Voordat het schrift bestond, konden mensen namelijk niet anders dan in kleine stamverbanden samenleven. Anonieme communicatie bestond niet. Afspraken konden alleen mondeling gemaakt worden tussen mensen die elkaar kenden, die in elkaars onmiddellijke nabijheid leefden. Wetten bestonden niet. Orde bestond alleen in ingesleten vaste gewoonten.
Dat is dramatisch veranderd door de uitvinding van het schrift. In teksten vastgelegde afspraken kunnen over tijd en ruimte heen voor stabiliteit zorgen. Wetten kunnen worden opgesteld waardoor grote complexe samenlevingen zijn ontstaan, waarin tradities zich hebben gevormd, waarin politiek bedreven moet worden, waarover geschiedenis kan worden geschreven. Ook in de persoonlijke sfeer van de kleine familieverbanden heeft het schrift veel veranderd. Dankzij brieven zijn er bijvoorbeeld totaal nieuwe vormen van afstand en nabijheid ontstaan, zoals prachtig in beeld gebracht door Johannes Vermeer in zijn Brieflezende vrouw.
Ons geheugen is door het schrift veranderd. Wetenschap is mogelijk geworden. Geleerden hebben bibliotheken vol boeken geschreven. Daardoor heeft het onderwijs de vorm gekregen waarin wij het vandaag de dag maar al te goed kennen. Studenten lezen boeken en maken tentamens.
Ik geef onmiddellijk toe dat het wat teleurstellend is om tentamens naar voren te schuiven als het hoogtepunt van waar het schrift toe geleid heeft. Maar ik doe dat met opzet, omdat het waarschijnlijk juist deze tentamens zijn, die de bron zijn van de wereldwijde verandering die door de opkomst van generatieve taalmodellen noodzakelijk wordt. Want wat de ophef en de onrust over tentamens laten zien, is dat het schrift zich nu definitief losgezongen heeft van menselijke interactie. Teksten zijn anonieme uitwisselingen geworden tussen IP-adressen, waar mogelijkerwijs helemaal geen handelend en oordelend mens meer bij betrokken is. Als we als mensen belang hechten aan een intelligente gedachtewisseling, dan zullen we het schrift voortaan moeten vermijden en de concrete, fysieke gespreksruimte weer in ere herstellen.
Onze campus is daar in feite een geweldig geschikte plek voor. En als we het nodig blijven vinden om aan de hand van tentamens een oordeel te kunnen vellen over het vermogen van studenten om bij te dragen aan onze intelligente gedachtewisseling, dan zullen we de mondelinge tentamens in ere moeten herstellen. Dat lijkt me de enige verstandige weg om te gaan, nu teksten in feite geen auteur meer hebben.
Generatieve taalmodellen gaan een enorm effect hebben op de interactie tussen mensen en, dus, op de organisatie van ons onderwijs. Laat daarin dominant blijven wat altijd al dominant had moeten zijn: de concrete, persoonlijke pragmatiek van mensen die met elkaar in gesprek zijn!