Inclusief communiceren: zorg dat iedereen zich aangesproken voelt

Taal is geen neutrale set van vaststaande regels. De manier waarop we spreken en schrijven vormt onze realiteit. Onderdeel daarvan is dat taal kan bijdragen aan in- én uitsluiting van mensen. ‘Bepaald taalgebruik is zo ingesleten dat we niet meer doorhebben dat het stereotypen bevestigt.’

Waarom hebben we het vaak over werkende moeders en niet over werkende vaders? Of waarom noemen we mensen die een universitaire opleiding hebben gevolgd doorgaans hoogopgeleid en mensen die theoretisch of praktisch geschoold zijn laagopgeleid? Ons taalgebruik draagt bij aan hoe we de werkelijkheid zien. Dat is op zich geen probleem, tenzij het ervoor zorgt dat onze taal sommige mensen uitsluit of kwetst.

‘Hier zijn we ons lang niet altijd van bewust,’ vertelt Myrte van Hilten, docent bij Radboud in’to Languages. Van Hilten noemt het voorbeeld over werkende moeders. De nadruk op het feit dat ze werken impliceert dat het ongewoon zou zijn, dat het afwijkt van een norm. ‘Bepaalde formuleringen zijn zodanig ingesleten dat we niet doorhebben dat ze stereotypen en ongelijke verhoudingen bevestigen. Neem de uitdrukking “jongens, we gaan beginnen”. Dat zijn we zo gewoon gaan vinden dat het soms zelfs gebruikt wordt om een zaal vol vrouwen aan te spreken.’

Taal verandert voortdurend

Andersom verandert de wereld om ons heen waardoor bestaande taalafspraken niet meer voldoende zijn om de realiteit nauwkeurig te beschrijven. Dat leidt tot taalvernieuwingen die niet altijd direct worden begrepen. Van Hilten wijst op het gebruik van de voornaamwoorden hen/hun en die/diens om non-binaire personen aan te duiden. ‘Soms zien we taal als een set vaststaande regels, maar taal verandert voortdurend.’

Op 30 november organiseren Radboud in’to Languages en de Diversity, Equity and Inclusion Office een workshop inclusief schrijven. Van Hilten zal dan laten zien op welke manieren taal mensen kan uitsluiten. Daarnaast biedt ze handvatten om inclusiever te communiceren. ‘Het is niet zo dat bepaald taalgebruik goed of fout is. We willen illustreren hoe ons taalgebruik onbedoeld negatieve effecten kan hebben maar óók hoe het mensen erbij kan betrekken. Hoe je door inclusieve communicatie meer binding met het publiek waarmee je communiceert.’

Focus op inclusieve communicatie is een kwestie van gewenning, benadrukt Van Hilten. ‘Juist omdat bepaalde taal zo is ingesleten en expliciete taalvernieuwingen niet van de ene op de andere dag plaatsvinden. Tegelijkertijd kunnen we als universiteit vooroplopen in het bijdragen aan communicatie die mensen niet uitsluit, maar er juist bij betrekt.’

Drie communicatietips van Myrte van Hilten:

1. Visualiseer wat je schrijft. Schrijf je “jongens”, ga dan na wie doelgroep is en kies voor een ander woord als die doelgroep niet alleen uit jongens bestaat.

2. Bedenk of een bepaalde toevoeging echt belangrijk is voor je tekst. Je ziet geregeld formuleringen als “de vrouwelijke minister” of “de zwarte acteur” in berichten waar het geslacht of de huidskleur van die persoon niet ter zake doen.
In bepaalde gevallen is het juist wel belangrijk om daar aandacht aan te besteden, bijvoorbeeld als je een bericht schrijft over het aantal vrouwelijke hoogleraren.

3. De keuze voor een bepaalde formulering kan lastig zijn. Het is moeilijk om een tekst vanuit iemand anders’ perspectief te bekijken. Twijfel je ergens over? Laat dan iemand meelezen. 
Kom je er samen niet uit? Je kunt een opdracht uitzetten bij de afdeling Vertaling & Tekstredactie van Radboud in’to Languages. De redactie leest je tekst dan na op inclusieve taal.

Wil je meer weten over dit onderwerp, of hieraan gerelateerde thema’s, bekijk dan het aanbod Inclusief communiceren van Radboud in’to Languages.