Lia Fluit
Lia Fluit

Column Lia Fluit: Evidence-based onderwijs bestaat niet!

Deze kop in de ScienceGuide van begin april had gelijk mijn aandacht. Ik worstel al jaren met de termen evidence-based en evidence-informed onderwijs. Het roept een beeld op dat er een beste manier van onderwijs geven is en het alleen een kwestie is om dat aan te tonen.

Regelmatig krijg ik de vraag waar het bewijs is: ‘Zonder een hard bewijs kunnen we geen curriculum aanpassen.’ Alsof evidence-based het keurmerk is waarin we ons vertrouwen kunnen leggen, zodat we zelf niet langer hoeven na te denken.

Zo’n keurmerk is dodelijk als je met onderwijsvernieuwing aan de slag wilt. Persoonlijk raakte ik steeds in een soort kip-of-eiprobleem. In het verleden wilde ik graag het bewijs leveren door te gaan implementeren en te onderzoeken wat de effecten zijn. Maar meer en meer kom ik tot het inzicht dat het bij evidence-based niet gaat om de vraag óf iets werkt, maar om het beter begrijpen waaróm iets werkt in een specifieke context en dan ook nog voor wie.

Jeroen van Merrienboer benadrukte in zijn afscheidsrede op 30 maart in Maastricht het gevaar van het simplificeren van onderwijsontwerp. Hij concludeert dat onderwijsonderzoek enorm complex is. Alles werkt ergens, niets werkt overal. Hij benadrukt dat het gevaar van de term evidence-based onderwijs is dat je het idee kunt hebben dat bij het ontwerpen van onderwijs het er simpelweg op neerkomt dat je de ‘juiste’ methoden selecteert. Maar er bestaan geen onderwijsmethoden die altijd wel of niet werken.

Neem nou het geven van feedback. We hebben allerlei manieren ontwikkeld om op effectieve wijze feedback te geven, maar ook al pas je alle regels netjes toe, dan leidt je feedback toch niet altijd tot het gewenste effect bij de ontvanger. Het kan zelfs heel anders uitpakken. En ook feedback op niet-effectieve wijze gegeven, kan soms toch werken. De term ‘evidence’ kan nuttig zijn voor wiskundigen of andere wetenschappers. In de onderwijswetenschap is het een nutteloos begrip, aldus Van Merriënboer.  

Maar wat is die evidence dan nog wel waard? Binnen onderwijsonderzoek zien we een verschuiving van plaats – onderzoek vindt steeds meer in de praktijk zelf plaats –, van onderzoeker – het zijn steeds vaker de onderwijsprofessionals zelf die hun eigen handelen onder de loep leggen – en van de focus – de vragen gaan steeds meer over hóe iets werkt. Biesta gaat nog verder hierin en stelt dat we ons steeds ook de vraag moeten stellen waartoe het onderwijs dient.

Overigens heeft Van Merriënboer er 10 jaar over gedaan om tot zijn inzicht te komen, dus we kunnen voorlopig nog door! Maar wat kunnen hier nu mee? Doorgaan met wat we al doen vanuit het TLC. Dat wil zeggen: stimuleer docenten om juist ook die onderzoekende houding te nemen ten aanzien van hun eigen onderwijs, ze verschillende brillen te bieden waarmee zij naar hun eigen handelen kijken en waardoor hun onderwijs kan verbeteren omdat zij de focus hebben op het beter begrijpen wat er gebeurt.

Contactinformatie