Benoemingsprocedure hoogleraren

Alles over werkwijze van de Radboud Universiteit betreffende de werving en benoeming van hoogleraren:

  1. Werving
  2. Benoemingsprocedure
  3. Werkwijze
  4. Verlenging
  5. Overige wijzigingen

Werving

Omdat de Radboud Universiteit hoge eisen stelt aan kwaliteit op het gebied van onderwijs en onderzoek vraagt dat om een open en brede blik, zowel nationaal als internationaal. Om die reden wordt er, zowel bij vrijgekomen leeropdrachten als bij nieuw in te vullen leeropdrachten, in beginsel gekozen voor een open wervingsprocedure bij zowel gewoon als bijzonder hoogleraren. Wanneer dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld in het kader bijvoorbeeld in het kader van loopbaanontwikkeling, kan een onderbouwd verzoek voor een gesloten werving worden ingediend bij het college van bestuur. Een interne kandidaat kan op basis van eerder gemaakte afspraken of behaalde doelen, bijvoorbeeld in het kader van loopbaanontwikkelingsafspraken en/of presteren op het niveau van een hoogleraar (conform de vastgelegde functie-eisen) ook benoemd worden tot hoogleraar.

Bij vrijgekomen leeropdrachten (bijvoorbeeld vanwege het vertrek van een hoogleraar naar een andere universiteit of omdat een hoogleraar met emeritaat gaat) bekijkt de decaan op het moment van vrijkomen van de leeropdracht of deze opnieuw ingevuld dient te worden op hoogleraar niveau.

Benoemingsprocedure

Het college van bestuur besluit over de benoeming tot hoogleraar, zowel voor gewoon als bijzonder hoogleraren. De benoemingsadviescommissie is verantwoordelijk voor de werving en selectie van kandidaten en het bepalen van de professorabiliteit van een kandidaat.

Werkwijze

De decaan verzoekt het college van bestuur tot het instellen van een leeropdracht. Hierbij geeft de decaan een profielschets van de leeropdracht, beschrijft de belangrijkste elementen van werving en selectie en doet een voorstel voor de samenstelling van de benoemingsadviescommissie (BAC). De benoemingsadviescommissie bestaat in ieder geval uit:

  • een hoogleraar van een andere faculteit, zo mogelijk van een andere universiteit;
  • een studentvertegenwoordiger;
  • twee wetenschappelijk medewerkers, van wie minimaal één hoogleraar is en één beschikt over voldoende inhoudelijke expertise op het terrein van de vacature;
  • minimaal twee van de leden van de wetenschappelijke leden van de benoemingsadviescommissie zijn vrouw en minimaal twee van de wetenschappelijke leden zijn man, van wie bij zowel de vrouwen als mannen één op het niveau van de functie;
  • één adviseur ziet toe op de procedure en voortgang. Dit kan bijvoorbeeld zijn: de decaan of hoofd HR.

Na goedkeuring van het college van bestuur wordt de benoemingsadviescommissie door de decaan ingesteld. Op basis van het rapport en advies van de benoemingsadviescommissie doet de decaan een voordracht aan het college van bestuur. Na deze voordracht vindt er een gesprek plaats tussen de kandidaat-hoogleraar en het college van bestuur. Na dit gesprek kan de decaan, met het akkoord van het college van bestuur, de voordracht voorleggen aan de facultaire gezamenlijke vergadering (FGV).

De FGV krijgt de gelegenheid tot het stellen van vragen en wordt gevraagd of er zwaarwegende bezwaren zijn tegen de voorgenomen benoeming. De decaan kan bovengenoemde vragen ook schriftelijk voorleggen aan de FGV indien de decaan dit voor de voortgang van het proces nodig acht.

Voor het horen worden de volgende documenten vertrouwelijk beschikbaar gesteld:

  • het profiel van de leeropdracht
  • het cv van de beoogde kandidaat
  • een samenvatting van het benoemingsproces en het benoemingsadvies uit het benoemingsadviesrapport

Tegelijkertijd worden de zusterfaculteiten geraadpleegd. Na het raadplegen van deze gremia kan overgegaan worden tot definitieve voordracht van de kandidaat aan het college van bestuur.

Verlenging

Bij een verlenging van een benoeming voor bepaalde tijd (voor zowel gewoon als bijzonder hoogleraren) dienen de werkzaamheden van de betreffende hoogleraar te worden geëvalueerd. Van deze evaluatie maakt ten minste uit: een zelfevaluatie van de betrokken hoogleraar en een evaluatie van de decaan waarin

wordt ingegaan op de behaalde doelstellingen. De decaan zorgt dat deze evaluatie ruim voor het verstrijken van de termijn van de benoeming wordt uitgevoerd.

