Beoordelingsregeling

Vastgesteld door het college van bestuur d.d. 5 juli 2004, laatstelijk gewijzigd per 11 januari 2010.

Je leidinggevende maakt een beoordeling na één of meerdere functioneringsgesprekken. Lees meer over het doel en de procedure van een beoordeling.

Gelet op het bepaalde in artikel 6.7, lid 2 van de CAO Nederlandse Universiteiten, stelt de werkgever de navolgende Beoordelingsregeling vast.

Artikel 1 Begrippen

  1. Beoordelingsautoriteit: decaan, directeur Radboud Services, directeur dan wel het college van bestuur;
  2. Beoordelaar: leidinggevende die door de beoordelingsautoriteit is aangewezen om de beoordeling op te maken;
  3. Beoordelingsadviseur: de door de beoordelingsautoriteit aangewezen personeelsadviseur, die een procesbegeleidende rol heeft;
  4. Informant: functionaris die inlichtingen van feitelijke aard over de functievervulling van de werknemer kan verstrekken;
  5. Functievervulling: het totaal van prestaties en gedragingen van de werknemer tijdens de uitoefening van zijn functie gedurende het beoordelingstijdvak.

Artikel 2 Beoordeling

  1. Een beoordeling wordt opgemaakt over een tijdvak dat ten minste zes maanden en ten hoogste twee jaar omvat.
  2. Het beoordelingstijdvak strekt zich niet uit over de periode waarover al een beoordeling is opgemaakt.
  3. Een beoordeling kan niet worden opgemaakt alvorens er één of meerdere functioneringsgesprekken met de werknemer hebben plaatsgevonden.

Artikel 3 Aanleiding tot beoordeling

De beoordeling wordt opgemaakt indien:

  • de werkgever dat wenselijk acht;
  • de werknemer daarom verzoekt;
  • er een beheersbeslissing met rechtspositionele gevolgen moet worden genomen.

 

Artikel 4 Beoordelaar, beoordelingsadviseur en informant

  1. Aanwijzing als beoordelaar geschiedt op grond van (mede)verantwoordelijkheid voor het functioneren van de te beoordelen werknemer.
  2. Bij voorkeur wordt meer dan één beoordelaar aangewezen. In elk geval wordt als zodanig aangewezen de direct leidinggevende van de betrokken werknemer.
  3. Voordat de beoordelaar een beoordeling opstelt dient hij de 2e beoordelaar of de beoordelingsadviseur te raadplegen om zich te laten adviseren bij de opstelling daarvan. Daarnaast heeft de beoordelingsadviseur een procesbegeleidende rol.
  4. De beoordelingsautoriteit kan bepalen dat andere functionarissen als informant ten behoeve van de beoordelaar(s) optreden.
  5. De te beoordelen werknemer kan verzoeken om andere functionarissen als informant aan te wijzen. De beoordelingsautoriteit kan hier slechts beargumenteerd van afwijken.
  6. De rol van beoordelingsautoriteit en beoordelaar kunnen niet samenvallen.

Artikel 5 Onderwerp van beoordeling

  1. Het functieprofiel van de werknemer dient als uitgangspunt bij het opmaken van de beoordeling van de functievervulling. De beoordeling wordt vastgelegd op het beoordelingsformulier.
  2. Indien de feitelijk verrichte werkzaamheden afwijken van die welke in de functieprofiel zijn genoemd, worden die op het beoordelingsformulier vermeld.

Artikel 6 Beoordelingsgesprek

  1. Binnen een week nadat de beoordeling is opgemaakt wordt deze door de beoordelaar(s) met de werknemer besproken.
  2. Eventuele opmerkingen van de werknemer worden op een bijlage bij de beoordeling gevoegd en kunnen voor de beoordelaar(s) aanleiding zijn om de beoordeling bij te stellen.
  3. De beoordelaar ondertekent het beoordelingsformulier en zorgt dat de werknemer voor gezien tekent. De werknemer ontvangt een kopie van de beoordeling.

Artikel 7 Toetsing van de beoordeling

  1. De beoordeling wordt binnen een week nadat die met de werknemer is besproken ter kennis van de beoordelingsautoriteit gebracht.
  2. De beoordelingsautoriteit onderzoekt of de beoordeling op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en juist en volledig is, voor zover hij dat aan de hand van de beoordeling en op grond van eigen wetenschap kan beoordelen. Hij kan wijzigingen in de beoordeling aanbrengen na overleg met de beoordelaar(s). In geval van wijzigingen in de beoordeling dient een aanvullend beoordelingsgesprek plaats te vinden.

Artikel 8 Vaststelling en/of Bezwaar

  1. De werknemer kan binnen twee weken na het beoordelingsgesprek schriftelijk bezwaar tegen de beoordeling indienen bij de beoordelingsautoriteit. De beoordelingsautoriteit kan de genoemde termijn verlengen.
  2. Indien de werknemer geen schriftelijk bezwaar heeft ingediend binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, stelt de beoordelingsautoriteit de beoordeling vast.
  3. De werknemer die schriftelijk bezwaar heeft ingediend wordt in de gelegenheid gesteld om deze mondeling bij de beoordelingsautoriteit toe te lichten. De beoordelingsautoriteit kan bepalen dat de beoordelingsadviseur en/of de beoordelaar(s) bij dit gesprek aanwezig zijn.
  4. De beoordelingsautoriteit wijzigt de beoordeling voor zover hij het bezwaar van de werknemer deelt en stelt de beoordeling dienovereenkomstig vast. Indien de beoordelingsautoriteit van mening is dat aan de bezwaren niet tegemoetgekomen kan worden door de beoordeling aan te passen, kan hij de beoordeling ook vervallen verklaren onder bepaling wanneer een nieuwe beoordeling zal worden opgemaakt.
  5. Bij de vaststelling van de beoordeling deelt de beoordelingsautoriteit de werknemer schriftelijk mee of hij wijzigingen in de beoordeling heeft aangebracht en zo ja, welke. Daarbij vermeldt hij in voorkomend geval de redenen waarom hij niet of niet volledig aan het bezwaar van de werknemer is tegemoet gekomen.
  6. Vaststelling van de beoordeling vindt plaats door ondertekening van het beoordelingsformulier door de beoordelingsautoriteit, die zorg draagt voor archivering in het personeelsdossier en toezending of overhandiging van een kopie aan de werknemer.

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als Beoordelingsregeling Radboud Universiteit Nijmegen, is in werking getreden met ingang van 5 juli 2004 en laatstelijk gewijzigd met ingang 11 januari 2010.

Downloads