Radboud-onderzoekers verzamelden samen met collega’s van kenniscentra in drie jaar tijd uitgebreide data over de aanwezigheid van bijen op 160 dijken in Nederland, voornamelijk in de Rijndelta (o.a. Waal en IJssel) en langs de Maas. Ze kwamen in totaal 154 verschillende bijsoorten tegen. ‘Dat is de bijna helft van alle soorten die in Nederland voorkomen’, aldus ecoloog Constant Swinkels.
Met een vlindernetje gingen de onderzoekers meerdere keren per jaar tijdens het vliegseizoen van bijen de dijk op, steeds op dezelfde plek, om langs een looproute van 150 meter lang bijen te tellen. ‘Soms zagen we in een kwartier tijd wel 400 bijen, andere keren maar drie’, vertelt Swinkels. Maar over het algemeen was de bioloog blij verrast door het aantal bijen dat ze tegenkwamen.
Meer bijen op dijken dan in bloemstroken
‘Bloemrijke dijken trekken veel meer bijen aan dan bijvoorbeeld bloemstroken in agrarisch gebied,’ aldus de onderzoeker. ‘En vooral meer bedreigde soorten. Zo’n tien procent van de bijen die we aantroffen staat op de rode lijst, zoals de Knautiabij, de rode koekoekshommel, de weidebij en de bonte wespbij. Die soorten zijn zeldzaam en de populaties gaan in Nederland achteruit.’ Dijken lijken aantrekkelijk voor bijen, omdat de helling warm wordt in de zon, een ideale plek om een nestje te maken, en omdat er allerlei verschillende planten kunnen groeien.
‘Dijken zijn een soort insectensnelwegen. Veel bijen komen Nederland binnen via de dijken’, aldus Swinkels. ‘Rondom dijken liggen soms prachtige landschappen, zoals de Ooijpolder aan de Waal bij Nijmegen. Die gebieden zijn interessant voor bijen door het gevarieerde landschap waar ze hun nesten kunnen maken. Bloemrijke dijken vormen hierop een waardevolle toevoeging, waardoor dijken snel bijen aantrekken. In agrarische stroken is dit lastiger: daar wordt van alles ingezaaid en is de omliggende landbouwgrond minder geschikt voor bijen.’
Goed voor voedselvoorziening
De onderzoekers ontdekten dat het aantal bijen op een dijk snel toeneemt als er meer verschillende bloemsoorten aanwezig zijn, maar dat dat effect al vrij snel stopt: bij acht bloemsoorten. Daarboven groeien bijenpopulaties niet meer zo snel door. Dat zou kunnen komen door een tekort aan nestplekken. ‘Een bij heeft twee dingen nodig,’ legt Swinkels uit: ‘Voeding, die ze halen uit pollen en nectar van bloemen, en een plekje om een nest te kunnen maken. Als je wel de bloemen hebt, maar nergens een nestje kunt maken, houdt het op.’ Vervolgonderzoek moet uitwijzen of het aantal bijen wel blijft toenemen als er meer nestplekken zijn, of dat er andere factoren meespelen waardoor populaties niet verder groeien.
Toch zijn meer verschillende bloemsoorten op dijken nuttig. Het aantal rode lijstsoorten neemt wél toe, ook boven de acht bloemsoorten. Veel van die wilde bijen hebben specifieke bloemsoorten nodig en hoe meer bloemsoorten er dus staan, hoe meer verschillende bijsoorten je trekt. Swinkels: ‘We hebben in Nederland meer dan 17.000 kilometer aan dijken. Hoewel er echte bloemrijke parels bestaan is het overgrote deel nog strak gemaaid en bloemarm, dus er blijft een gigantisch oppervlakte over waar veel potentie ligt. Als we op al die dijken meer bloemsoorten laten groeien, kan dat veel meer bijen opleveren. Dat is heel belangrijk voor de biodiversiteit en voor onze voedselvoorziening, want meer dan 75% van alle planten in Nederland wordt bestoven door bijen en is dus afhankelijk van die beestjes. Bovendien zijn soortenrijke dijken steviger dan dijken waarop minder soorten voorkomen.’
Onder andere met collega-onderzoekers Eelke Jongejans en Hans de Kroon werkt Swinkels aan de Radboud Universiteit aan het Future Dikes-project, waarin dijken worden verstevigd en biodiverser worden gemaakt dankzij meer verschillende plantensoorten.