Van missie naar dialoog - Het Apostolaat der Hereniging na de II. Wereldoorlog
In ontwikkeling*
---------------------------------------
1. Achtergrond, Leidende vragen voor onderzoek
Belangstelling voor het oosters christendom was ook aan het begin van de 20e eeuw in Nederland schaars. Maar in 1927 werd, onder meer in reactie op een bezoek van de Oekraïense Grieks-katholieke metropoliet Andrij Sjeptyc’kyj aan Nederland zes jaar eerder, het ‘Apostolaat der Hereniging’ officieel opgericht. Sjeptyc’kyj was het hoofd van een aan Rome verbondene kerk in wat destijds de Habsburgse provincie van Galicië, ofwel Ruthenie in het Westen van hedendaagse Oekraine. De Grieks-katholieke kerk heeft de theologische leer gezamenlijk met de Rooms-katholieke kerk, maar viert de liturgie volgens de Byzantijnse traditie. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bestond, deels parallel, ook een ‘Apostolaat der Rutheense missie’, waarin evenwel de visies van Sjeptyc’kyj (gericht op een hereniging van de katholieke en de Russisch-Orthodoxe Kerk) werden opgenomen. In de daaropvolgende decennia had het ‘Apostolaat een bewogen geschiedenis, die onder meer tot uitdrukking kwam in meerdere naamswijzigingen en veranderingen in de organisatiestructuur en samenwerkingsverbanden. In 1975 werd de organisatie het ‘Apostolaat Oosterse Kerken’, en in begin jaren negentig in “’Actie en ontmoeting Oosterse kerken’”. In 2001 leidde de fusie met de St Willibrords-Vereniging tot de oprichting van de ‘Katholieke Vereniging voor Oecumene’, die tot op heden bestaat.
De organisatorische ontwikkeling en de naamswijzigingen weerspiegelen tegelijk een geleidelijke verschuiving van inhoudelijke zwaartepunten en accenten. Men zou kunnen spreken van een ontwikkeling ‘van missie naar dialoog’ van en met het oosters christendom in Nederland. Van begin af aan bevatte het ‘Apostolaat’ twee onderdelen: enerzijds de missie met als doelstelling de hereniging van de oosterse kerken met het rooms katholicisme, anderzijds de bestudering van de oosters christelijke traditie. De belangrijkste vereniging die zich bij het Apostolaat der Hereniging had geschaard, was de Nijmeegse ‘Studieclub voor de Hereniging der Kerken’ onder leiding van Titus Brandsma. Al sinds 1936 bestond er een leerstoel Oosterse theologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, met Alphons Mulders als eerste leerstoelhouder.
Aanvankelijk stonden dergelijke initiatieven vooral in het teken van een ’oecumene van terugkeer’, terwijl bijvoorbeeld de pauselijke encyclieken sinds het einde van de 19e eeuw steeds opnieuw wezen op gemeenschappelijke bronnen en gedeelde geschiedenis, en grote overeenkomsten in de sacramentenleer en de liturgie, die oosterse en rooms-katholieke kerk verbinden. Officieel was, voor zover dat nu te zeggen valt, ook het nader bestuderen van de oosterse traditie uiteindelijk bedoeld om de missie onder deze groep christenen beter uit te kunnen voeren. Hoe dan ook, los van het missionair motief, waren Titus Brandsma en de zijnen buitengewoon gefascineerd door het oosters christelijk erfgoed. Langzaam maar zeker raakte het doel van de missie, een ‘oecumene van terugkeer’ op de achtergrond, en kwam er ruimte voor een dialoog op ooghoogte en op basis van wederzijdse erkenning. Deze dialoog ‘op basis van gelijkwaardigheid’, reflecteert nog steeds het beleid van de ‘Katholieke Vereniging voor Oecumene’, die vandaag het erfgoed van het ‘Apostolaat’ op zich heeft opgenomen.
Vragen
Momenteel bestaat er nog geen systematische studie over het “Apostolaat’’. Ontwikkelingen van de algemene kaders waarbinnen de katholiek-orthodoxe relaties zich ontwikkelden zijn weliswaar bekend, maar een gedetailleerde beschrijving en systematische analyse van de ontwikkeling binnen de belangrijke instellingen voor de studie van het christelijk Oosten ontbreekt. Hoe vond de verschuiving van missie naar dialoog op grassroots-level plaats? Wat was het effect van pauselijke koerswijzingen zoals tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie en met name van het decreet Unitatis redintegratio (1964)? Was er alleen instemming, of was er ook kritiek en verzet? Hoe veranderde het beeld van het oosters christendom ten tijde van de Koude Oorlog, toen christenen in het communistisch Oosten van Europa massaal werden vervolgd? Hoe was de relatie met de orthodoxe kerken in Rusland, Roemenië, Oekraïne (inclusief de Grieks-Katholieken onder de opvolgers van Sjeptyc’kyj) etc., maar ook in niet communistische landen zoals Griekenland en Turkije (Constantinopel)? Welke rol kwam toe aan de oprichting van de Wereldraad van Kerken, waarvan de meeste orthodoxe kerken sinds 1961 lid waren? Waarin was de werkelijke zin van een dialoog met de oosterse kerken: verzoening, en mogelijk herstel van eenheid? Of in een meer selectieve dialoog met mogelijk anticommunistische (voor 1989/1991) of anti-modernistische tendenties (na 2000 vooral tussen Benedictus XVI en de Russische kerk)? Meer in het algemeen, welke elementen uit de oosters-christelijke traditie trokken vooral aandacht en werden als verrijking gezien, en welke vraagstukken zorgden (en zorgen nog steeds) voor problemen? Wat was, verder, de positie van de protagonisten in deze ontwikkeling, zoals Titus Brandsma, Alfons Mulders e.a.?
