Foto: Maastrichtse prijsband (1719) uit de schenking Bisschoppelijk College Roermond. (Universiteitsbibliotheek Nijmegen)
Foto: Maastrichtse prijsband (1719) uit de schenking Bisschoppelijk College Roermond. (Universiteitsbibliotheek Nijmegen)

De erfenis van Paredis: uit de voormalige bibliotheek van het bisschoppelijk college te Roermond

In september 2020 werd het bijzonder boekenbezit van de Nijmeegse Universiteitsbibliotheek verrijkt met een schenking van tenminste 31 titels/banden uit de oude inboedel van het Bisschoppelijk College in Roermond. Het is een prachtige aanvulling op al eerder verworven ‘katholieke onderwijscollecties’: Dominicus College, Canisius College, Kleinseminarie Apeldoorn. Waar gaan de ‘Roermondse’ banden over? Uit welke jaren stammen ze? En wat is de cultuurhistorische context van de schenking? Een eerste verkenning.

door Chris Dols

Van Latijnse School naar BC Broekhin

Het Bisschoppelijk College werd in 1851 gesticht door Joannes Paredis. Hij was de apostolisch-vicaris van Limburg van 1840 tot aan het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 en de bisschop van Roermond van 1853 tot aan zijn overlijden in 1886. Feitelijk betekende de stichting een continuering van het neutrale Koninklijk Kollegie, dat weer voortborduurde op de in 1554 opgerichte Latijnse School. Paredis wilde het middelbaar onderwijs in zijn bisdom gebruiken als een wapen in de strijd voor de emancipatie van de katholieke gemeenschap. Hij kon het Koninklijk Kollegie ironisch genoeg omvormen tot een vrije katholieke school door de geringe wervingskracht ervan. Er waren slechts 21 leerlingen in 1848. De financiële problemen, die daar het gevolg van waren drukten stevig op de begroting van de wereldlijke overheden. De omvorming tot een katholieke school verloste de overheid van een kostenpost.

Foto: Klassenfoto, Bisschoppelijk College te Roermond, negentiende eeuw. (Gemeentearchief Roermond)

De voertaal op het Bisschoppelijk College werd Frans. De instelling was in de eerste plaats een ‘opvoedingsinstituut’. Paredis schoeide het curriculum op een traditioneel katholieke, ultramontaanse leest. Religieuze vorming stond hierbij voorop. Geloof en godsdienst waren volgens Paredis het enige middel om ‘rust, vrede, en geluk in de maatschappij en familiën te doen herleven’. Verder gaf de bisschop veel aandacht aan de klassieke talen, geschiedenis en taal- en letterkunde. In didactisch opzicht propageerde hij memorisatie. Seculiere priesters verzorgden de lessen op het Bisschoppelijk College. Anders dan veel liberale katholieken uit de hogere kringen in Roermond hoopten, wist ‘t Kleesj de tand des tijds te doorstaan. Bij het 75-jarig bestaan in 1926 telde de school 323 leerlingen. Enkele prominenten uit de Nijmeegse universiteitsgeschiedenis verdienden in Roermond hun onderwijssporen. De toekomstige hoogleraar Gerard Brom deed er eindexamen in 1899 en Jos Schrijnen, hoogleraar in Utrecht en later in Nijmegen , was er veertien jaar docent. Als de eerste rector magnificus opende hij de Nijmeegse Katholieke Universiteit in 1923. Anno 2021 bestaat de Roermondse instelling nog steeds, onder de naam BC Broekhin. 

Scope van de schenking

Bisschoppelijke colleges beschikten doorgaans over een omvangrijke boekerij voor hun docenten, de ‘herenbibliotheek’ genoemd. De vaak inwonende onderwijzers maakten hiervan gebruik om hun kennis en kunde te verbreden en verdiepen. De Roermondse banden in Nijmegen waren deel van een groter geheel, dat mogelijk in kaart kan worden gebracht op basis van de catalogi van de ‘huisbibliotheek’ in het schoolarchief (nu in het Historisch Centrum Limburg, Maastricht). Qua jaren van uitgave ligt de nadruk in de Roermondse schenking op de achttiende (15 banden) en negentiende (11 banden) eeuw. Slechts vijf banden kwamen tot stand in de zeventiende eeuw. Uit de beginperiode van het college weten we dat de priester-docenten zichzelf moesten bijspijkeren in de meer exacte vakken. Wis- en natuurkunde speelden nauwelijks een rol in hun eigen, klerikale opleiding. De Roermondse schenking bevat dergelijke boeken dan ook niet.

