De verhouding van stikstof en andere belangrijke elementen als fosfor en calcium verschuift en planten blijken meer stikstofrijke aminozuren te maken in verhouding tot andere essentiële aminozuren. Hierdoor treden tekorten op van noodzakelijke voedingsstoffen voor dieren. Planten investeren daarnaast minder in afweerstoffen met een hoog koolstofgehalte, terwijl gifstoffen gebaseerd op stikstof toenemen. Diersoorten die snel groeien en insecten die via een popstadium van larve in volwassen dier veranderen, zoals vlinders, bijen en vliegen, hebben relatief veel fosfor nodig om die snelle groei te kunnen realiseren en ondervinden daardoor meer last van veranderingen in plantkwaliteit dan langzaam groeiende diersoorten en insecten die ontwikkelen als nimfen, zoals wantsen en sprinkhanen.
Door al deze eigenschappen van soorten met elkaar te vergelijken, concludeerden de onderzoekers dat een kleine groep alleseters vaker voordeel van de extra stikstof heeft en vaker plaagvormend zal worden, maar dat een veel grotere groep diersoorten nadeel ondervindt en dus achteruit zal gaan of verdwijnen.
De bevindingen zijn onlangs gepubliceerd in het internationale journal ‘Biological Reviews’.
Afbeelding: De Kleine Heivlinder heeft een leefwijze die haar buitengewoon kwetsbaar maakt voor stikstofdepositie. De rupsen zijn gespecialiseerd op het eten van Buntgras, een plantensoort die voorkomt in uiterst stikstofgevoelig stuifzandhabitat.