Bij het beoogd project gaat het in de eerste instantie om een kerkhistorisch onderzoek; idealiter wordt aan de geschiedenis van de interkerkelijke christelijke dialoog in Nederland en wereldwijd een belangrijk hoofdstuk toegevoegd. Een evaluerende blik op bijbehorende ontwikkelingen heeft echter ook betekenis voor de toekomst, zoals serieus bedreven historiografie dat altijd heeft. Er worden ontwikkelingen, voortgang, maar ook blinde vlekken, selectieve percepties en misverstanden gedocumenteerd, die mogelijk ook voor de huidige situatie de nodige conclusies toelaten.
Omdat centrale stappen van de beschreven ontwikkeling op één of ander manier nauw verbonden zijn aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, en met name het theologisch onderzoek aldaar, vormen de beoogde resultaten van dit project ook een belangrijk element in het mozaïek van de katholieke geschiedenis en identiteit van deze universiteit.
2. Stand van onderzoek, bronnen
Stand van onderzoek, Literatuur: Een systematisch onderzoek naar de boven geschetste ontwikkelingen heeft tot nu toe niet plaatsgevonden. Er bestaat geen serieuze wetenschappelijke studie die dit belangwekkend deel van de kerkgeschiedenis en de oecumene in het Nederlands taalgebied grondig evalueert.
Alleen de vroege fase tussen de oorlogen is onderwerp van een masterscriptie: het onderzoek van Pieter Kohnen (+2018) eindigt in de vroege jaren van de Tweede Wereldoorlog.[1] De scriptie is niet gepubliceerd.
Daarnaast zijn er een aantal niet-wetenschappelijke publicaties en persoonlijke herinneringen van betrokkenen, getuigen en belanghebbenden. Een lemma op de Nederlandse “Wikipedia”-encyclopedie voegt alleen de belangrijkste data en een aantal verwijzingen naar krantenartikelen, memoires en vakpublicaties bij elkaar, en onderstreept de belangrijke rol van Titus Brandsma in de vroege fase.[2] Een kort, informatief achtergrondartikel naar aanleiding van de recente editie van de correspondentie van Titus Brandsma vat opnieuw de belangrijkste stappen samen, maar laat vooral de noodzaak van verder onderzoek zien.[3] Daarnaast is er een eerste overzicht over de geleidelijke verandering van de visie op het Christelijk Oosten, zoals deze zich weerspiegelt in de Nederlandstalige tijdschrift “Het Christelijk Oosten”, die in de jaren 1948-1998 uitgegeven werd door de paters Assumptionisten. Deze kan als een verdere uitgangspunt worden gezien.[4]
Bronnen: De bibliografieën bij de net genoemde artikelen maken het mogelijk om een lijst van niet-wetenschappelijke, maar wel als primaire bronnen bruikbare boeken en literatuur, samen te stellen die nog op een evaluatie wachten.
Het Katholiek Documentatie Centrum (KDC), verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, bewaart een groot aantal van de notities en notulen van, alsook aparte publicaties over het ‘Apostolaat’ van na de Tweede Wereldoorlog (en de daarop volgende organisaties, bijv. het archief van “Actie en Ontmoeting Oosterse Kerken”). De hier bewaarde documentatie begint eigenlijk al kort naar metropoliet Sjeptyc’kyjs bezoek, in 1926. Hierbij behoren dan ook de notulen van bestuursvergaderingen, en persoonlijke correspondentie van een aantal personen, die in de loop van de tijd van belang zijn geweest (A.J. Jansen, H.G.R.J. Maanders, A. J. M. Mulders, J.L. Loeff, J.C.H. Bernsen, J.C.P.A. van Laarhoven etc.).
Voorbereidend onderzoek, zoals gedaan bijvoorbeeld in de genoemde masterscriptie van P. Kohnen, laat ook zien dat er mogelijk nog een aantal verdere bronnen en documenten in andere kerkelijke archieven (Bisdommen en universiteiten van Tilburg, Utrecht, evt. Parochie-archieven) aanwezig zijn. Omdat de studie van Kohnen al in 1997 verscheen, is het mogelijk dat deze bestanden inmiddels al de weg naar het KDC hebben gevonden. Dat valt nader te onderzoeken.