De boeken laten zien hoeveel belang er werd gehecht aan de humaniora, de klassieke talen voorop. We treffen hoofdzakelijk courante Latijnse en Griekse auteurs aan zoals Cicero en Homerus. De werken maken duidelijk wat er gelezen en gedoceerd kan zijn binnen de instituutsmuren. Ook zeggen ze ons iets over het stedelijke boekenambacht, want tenminste een druk van Suetonius uit 1691 is in de negentiende of twintigste opnieuw in de band gezet door de Roermondse hofboekbinder Karel Groels.

In de prijzen

De Universiteitsbibliotheek van Nijmegen heeft ongeveer 400 prijsbanden en behoort daarmee tot de ‘grote drie’ van de Nederlandse universiteitsbibliotheken. Alleen de allerbeste pupillen van Latijnse scholen, voorlopers van het huidige VWO of gymnasium, konden dergelijke luxe uitgevoerde werken ‘scoren’ door uitmuntende prestaties neer te zetten. De boekbanden waren versierd met het dikwijls vergulde wapen van de stad waarin de betreffende school stond. De stadsbestuurders maakten de lokale prijzencultuur financieel mogelijk en dat mocht best gezien worden. In de prijsbanden werd een getuigschrift aangebracht, de ‘ex praemio’, die de naam van de laureaat bevatte en niet zelden tevens een verdere toelichting. Bij de twee Limburgse boeken uit de Roermondse schenking gaat het om klassieke auteurs. De oudste en ook de meest gehavende prijsband – de rug is gerestaureerd met perkament van een andere boekband – is die uit Maastricht (1719), waar sinds 1516 een Latijnse School was gevestigd. Met enige moeite zijn de engel en de vijfpuntige ster van de Maasstad te herkennen. Door het ontbreken van een testimonium is onbekend wie er wanneer lof toegezwaaid kreeg. De prijsband uit Roermond zelf (1778) kwam op 22 juli 1789 in het bezit van Matthias Leon Sterk. Hij behoorde tot de top-3 uitblinkers in de grammatica en kreeg zijn prijs in een tijd dat de stad binnen de grenzen van de Oostenrijkse Nederlanden (‘ex liberalitate ac munificentia Josephi Secundi’, aldus het getuigschrift, ‘op grond van de vrijgevigheid en ruimhartigheid van keizer Joseph II’) viel. De Latijnse School in de stad stamde uit 1554. Het zijn deze eerste verkenningen die duidelijk maken welke gevarieerde onderzoeksmogelijkheden de erfenis van bisschop Paredis in Nijmegen zoal biedt.

Literatuurverwijzing

Verder lezen

  • H.A. Venner, Inventaris van de archieven van het Bisschoppelijk College te Roermond (Roermond 1972)
  • Hans van Beek e.a., 150 jaar Bisschoppelijk College Broekhin Roermond (Roermond 2001)
  • Jan Storm van Leeuwen, Een boek als prijs voor vlijt. Twee eeuwen Nederlandse prijsbanden en -boeken in de Universiteitsbibliotheek Nijmegen (Nijmegen 2008)
  • Pieter Caljé, ‘Onderwijs in de premoderne periode’ en ‘Onderwijs in het tijdperk van de natiestaat’, in: P. Tummers (red.), Limburg. Een geschiedenis (Maastricht 2015), II, 229-265, en III, 323-354
  • Robert Arpots en Eefje Roodenburg, ‘Verzameld en gekoesterd. De Nijmeegse Bijzondere Collecties, in: Hans Kienhorst en Kees Veelenturf (red.), Belangrijk boekenbezit. Een bloemlezing uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Nijmegen (Utrecht/Nijmegen 2017) 9-19

Dank aan Robert Arpots en Bèr Dols voor de hulp bij de totstandkoming van deze blog.

Contactinformatie

Contactpersoon
dr. C.F.H.A. Dols (Chris)
Organisatieonderdeel
Radboud Erfgoed