Pedel Nico Bouwman leidt het cortège
Pedel Nico Bouwman leidt het cortège

De staf van de pedel

Zo’n vijfhonderd keer per academisch jaar zwaait de pedel met zijn staf. Nico Bouwman en zijn voorganger Boudewijn Bouman hebben er gespierde schouders van gekregen. Ze vertellen over een gestolen staf, verpulverd zilver en het geheim van het hora est.

Tekst: Bea Ros

Eigenlijk had de staf van de pedel samen met de Radboud Universiteit haar honderdjarige verjaardag moeten vieren. Maar de staf en ook de ambtsketen van de rector, beide een geschenk van de R.K. burgerij van Nijmegen aan de kersverse universiteit, waren nog niet klaar toen het cortège op 17 oktober 1923 door de binnenstad naar de Molenstraatkerk liep. Dat had alles te maken met een ruzie tussen de burgers en de bisschoppen. De eersten wilden dat de gebroeders Arens uit eigen stad de staf zouden maken, de clerus zwoer bij Utrechtse edelsmeden Jan-Eloy en Leo Brom (neven van hoogleraar Gerard Brom). De burgerij won. Maar pas in 1924 konden de gebroeders Arens het academisch zilver afleveren. ‘De staf die mijn voorganger in 1923 droeg, was een leentje’, vertelt Nico Bouwman. ‘Waarschijnlijk van een of andere tambour-maître, maar dat vertelt het verhaal niet.’

De pedel Nico Bouwman

Mores

De staf is hét attribuut van de pedel. Hij draagt hem bij elke academische plechtigheid, zoals promoties, oraties, de dies en de opening van het academisch jaar. Bij elkaar gaat het om zo’n vijfhonderd gelegenheden. ‘Dus dat is meer dan één keer per dag’, vertelt Nico. ‘En hij is nog zwaar ook.’
Zijn voorganger Boudewijn Bouman (pedel tussen 1962-2005) vult aan: ‘Vroeger werd hij ook bij rouwplechtigheden gebruikt. Dan ging ik mee naar de kerk en de begraafplaats en stond je best lang met die staf. Je moest uitkijken dat je geen tennisarm kreeg.’
Nico: ‘Heb jij nou ook dat de rechterkant van je schouders meer ontwikkeld is?’
Boudewijn: Ja, klopt.
Nico: ‘Rechts is het echt gespierder. Omdat je dit ding elke dag zo’n uur draagt.’
De staf is een teken van waardigheid. ‘Hij is symbool van de autonomie van de wetenschap’, legt Nico uit. ‘Op het moment dat ik de Stevenskerk of de Vereeniging binnenloop met mijn staf, dan is het niet de dominee of de burgemeester die het voor het zeggen heeft, maar de rector.’
Daarnaast benut de pedel de staf om het publiek erop te wijzen wanneer het moet gaan staan, bijvoorbeeld als het cortège binnenkomt of weer weggaat. Nico: ‘Wij zijn er om de mores en tradities op respectvolle …’
Boudewijn: ‘…en stijlvolle manier …’
Nico: ‘… in ere te houden, maar wel zo dat het voor iedereen toegankelijk en plezierig toeven is. Wij geven richting aan hoe het academische spel gespeeld moet worden.’

Pedel Nico Bouwman leidt het cortège

Stampen

In de oude aula aan de Wilhelminasingel hoefde Boudewijn eigenlijk alleen maar de deur te openen, of de mensen gingen al staan. ‘Op een gegeven moment gebeurde dat niet meer en moest ik met de staf echt op de vloer stampen als signaal.’ Maar dat leverde vanaf 1988 in de nieuwe aula aan de Comeniuslaan een probleem op, want die was gestoffeerd. ‘Daar kon ik zo hard stampen als ik wilde, maar niemand ging staan.’ Als oplossing werd een ijzeren plaatje onder de vloerbedekking aangebracht. Totdat edelsmid Rudie Arens, zoon van Rudolf Arens (zie ook kader), bij de jaarlijkse schoonmaakbeurt zag dat er allemaal zilvergruis uit de staf kwam. ‘Door al dat gestamp is die staf zwaar beschadigd’, vertelt Boudewijn. ‘Dus ik mocht dat niet meer doen van hem. Ik zei: dat moet, het kan niet anders.’
Daarop is Rudie Arens in 1998 op eigen houtje begonnen aan een exacte kopie van de staf. Daarbij deed hij een vernuftige toevoeging: in de wereldbol boven aan de staf plaatste hij een vergulde bronzen bel, afkomstig uit de Amsterdamse parochiekerk De Liefde. Zo hoefde de pedel voortaan niet meer te stampen, maar kon hij klingelen. Tijdens de diesviering van 2000 werd de nieuwe staf in gebruik genomen.

