De plant als meesteraanpasser

Hoewel planten op het eerste gezicht statisch lijken te zijn kunnen ze zich wel degelijk aanpassen aan hun omgeving. Hoe planten zich 'bewegen' en hoe deze processen tot stand komen kun je onderzoeken in je profielwerkstuk.

Net als dieren, kunnen planten zich aanpassen aan hun omgeving. Waar de meeste dieren zich uit de voeten kunnen maken met pootjes, vleugels of andere manieren van beweging, ligt dat voor de plant wat ingewikkelder.

Toch hebben planten tal van manieren om zich aan te passen. Ze kunnen bijvoorbeeld een andere kant op groeien, om meer licht te vangen. Bovendien kunnen planten bij concurrentie om licht of gevaar tot ‘verdrinking’ snel honger groeien. Dit zie je bijvoorbeeld in het regenwoud, als planten dicht op elkaar staan en over elkaar heen groeien. Een plant kan door de ratio rood/verrood licht die het de bladeren bereikt zien of het in de schaduw staat en hier op anticiperen (schaduwvermijdingsreactie). Dit rood/verrood licht ratio heeft ook invloed op de kieming van planten. Door met dit ratio te spelen kun je zaadjes wel of niet laten kiemen.

Het aantal bladeren dat een plant groeit kan afhankelijk zijn van de hoeveelheid licht die een plant ontvangt. Daarnaast hebben luchtvochtigheid en temperatuur een grote invloed op de groei. Om aan plantenetende dieren te ontkomen (natuurlijke vijanden), maken sommige planten gifstoffen (fytotoxinen). Bovendien past de groei van wortels en zijwortels zich aan op de natheid en kwaliteit van de bodem. De Radboud Universiteit heeft een heus ‘wortellab’ waar doorzichtige buizen in de grond zitten. De planten groeien hun wortels om deze buizen heen. Door met een camera foto's te maken vanuit deze buizen, kan de wortelgroei van planten vergeleken worden.

Tenslotte werken sommige planten samen met andere organismen. Het stikstofwortelknolletje is hier een bekend voorbeeld van. De bacteriën (Rhizobium) die deze knolletjes groeien krijgen suikers van de plant en geven hier stikstofverbindingen voor terug, voor wat hoort wat. Deze samenwerking waarin beide organismen er voordeliger uitkomen heet mutualistische symbiose.

Interessante vragen

Al de bovengenoemde fenomenen kunnen getest worden in een profielwerkstuk experiment. Als grove opzet heb je een test conditie en een controle conditie.

In beide condities zijn vrijwel alle omstandigheden gelijk: Je gebruikt dezelfde planten, dezelfde bodem, dezelfde hoeveelheid licht, dezelfde temperatuur etc. Het enige wat in de twee condities verschilt is wat je wilt meten. Voorbeelden zijn het effect van meer rood of verrood licht, een hogere temperatuur, een andere samenstelling van de bodem, een plant in hoog water. Vervolgens ga je op vaste tijdstippen kijken of de verandering die je vanuit de literatuur verwacht ook daadwerkelijk plaatsvindt.

De veranderende condities die je kiest kunnen gelinkt worden aan verwachte omstandigheden door klimaatverandering. In 2022 hebben twee scholieren onderzoek gedaan naar zilte aardappelteelt.