijdstudie die veel studenten trok. Dat was in de eerste jaren een onverwachts succes.

Wel gedragen door de katholieke kerk

Valkenberg: “Bij religiestudies had je twee specialisaties: intercultural management én de lerarenopleiding. Maar het moest wel gedragen worden door de katholieke kerk, want het was toen nog de Katholieke Universiteit Nijmegen. Je kon niets doen wat lijnrecht tegen de bisschoppen inging.”

In het verslag van de vergadering staat ook dat het bestuur ‘de hoop koestert dat er wellicht via de kerkelijk graden beroepsperspectieven te openen zijn voor religie-studies’. Valkenberg kijkt daar achteraf kritisch tegenaan: “Als je een studierichting begint, dan wil je ook iets zeggen over de beroepsuitgangen, maar dat is meer een hypothese, waar je denkt dat het naar toe gaat. De werkelijkheid ontwikkelt zich doorgaans toch anders.” Toen de bisschoppen uiteindelijk de lerarenopleiding niet wilden goedkeuren was dat het moment om afscheid te nemen van de katholieke kerk voor wat betreft religiestudies en gaf dat de mogelijkheid om de studie verder te ontwikkelen richting religiewetenschappen'.

Vier mogelijke combinaties

Uiteindelijk stelde de inrichtingscommissie binnen religiestudies vier mogelijke combinaties vast. In het verslag van diezelfde vergadering staat te lezen:
Ten eerste een meer historisch gerichte combinatie met onder meer aandacht voor: Geschiedenis van de interreligieuze dialoog in het christendom, Geschiedenis van de Islam, (Geschiedenis van het Hindoeïsme) en Geschiedenis van het Jodendom.

Ten tweede een meer systematisch gerichte combinatie met aandacht voor: Christelijke theologie van de religies, godsdienst en godsdienstkritiek, Filosofie van de godsdiensten, Zingeving en religie (religie en ethiek, overkoepelende zingevingssystemen), Religie en politiek en Religie en kunst.

Ten derde een meer empirisch gerichte combinatie met aandacht voor: Multi etniciteit in de katholieke school en catechese, Interreligieuze dialoog in kerkelijk en pastoraal beleid (empirische theologie), Religie en geestelijke gezondheid (godsdienstpsychologie) en Religie als maatschappelijk systeem (godsdienstsociologie).

Ten slotte een meer literatuur gerichte combinatie waarin onder andere aandacht was voor: Literatuurwetenschappelijke benadering van Bijbelse teksten (methodische en inhoudelijke vraagstellingen), Literatuurwetenschappelijke benaderingen van teksten uit Koran en Hindoeïsme) en Literatuurwetenschappelijke benadering van teksten die voor de joodse en christelijke traditie zijn geworden’.

Bezuinigingen

Behalve het dalende aantal studenten, baarden ook de opgelegde bezuinigingen de nodige zorgen. Er werden ingrijpende maatregelen getroffen: docenten moesten gaan rouleren, minder contacturen en meer literatuurstudie voor de studenten. Dit alles zorgde voor veel onvrede en onrust bij de universitair docenten en jonge medewerkers. “Er was veel verzet”, herinnert Valkenberg zich.

Terugdenkend aan het begin van religiestudies zoekt Valkenberg naar een verklaring voor de daling van het aantal studenten. “Ik denk dat de veranderde samenstelling van de Nederlandse bevolking een belangrijke rol speelde”, zegt hij. “Ik ben mij toen met name in de rol van de Islam gaan verdiepen. Ik dacht: daar zit een groep ‘nieuwkomers’ die tot nu niet bereikt is en daar moeten we wat mee. De eerste aandacht ging uit naar de dialoog tussen de Abrahamitische godsdiensten. Daarna is dat verbreed naar de dialoog met de oosterse religies. De interreligieuze dialoog is de kern van de nieuwe studie. Ik heb vanaf het begin geprobeerd om dialoogpartners te vinden. Dat was moeilijk, want in die tijd hadden we het idee van de gastarbeiders een tijdje zouden blijven en dan weer terug zouden gaan. Zij waren niet geschoold voor wat wij ‘interreligieuze dialoog’ noemden. Ze hadden er ook geen interesse in want daarvoor waren ze niet naar Nederland gekomen. Maar geleidelijk aan zag je een jongere generatie moslims die zelf ging studeren en daardoor interesse kreeg. Zo ben ik aan mijn eerste ‘moslim dialoogpartners’ gekomen.”

