Op een zeker moment lukte het maar niet om financiering te krijgen voor een nieuw onderzoeksproject, waarmee Coen van Galen er samen met collega’s voor wilde zorgen dat de Surinaamse slavenregisters openbaar zouden worden. ‘Uiteindelijk zijn we als noodoplossing een crowdfundingcampagne gestart’, vertelt de historicus. ‘Dat bleek een gouden greep. Er kwam veel media-aandacht voor en dat leverde weer extra financiering op, bijvoorbeeld van het Prins Bernhard Cultuurfonds.’
‘De tijd was duidelijk rijp voor meer aandacht voor het slavernijverleden. De zwartepietdiscussie werd weer op grote schaal gevoerd en er was behoefte aan meer inclusieve geschiedwetenschap. Veel mensen vonden ons onderzoek belangrijk, dus er ontstond een soort sneeuwbaleffect van berichten over de campagne en mensen die elkaar vertelden over de actie. Uiteindelijk is die campagne denk ik de reden dat ik nog steeds in de academische wereld zit.’
Plankenkoorts
Ik vond vrij makkelijk de weg naar de media. Voordat ik in 2010 aan mijn promotietraject begon had ik een paar jaar als journalist bij de regionale omroep gewerkt, dus ik had al contacten en wist wel een beetje wat voor soort verhalen media graag horen. Die kennis had ik ook al ingezet tijdens mijn promotie, door ook over dat onderzoek veel in de media te vertellen. Daarvoor won ik zelfs nog de Hermesdorf Talentprijs in 2016.
Ook tijdens het slavernijproject kreeg ik steeds meer uitnodigingen van redacties om te komen vertellen over de registers en het onderzoek. Maar om dan ook echt iets te zeggen op radio of televisie vond ik toch nog een stap: ik had best last van plankenkoorts. Ik bereidde me heel goed voor, zodat ik precies wist wat ik moest zeggen. Dat hielp enorm en zo doe ik het nog steeds.
Eigen regie
Zolang je zelf de regie houdt over welke informatie er naar buiten komt, kun je heel veel aan die publiciteit hebben. Tegen mijn promovendi zeg ik het ook vaak : je moet de chauffeur zijn van je eigen bus en ruimte voor jezelf creëren. Natuurlijk wel op een manier die bij je past: niet iedereen hoeft op televisie te komen. De een kan goed met een groot publiek omgaan, de ander is beter in lesgeven of in werken achter de schermen.
Maar als je er wel van houdt, zou ik zeker proberen om op radio of televisie te komen. Als je eenmaal in de landelijke media bent geweest blijven redacties je vaak volgen. Zo deelde het NOS Journaal in 2021 nog onze oproep voor vrijwilligers om te helpen de Surinaamse bevolking tussen 1830 en 1950 in kaart te brengen. Daar kwamen heel veel aanmeldingen voor. Ons onderzoek heeft heel veel te danken aan al die aandacht.’