Overige wijzigingen

Over een substantiële wijziging in de arbeidsduur (> 0,2 fte) besluit de decaan in schriftelijke  overeenstemming met het college van bestuur.

Wijzigingen in de naamgeving van de leeropdracht dienen ter informatie te worden medegedeeld aan het college van bestuur.

Hoogleraar 2 en 1

Bij benoeming bepaalt het college van bestuur welk niveau van het functieprofiel van toepassing is (hoogleraar 1 of 2). Bevordering van hoogleraar 2 naar 1 is voorbehouden aan het college van bestuur.

In het universitair functie-ordeningsysteem (UFO, zoals vastgesteld door de VSNU) zijn indelingscriteria geformuleerd voor de functies hoogleraar 1 en 2; faculteiten kunnen deze criteria verder aanscherpen. Of een hoogleraar 2 bevorderd kan worden naar hoogleraar 1 wordt besloten door het college van bestuur, op voordracht van de decaan. In het kader van zorgvuldigheid, laat de decaan zich in dit proces adviseren door een facultaire adviescommissie met daarin de facultaire HR-adviseur en ten minste twee personen die zelf een hoogleraar-1-positie bekleden. Het verdient de voorkeur ook een onderwijs- of onderzoeksdirecteur in de commissie te betrekken. Ook deze commissie kent een passende man-vrouwverhouding.

Man-vrouwverhouding

Om redenen van genderdiversiteit en een mogelijke impliciete bias, is er tijdens de wervings- en benoemingsprocedure extra aandacht voor onder andere:

• het onder de aandacht brengen van de vacature onder potentiële vrouwelijke kandidaten

• de samenstelling van de benoemingsadviescommissie en

• een gelijkwaardige man-vrouwverhouding van de opgeroepen kandidaten versus de man-vrouwverhouding bij de reflectanten.

Ius promovendi

Een hoogleraar (zowel gewoon als bijzonder) komt automatisch het ius promovendi toe, oftewel het promotierecht. Sinds 2017 kunnen tevens universitair hoofddocenten het ius promovendi verkrijgen; hiervoor geldt een aparte procedure die staat omschreven in het Promotiereglement van de Radboud Universiteit. De hoogleraar behoudt het ius promovendi tot vijf jaar nadat de hoogleraar met emeritaat is gegaan of bij eervol ontslag, zodat lopende promotietrajecten afgerond kunnen worden. Het starten van nieuwe promotietrajecten in deze vijf jaar is niet toegestaan.

Ook bijzonder hoogleraren behouden het ius promovendi tot vijf jaar na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Voor hoogleraren die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd nog een arbeidsovereenkomst aangaan met de universiteit geldt dat de termijn van vijf jaar van het ius promovendi nog niet in gaat. Deze start pas wanneer de hoogleraar ook daadwerkelijk met emeritaat gaat.

Regeling nevenwerkzaamheden

Nevenwerkzaamheden zijn alle betaalde of onbetaalde werkzaamheden die een hoogleraar, naast het hoogleraarschap, verricht. In het kader van transparantie is het registreren van nevenwerkzaamheden verplicht. Hoogleraren, zowel gewoon als bijzonder, zijn zelf verantwoordelijk voor een correcte en actuele registratie van hun nevenwerkzaamheden op hun persoonlijke, openbaar toegankelijke, profielpagina op de website van de Radboud Universiteit. Dit zijn afspraken gemaakt in de Sectorale Regeling Nevenwerkzaamheden.

Jaarlijks wordt alle hoogleraren gevraagd de opgave van hun nevenwerkzaamheden te controleren en te actualiseren. Daarnaast komt het aan de orde in het jaargesprek of een ander evaluatiegesprek.

Toets op nevenwerkzaamheden

Bij de benoeming van een hoogleraar gaat de decaan na welke nevenwerkzaamheden de kandidaat hoogleraar heeft en toetst of er geen sprake is van belangenverstrengeling. In het geval van bijzonder hoogleraren wordt de hoofdbetrekking vanuit het perspectief van de Radboud Universiteit gezien als nevenwerk.

In de voordracht van de hoogleraar aan het college van bestuur neemt de decaan een verklaring op waarin duidelijk is dat er geen sprake is van belangenverstrengeling en doet, indien nodig, verslag van de afspraken die zijn gemaakt om eventuele risico’s hierop te minimaliseren. Bij bijzonder hoogleraren maakt de decaan tevens melding van eventuele aanvullende nevenwerkzaamheden, naast de hoofdbetrekking van de bijzonder hoogleraar.