Nienke Peters-Scheffer
Nienke Peters-Scheffer

De Onderwijslust van Nienke Peters-Scheffer

Als tegenhanger van een onderwijslast vragen we elke maand een Radbouddocent om een onderwijslust te delen. Deze maand vertelt Nienke Peters-Scheffer, universitair hoofddocent bij Pedagogische Wetenschappen, het Behavioural Science Institute én nieuwe onderwijsdirecteur bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen, waar zij energie van krijgt in het onderwijs.

Waar haal jij je onderwijslust vandaan?  

Ik geniet ervan om studenten te begeleiden in hun ontwikkeling en hen te prikkelen tot kritisch denken. Daarnaast haal ik veel energie uit het vernieuwen van mijn onderwijs: hoe kan het beter, efficiënter of interactiever? Wat mij verder motiveert, is de impact die we als opleiding hebben op de jeugdzorg en gehandicaptenzorg. Ik ben er trots op dat we bijdragen aan de vorming van een nieuwe generatie (ortho)pedagogen. In mijn colleges werk ik graag met praktijkcasussen. Gastcolleges, waarin studenten in gesprek gaan met cliënten en professionals, zijn voor mij extra waardevol. Ik probeer studenten niet alleen kennis over te dragen, maar hen vooral aan het denken te zetten: waarom is iets belangrijk? Hoe zou jij dit aanpakken? Het geeft mij voldoening als dit lukt.   

Welk onderwijsmoment is jou altijd bijgebleven 

Een bepalend moment was tijdens mijn eigen studie Pedagogische Wetenschappen aan de Radboud Universiteit. Toen ik mij ging richten op mensen met een verstandelijke beperking, kreeg ik les van docenten die zowel in de praktijk als in het onderzoek werkzaam waren. Zij lieten mij zien hoe wetenschap en praktijk elkaar kunnen versterken. Toen ik een paar jaar later als promovendus op diezelfde afdeling achter mijn computer aan mijn proefschrift zat te werken, riep een van mijn oud-docenten: “Een goede clinicus of onderzoeker zit zo min mogelijk achter de computer.” Die uitspraak is me bijgebleven. Het herinnert me eraan hoe belangrijk het is om in verbinding te blijven met de klinische praktijk. Verder kan ik heel erg genieten als een expert op een vakgebied met passie iets heel ingewikkelds kan uitleggen op een eenvoudige manier; tijdens een lezing, op congres of op televisie. Ik probeer dan altijd goed op te letten hoe iemand dit doet en na te denken of ik dat ook kan gebruiken in mijn onderwijs. 

Wat hoop jij studenten mee te geven?  

Zo nu en dan hoor ik mensen Pipi Langkous citeren: “Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.”  

Hoewel ik ook graag nieuwe dingen aanga, is het jammer dat veel studenten aannemen dat je iets direct moet kunnen en dat je op je stage alles moet weten. Ik hoop studenten mee te geven dat je ook als professional niet alles kunt weten, maar dat het veel belangrijker is om nieuwsgierig te zijn. Naar (nieuwe) inzichten in de literatuur, ontwikkelingen in het werkveld en naar het perspectief van de mensen die je als orthopedagoog ondersteunt en waarmee je samenwerkt. Ik hoop dat studenten juist de uitdaging kunnen zien van de complexe vraagstukken die spelen in de gehandicapten- en jeugdzorg. Dat zij bij deze vraagstukken niet onzeker of gefrustreerd raken, maar met behulp van de literatuur, klinische expertise en in verbinding met de ander op zoek gaan naar het antwoord. Maar dat betekent dus ook dat je je als professional gedurende je hele loopbaan moet blijven ontwikkelen 

Wat heb jij geleerd van je studenten?  

De afgelopen vijf jaar ben ik lid en voorzitter geweest van de opleidingscommissie. Daar geven studenten altijd hele goede tips om het onderwijs te verbeteren. Vaak gaat het om expliciet maken wat voor docenten vanzelfsprekend is of zijn er kleine ergernissen of onzekerheden die maken dat het onderwijs niet lekker loopt. Toch is de stap om naar een docent te stappen vaak groot. Ook voor mij is het soms spannend om actief om feedback te vragen. Toch heb ik geleerd dat het belangrijk is om zelf die eerste stap te zetten en al tijdens het college studenten actief om tips te vragen en hen bij het ontwikkelen van onderwijs te betrekken. Mijn onderwijs is er beter van geworden.  

Waar ben je als docent trots op?  

Mijn onderwijs en onderzoek gaat vaak over mensen met een verstandelijke beperking. Voor veel studenten is de gehandicaptenzorg een ver-van-hun-bedshow. In mijn onderwijs probeer ik altijd de link te leggen met het eigen leven van studenten en hun belevingswereld. Bij een thema vraag ik studenten: hoe is dat voor jou? En hoe zou dat zijn voor iemand met een beperking? Vaak komen we er dan achter dat de behoeftes vergelijkbaar zijn, maar dat iemand met een verstandelijke beperking vaak afhankelijk is van een ander om deze behoeftes te vervullen. Daar ligt een belangrijke taak voor professionals. Ik ben tevreden als studenten concluderen dat er vaak meer overeenkomsten dan verschillen zijn tussen hen en de mensen die zij als hulpverlener gaan ondersteunen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat studenten stilstaan bij de impact die zij als orthopedagoog kunnen hebben op het leven van iemand met een verstandelijke beperking.   

Soms kom ik in het postacademisch onderwijs, op een stage instelling of op een congres een oud-student tegen die refereert aan iets dat ik ooit tijdens college heb gezegd of die mij vertelt dat een van mijn colleges heeft bijgedragen aan de keuze om als orthopedagoog in de gehandicaptenzorg aan de slag te gaan. Dat geeft mij altijd een goed gevoel.  

Contactinformatie