3. Organisatie, Financiering
De uitvoering van dit project lijkt geschikt voor een PostDoc, mogelijk ook voor een PhD project.
Het Instituut voor Oosters Christendom (IvOC) in Nijmegen kan zorgen voor begeleidende expertise (bijv. door prof. dr. Alfons Brüning), waar nodig administratieve ondersteuning verlenen, bij bijvoorbeeld het organiseren van workshops, lezingen e.d. Maar het IvOC kan ook publicatiemogelijkheden bieden (o.a. wetenschappelijke publicaties in het Journal of Eastern Christian Studies dat verschijnt bij Brill in Leiden, vakpublicaties via IvOC report, of in het Platform Oosters Christendom ). Hetzelfde geldt voor het beschikbaar stellen van het internationale netwerk voor consultatie; via het IvOC zijn er zowel persoonlijke als professionele betrekkingen met de Katholieke Vereniging voor Oecumene in ’s Hertogenbosch, die na 2001 uit het ‘Apostolaat ofwel de ‘’Actie’ is voortgekomen.
Uitvoerig onderzoek en analyse van de genoemde bronnen en literatuur vragen, realistisch ingeschat, een tijdsbestek van 2-3 jaren, met 0,8-1,0 fte. Dat komt, grof gesproken, neer op een budget van gezamenlijk 200.000-250.000 €. De financiering van een dergelijk project in de omschreven omvang is dus een uitdaging.
De vraag is hoe onderzoek op een zinvolle manier georganiseerd zou kunnen worden. In elk geval kunnen er een aantal instellingen worden genoemd, die mogelijk ook als sponsors in aanmerking komen. Onderzoek van Pieter Kohnen werd destijds mede gefinancierd door de Nederlandse Bisschoppenconferentie. Verder kunnen kerkelijke instellingen zoals bijv. de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) worden benaderd. De Radboud Universiteit Nijmegen doet al op verschillende plekken onderzoek naar onderwerpen met betrekking tot haar ‘Katholieke Identiteit’, naar vragen over het ‘katholiek erfgoed’ , waarvan dus ook de rol en persoon van Titus Brandsma een belangrijk deel uitmaakt. Vanuit Nijmegen onder meer werden de eerste moderne bruggen gebouwd van de katholieke kerk naar de wereld van het oosters christendom. Dat spiegelt zich weer in actuele structuren, die dus een (voorlopig nog onderbelichte) geschiedenis hebben. Vooral via de Faculteit FTR (Filosofie, Theologie, Religiewetenschappen) en de al langer in deze context actieve Stichting Reinier Post, zijn mogelijk middelen te werven. Ook via de o.a. aan het KDC verbonden Cornelia J. de Vogel Stichting, zijn mogelijk bijdragen voor dit onderzoek te vragen.
In een eerste stap zullen deze verschillende instellingen worden benaderd, en om hun mening en reactie worden gevraagd. Dat bevat ook de vraag, wat naast een vacature voor gefocust onderzoek verder mogelijk of wenselijk lijkt. Ook is de vraag of de bijdragen van verschillende instellingen op een zinvolle wijze ter financiering kunnen worden gecombineerd.
4. Verder informatie
*Voor vragen over de stand van zaken en perspectieven kunt u terecht bij de directeur van het Instituut voor Oosters Christendom, prof. dr. Alfons Brüning – alfons.bruening@ru.nl; a.bruening@ivoc.ru.nl.
Voor verder informatie is het Instituut voor Oosters Christendom beschikbaar, via secretariaat@ivoc.ru.nl.
[1] P.M.J.J. Kohnen, 'Maak dat allen één worden'. Het Apostolaat der Hereniging tijdens het Interbellum: voorgeschiedenis, oprichting en eerste werkzaamheden. Doctoraalscriptie 1997 (niet uitgegeven), Katholieke Universiteit Nijmegen, faculteit der Godgeleerdheid, afstudeerrichting kerkgeschiedenis, 97 + 21 pp.
[2] https://nl.wikipedia.org/wiki/Apostolaat_der_Hereniging#Titus_Brandsma.
[3] Alfons Brüning, Elisabeth Hense, ‚Das Apostolat der Wiedervereinigung,‘ in Elisabeth Hense, Esther de Jel, Titus Brandsma: Briefe an die Familie (Münster: Aschendorff 2021), pp. 303-305 [English version: ‚The Apostolate of Christian Unity,‘ in Elisabeth Hense, Joseph Chalmers (eds.), Titus Brandsma. Letters to the Family (Rome: Edizioni Carmelitane, 2021), pp. 284-287.]
[4] A. van der Aalst, A. Burg, C. Krijnsen, Dat allen één zijn. Het Christelijk Oosten 1948-1998 (Nijmegen: Valkhof Pers, 1999).