1995. Denker des Vaderlands. Daan Roovers

Datum bericht: 15 april 2023

In 1995 voltooide Daan Roovers haar studie filosofie aan de Faculteit der Wijsbegeerte. Uitgegroeid tot een vermaarde publieksfilosofe, was ze van 2019 tot 2021 ‘Denker des Vaderlands’ en adviseert ze overheid en organisaties in talloze raden. Maar de filosofische roeping kwam onverwacht. In de volgende bijdrage vertelt ze over haar intellectuele wenteling.

Door Daan Roovers

Verademing

Het eerste college dat ik volgde aan de Faculteit Wijsbegeerte was ‘Inleiding in de moderne wijsbegeerte’ van Harm Boukema. Ik zie het nog voor me: het ging over Galileo Galileï, en ik was in één klap verkocht. Het zou het begin van mijn studie filosofie worden - al wist ik op dat moment nog niet dat ik de opleiding zou afmaken. Ik zat in het derde jaar van de studie geneeskunde, ook in Nijmegen, en ik verveelde me daar nogal. Zodoende kwam ik, uit nieuwsgierigheid, even kijken wat er verder op de universiteit te doen was. Ik begon bij een willekeurig vak in de deeltijdopleiding: moderne wijsbegeerte. Eerst Galileï en vrij snel daarna Descartes. Oudheid en Middeleeuwen moest ik later zien in te halen.

Wat me van die eerste colleges altijd is bijgebleven, is de begenadigde manier van vertellen van Boukema. Hij vereenzelvigde zich zo met de stof die hij overbracht, dat de ingewikkelde teksten echt tot leven kwamen. Ik droomde van die colleges en dat was na die dorre twee jaar geneeskundestudie een enorme verademing. Elke dinsdag vier uur lang in het teken van één denker. De week erop de volgende filosoof. Ik was zo gefascineerd dat ik bleef om de volledige doctoraalstudie af te maken. Van een totaal ongemotiveerde backbencher van de medische faculteitwerd ik in één klap een zeer gemotiveerde student.

Gemotiveerd en betrokken

De sfeer op de faculteit was in die jaren (’90-’95) heel gemoedelijk. Het grootste deel van de tijd brachten we door in de laagbouw van de Thomas van Aquinostraat. We volgden esthetica bij Thomas Baumeister: wat een genot. Philippe Van Haute doceerde Freud en Lacan, en organiseerde een geweldige studiereis naar Leuven. De Nietzsche- en Aristotelescolleges van Paul van Tongeren waren meeslepend, maar ook zeer druk bezocht, vaak ook door oudere studenten, de 60-plussers, die na hun carrière nog aan ethiek begonnen. Het contact tussen studenten en docenten was heel informeel. Bijzonder vond ik ook de motivatie en de betrokkenheid onder de studenten. Je kwam bij filosofie, uiteraard, zelden iemand tegen die dit vak had gekozen om snel carrière te maken, of omdat hij of zij in de voetsporen van z’n vader wilde treden - een motivatie die bij geneeskunde nogal eens voor kwam. De filosofiestudenten waren zonder uitzondering intrinsiek gemotiveerd. We gingen vrijwel altijd naar college en brachten zo veel mogelijk tijd door op de faculteit, in de bibliotheek, en vooruit, ook in de kantine van het Collegezalen Complex.

Mannenbolwerk

Hoe geweldig ik de sfeer en de colleges ook vond, het moet wel gezegd: filosofie was een enorm mannenbolwerk destijds. Ik herinner me één vrouwelijke docent, Veronica Vasterling, die het vak ‘Vrouwenstudies’ gaf. We lazen daar vrouwelijke auteurs, Seyla Benhabib en Iris Marion Young, maar heus niet alleen: het werk van Habermas stond ook op de lijst. Om het vooroordeel te ontkrachten dat vrouwenstudies een veredelde discussieclub was, moesten we voor dit vak, zo is mijn stellige indruk, altijd net iets harder werken dan voor de andere vakken… Het gebrek aan vrouwen op de faculteit leidde toen tot een aantal bijzondere initiatieven. De ‘werkgroep vrouwenzaken filosofie’ (of heette die anders?), het tijdschrift Raffia, een aantal bijzondere studiedagen: er was in de jaren ’90 nog een wereld te winnen.

Buiten-academisch avontuur

Als een van de eerste studenten besloot ik tijdens mijn studie stage te gaan lopen, en wel bij het net opgerichte tijdschrift Filosofie Magazine. Dat vonden de meeste docenten, maar ook de studieadviseur, nogal merkwaardig. Wat was het nut daarvan? Filosofie Magazine was een niet serieus te nemen tijdschrift (oké, daar zat misschien destijds wat in) en als je een goede student was, lag het toch voor de hand dat je een promotieplek probeerde te krijgen. Men zag dit buiten-academische avontuur een beetje met lede ogen aan.

Na mijn stage, en een eerste coschap in het buitenland, was het tijd om af te studeren. De faculteit en de bibliotheek waren inmiddels verhuisd naar het Erasmusgebouw. Het was voor mijn generatie studenten moeilijk om onze draai daar nog te vinden. We studeerden af en gingen ons weegs: een aantal van ons ging promoveren, en ik ging door in de journalistiek. Bij het onvolprezen Filosofie Magazine, waar ik jaren later hoofdredacteur werd, en waartegen de docenten van de Universtiteit Nijmegen langzaam maar zeker hun weerzin opgaven en er later, desgevraagd, van harte aan meewerkten. Of ze kwamen spreken tijdens de Nacht van de Filosofie of een van de vele filosofische cafés die her en der verrezen. De koudwatervrees voor wat later publieksfilosofie is gaan heten, verdween. Sterker nog, de Radboud Universiteit is met drie van de zes voormalige Denkers des Vaderlands (naast mij ook René ten Bos en Paul van Tongeren) inmiddels hofleverancier van de publieksfilosofie.

Voor mij is mijn studie filosofie het beste wat me is overkomen -- inclusief die stage overigens. Ik zou het, nog altijd, iedereen onmiddellijk aanraden.


Foto Daan Roovers

Foto: Daan Roovers aan het werk als publieksfilosoof

Daan Roovers (Wikipedia) heeft ook een eigen website. Daarop heeft ze de volgende inleiding staan:

Ruimte creëren in je hoofd om hetzelfde anders te zien’, zo definieer ik filosofie het liefst. Een democratie stelt hoge eisen aan mensen, en daarom is het van belang om individuele en collectieve denkkracht te ontwikkelen. Het hart van het kritisch denken wordt gevormd door de geschiedenis van de filosofie. Om de wereld van nu, onze plaats daarin en ons persoonlijke leven beter te begrijpen, laat ik me inspireren door de ideeën uit die levende traditie.