De woordenschat van een taal verandert voortdurend. Dit komt omdat onze maatschappij voortdurend verandert. Voor nieuwe dingen (uitvindingen, culturele begrippen, nieuwe fenomenen) waar we mee in aanraking komen hebben we nieuwe woorden nodig. Heel vaak nemen we dan een woord over uit een andere taal, denk bijvoorbeeld maar aan website, airbag, cruise of schnitzel.
Het kan ook zijn dat we in onze taal wel een woord hebben voor een bepaald concept, maar dat een woord uit een andere taal net een andere nuance uitdrukt (zoals bijvoorbeeld het geval is met chillen), of dat het gebruik van de niet-Nederlandse term meer prestige geeft (zoals in benamingen van beroepen bijvoorbeeld: een human resource manager klinkt veel belangrijker dan een “hoofd personeelszaken”).
Het gebruik van leenwoorden is een fenomeen van alle tijden. Van veel woorden zijn we ons al helemaal niet meer bewust dat ze eigenlijk uit een andere taal komen, omdat ze ondertussen zo ‘vernederlandst’ zijn (zoals je duidelijk ziet in portemonnee, afkomstig van het Franse porte-monnaie).