Tussen twee stoelen

Terugkijkend heeft Valkenberg het idee dat sinds de inrichting van religiestudies ongeveer alles is veranderd. “Het kost mij meer moeite om aan te geven wat hetzelfde is gebleven is, dan wat er is veranderd. Want voor mijn gevoel is zo’n beetje alles veranderd.”

Maar één ding is al die jaren hetzelfde gebleven. “Ik kon nooit kiezen, ik was geïnteresseerd in theologie én in godsdienstwetenschappen. Terugkijkend op mijn hele loopbaan, zit ik nog steeds tussen die twee stoelen in. Religiestudies uitbouwen, binnen een theologische faculteit, was daar zeker een onderdeel van.”


PimValkenberg

Pim Valkenberg

Bacheloropleiding religiestudies

De bacheloropleiding religiestudies heeft verschillende naamwijzingen gekend. Eerder was islamstudies als aparte specialisatie in de opleiding geïntegreerd.

Vanaf september 2002 heet de opleiding: 'religie, politiek en samenleving'. In het nieuwsbericht van 16 augustus 2022 is het volgende te lezen.

Onze bachelors Religiestudies en Islamstudies heten vanaf nu Religie, Politiek en Samenleving of Islam, Politiek en Samenleving. Waarom is deze naam veranderd en wat betekent dat voor het opleidingsprogramma?

Religie is alomtegenwoordig. We denken in het seculiere Nederland soms van niet, maar het gaat nog dagelijks in nationaal en internationaal nieuws over de islam, christendom, boeddhisme, jodendom en andere religies. Welke invloed hebben religies en geloofsovertuigingen op onze wereld? Dat is het waar het in de opleiding Religie, Politiek en Samenleving om draait. In het programma Islam, Politiek en Samenleving ga je dieper in op één van deze religies, de islam, en leer je bovendien Arabisch. In beide opleidingen wordt veel aandacht besteed aan hoe religies de wereld om ons heen vormen en beïnvloeden.

Opleidingscoördinator dr. Paul Vermeer legt uit: “Religie is niet louter een privézaak of een kwestie van individueel geloof, maar religie was en is ook altijd nauw verbonden met politiek en samenleving. Eigenlijk kun je religie ook helemaal niet bestuderen zonder daarbij tevens aandacht te besteden aan de maatschappelijke context. Voor veel mensen is deze relatie tussen religie, politiek en samenleving echter niet zo vanzelfsprekend en deze relatie spreekt ook niet uit de oude namen ‘Religiestudies’ en ‘Islamstudies’. Om de actualiteit en relevantie van deze bachelors te benadrukken, heten deze opleidingen voortaan Religie, Politiek en Samenleving en Islam, Politiek en Samenleving.”

“Maar het gaat niet enkel en alleen om een naamswijziging. Ook inhoudelijk zijn deze bachelors herzien en gaan zij nog meer dan voorheen in op de actualiteit. Daarbij gaat het niet enkel om conflicten verder weg, zoals conflicten in het Midden-Oosten, maar bijvoorbeeld ook om spanningen binnen de Nederlandse, multiculturele samenleving en de rol die religie daarin speelt. Overigens ligt de focus hierbij niet enkel op de negatieve, conflict bevorderende rol van religie, maar ga je ook na in hoeverre religie bijvoorbeeld mensen kan verbinden, aan kan zetten tot sociaal gedrag of tot zorg voor het milieu. Deze bachelors bieden je aldus een dieper inzicht in de rol van religie bij tal van hedendaagse, actuele kwesties en dat maakt deze opleidingen uiterst relevant.”

De masteropleiding religiestudies

Voorheen waren er twee specialisaties binnen deze master: de lerarenopleiding en de specialisatie intercultural management (zie interview met Pim Valkenberg). De master zelf heeft een andere naam gekregen. Eerst had het de naam master religiewetenschappen en nu is de oficiële naam Religiewetenschappen en Theologie. Dat komt omdat er een eénjarige specialisatie theologie er bij is gekomen (de driejarige Engelstalige master theology is een aparte master). In de werving worden tegenwoordig alleen de specialisaties genoemd en niet meer de naam van de master.
Religie en Beleid (voorheen de specialisatie intercultural management).
Geestelijke Verzorging.
Religiestudies.
Islam, politiek en samenleving
Theologie (eenjarige opleiding).

Daarnaast is er een aparte tweejarige master educatieve master godsdienst en  levensbeschouwing.