Vorig jaar rond deze tijd plande ik met een collega een aantal vernieuwingen voor onze cursus. We wilden weten of onze plannen echte verbeteringen waren, of er misschien betere opties waren. Dus nodigden we de studenten uit om tijdens een lunchpauze met ons in gesprek te gaan: een gesprek, niet verplicht, geen agenda, gewoon een kans om te vertellen wat onze plannen in hun ogen zouden betekenen en de mogelijkheid om eigen ideeën bij te dragen. Ik nodigde alle tweehonderdnogwat studenten uit de cursus uit, haalde koekjes… En er kwamen welgeteld twee studenten.
Ook bij opleidingscommissies, facultaire studentenraden en andere studiegerelateerde inspraakorganen lijkt het steeds lastiger om studenten te vinden die willen meedenken en het studentenperspectief willen bijdragen. Terwijl we ze juist zó graag willen horen. Nou geef ik onderwijs bij Bedrijfskunde en ik weet dat één studierichting waarschijnlijk niet representatief is voor de gehele studentenpopulatie. Toen ik het boekje ‘onderwijsvisie van studenten’ er nog eens op nasloeg, las ik daar ook dat zelfs de universitaire studentenraad graag meer contact met hun achterban wil. Hebben alle studenten het dan zo druk met andere dingen? Ze hebben allemaal natuurlijk veel reistijd vanwege de kamernood en de hoge kosten van op kamers wonen. Of zou het misschien ook ergens anders door komen?
We hebben het hoger onderwijs de afgelopen jaren steeds meer ingericht als een product. Een duur product, waarvoor we drie of vier jaar tijd vragen, vaak een flinke studielening, met als uiteindelijk uitkomst een diploma waarmee je de arbeidsmarkt op kan. Het gevolg is dat opleidingen zich presenteren als producten van het merk ‘universiteit X’, met de student als klanten. Ze kopen hun studie met tijd, geld en energie – en verwachten daar iets voor terug: een diploma, persoonlijke ontwikkeling, een goede ervaring, begeleiding. In die logica past medezeggenschap niet zo goed. Een klant beslist niet mee over het productieproces; die vult hooguit na afloop een tevredenheidsenquête in of kiest voor een ander product.
Misschien is dat precies wat we nu terugzien. We vragen om feedback via cursusevaluaties achteraf, maar niet tijdens het proces zelf. Zoals wij ook niet met de supermarkt in gesprek gaan over de indeling van de schappen. We pakken wat we nodig hebben, rekenen af en gaan verder. Als het aanbod ons niet bevalt, gaan we naar een concurrent. En even eerlijk, vul je zelf al die reviewverzoeken in van al die (online) winkels na een aankoop? Niet heel gek dat we regelmatig een respons van onder de twintig procent zien bij cursusevaluaties.
Wat we met onze cursusevaluaties en panelgesprekken doen, werd in Sherry Arnstein’s ladder of participation uit 1969 beschreven als ‘informeren’ en ‘consulteren’: in wezen vormen van window dressing, symbolische participatie die niks wezenlijks verandert aan de gang van zaken. Echte participatie begint pas bij partnerschap en gedeelde beslismacht. En eerlijk is eerlijk: ook wij, medewerkers, willen liever dat er met ons gepraat wordt dan over ons. Dat geldt voor studenten net zo. Misschien is de impliciete boodschap van “medezeggenschap” wel teveel top-down, te veel “ik hoor wat je zegt, ik neem het mee”. Wat koop je daarvoor als student? In de tijd die je eraan kwijt bent, had je ook iets nuttigs kunnen doen waar je zelf nog iets aan hebt, zoals werken of iets voor je studie.
Ik denk dat als we studenten werkelijk willen betrekken bij het vormgeven van onderwijs, we meer moeten bieden dan koekjes. Medezeggenschap niet als extraatje of als een plek die gevuld moet worden om medezeggenschap vorm te geven, maar als kans om te ervaren hoe een organisatie werkt, hoe je een standpunt onderbouwt, hoe je belangen weegt en samen besluiten neemt. Hoe jij als student (en wij als docent) omgaat met organisatiedynamiek. Medezeggenschap als authentieke professionele en persoonlijke ontwikkeling.
We kunnen studenten daarin volwaardiger meenemen: samen reflecteren op het individu in de organisatiedynamiek, met hen in gesprek gaan over wat zij belangrijk vinden, en samen ontdekken waar onze meerwaarde ligt – als opleiding, student en als docent. Samen reflecteren op wat we zien, en welke betekenis we daaraan geven.
Dus ja, laten we studenten blijven uitnodigen aan tafel maar dan zo dat ze zich ook volwaardig disgenoot voelen. Niet een sport hoger op de ladder van participatie, maar gewoon helemaal van die ladder af. Niet alleen praten over hun studie voor de toekomstige generatie studenten, maar om samen te reflecteren en plannen maken van de wereld waarin ze straks de verantwoordelijkheid dragen. En zeker niet in de laatste plaats, om de perspectieven en toekomstvisie van studenten die we bijna dagelijks tegenkomen, beter te begrijpen.
In het boekje over de onderwijsvisie van studenten staat overigens ook als aanbeveling dat docenten meer geprikkeld moeten worden om studenten te betrekken bij het vormgeven van onderwijs. Dus hierbij ook een oproepje aan studenten die dit lezen: daag je docent uit door in gesprek te gaan. Stuur een mail, blijf even hangen na een college, of zoek een andere manier die werkt voor jou en je opleiding. Ik weet bijna zeker dat de meeste docenten constructieve feedback zeer verwelkomen. Als je juist wil meedenken over andere waardevolle vormen van participatie waar we als TLC of als opleidingen aan kunnen werken, laat het me ook graag weten.