Eigenlijk was het de bedoeling van Arens dat het origineel in een museum zou komen en dat de pedel voortaan alleen nog maar met de kopie zouden zwaaien. Maar daar denken de pedellen anders over. De nieuwe staf is voor dagelijks gebruik, de oude gaat mee naar plechtigheden in de stad. Voor de Stevenskerk neemt Nico altijd een houten kistje mee als klankkast. ‘De stenen vloer daar is te hard om te stampen. Maar in de Vereeniging is een houten vloer, dus daar kan ik lekker drie keer tak-tak-tak doen.’
Maar misschien moet hij zich daarbij toch iets intomen. ‘Ik merkte dat het kopke van Jezus een beetje ging hangen.’ Charlotte Rombouts, die het jaarlijks onderhoud van haar opa Rudie Arens overnam, heeft de scheur in de nek van de Jezus-figuur weer gesoldeerd. Maar zilver laat zich niet eindeloos solderen, waarschuwt ze.

Hora est

Het meest gebruikt de pedel de staf bij promoties, zo’n vierhonderd per jaar tegenwoordig. Aan het eind komt de pedel binnen, klingelt met de staf en spreekt de verlossende woorden ‘hora est’.
Het is hun beroepseer te na om een zwetende promovendus eerder tegemoet te snellen. ‘Dat mag absoluut niet.’ Beide pedellen willen ook niet dat (plaatsvervangende) rectoren met de tijd gaan sjoemelen.
Nico: ‘Iemand had er een handje van, ik noem geen namen, om een minuut of vier eerder op de noodbel onder de tafel in de corona te drukken.’
Boudewijn: ‘Ik heb ook wel eens gehad dat een hoogleraar mij seinde dat ik terug moest. Maar ik ben gewoon doorgegaan. Ik zei: hora est is hora est, daar gaan we niet aan tornen.’
Ze houden dus zelf de tijd bij en als het uur voorbij is, lopen ze de zaal in. Hooguit laten ze iemand een zin afmaken, maar daarna klinkt ferm hun hora est. ‘Ik zeg altijd: onze tijd is de echte tijd.’
Boudewijn: ‘Precies!’
Nico: ‘Ze moeten niet gaan zeuren over je kwam een minuut te vroeg of te laat. Het is tijd als wij zeggen dat het tijd is.’
Boudewijn: ‘Daarom hangt er ook geen klok in de zaal. Dat is not done.’

Brandkast

Toen Boudewijn net pedel was, stond de staf altijd, gerold in een groene doek, in de togakamer. Totdat een student tijdens een bezetting van de aula hem mee naar huis heeft genomen. ‘Fotograaf Jan van Teeffelen had gezien wie dat had gedaan’, vertelt Boudewijn. ‘Toen we aangifte van diefstal wilden doen, zei hij: wacht maar, ik haal hem terug. Sindsdien hebben we hem in de brandkast opgeborgen.’ Speciaal daarvoor zijn er in de ijzeren planken ronde uitsparingen gezaagd, zodat de staf erin paste. Voortaan liggen de ‘kroonjuwelen’ in deze brandkast.
Nico: ‘Dat is mijn grootste angst: als de keten of staf maar niet gestolen wordt.’
Boudewijn: ‘Dat zou een grote ramp zijn.’
Nico: ‘Ik wil het gewoon niet meemaken.’
Boudewijn: ‘Toen ik in functie was, heb ik nooit over mijn werk gedroomd. Na mijn pensioen een paar keer wel, dat ik te laat binnenkwam of de staf kwijt was.’
Nico: ‘Ik lig er allang niet meer wakker van, maar de staf heeft wel continu mijn aandacht. Ik kan er niet tegen als ik hem weleens ergens onbeheerd zie staan. Eén keer ben ik op pad geweest met de rector naar een landelijke rectorenbijeenkomst en moest ik de staf, omdat het zo laat was ’s avonds, mee naar huis nemen. Dat vond ik helemaal niets. Hij hoort veilig in de brandkast te staan.’

De staf van de pedel

Bouwjaar: 1924
Ontwerp: Albert Arens
Makers: Rudolf en Johan Arens
Materiaal: palissanderhout, zilver en goud
Korte beschrijving: een zeskantige houten staf met zilveren nodi (knopen) en dito bandwerk, met bovenop een zilveren Jezusfiguur (‘den Oorsprong van alle Wijsheid’), met in de linkerhand een geopend boek en wijzend met de rechterhand naar de Griekse letters alfa en omega. De Jezus-figuur staat op een met rozen omkranste wereldbol. Op de middelste nodus in goud de letters A, M en C: Alma Mater Carolina, met tussen de letters de wapenschilden van Nederland, Nijmegen en de universiteit. Gegraveerd in het zilver onderaan de staf: ‘Gebr. Arens Fec. Nijmegen 1924’ en ‘Geschenk der Nijm. burgerij’ (voor het Latijnse ‘Cives Noviomagenses was geen plek).

Contactinformatie

Organisatieonderdeel
Radboud Erfgoed
Thema
Radboud toen en nu