Netjes buiten wachten
Dat idee verdween naar de achtergrond, zeker nadat Hoebens in 2004 terugkeerde naar Nederland om als docent Nederlands aan de slag te gaan. Tot 2017. ‘Toen belde Ewald en herinnerde me aan ons plan. We kwamen in contact met een oud-collega van de Mexicaanse school voor antropologie en promotor van een student die een proefschrift had geschreven over een gemeenschap van ongeveer 1800 mennonieten in de gemeente Bacalar. Via haar hadden we een ingang bij de gemeenschap. Ze vertelde over een doofstom meisje dat in aanmerking kwam voor een cochleair implantaat, maar dat moest regelen via het reguliere zorgsysteem. Wij konden daarbij helpen omdat we de Mexicaanse bureaucratie beter kenden.’
Hoewel er via de promotor al contact was, leg je niet makkelijke contacten in de op zichzelf gerichte gemeenschap. Hoebens herinnert zich de eerste ontmoeting nog goed. ‘Je komt aan bij een huis en wacht netjes tot iemand naar buiten komt om je te vragen waarvoor je komt, zo doen ze dat onderling ook. De spelende kinderen zagen ons staan en na verloop van tijd renden ze naar binnen om hun ouders te waarschuwen. Daarop werden buiten wat stoelen in een kring gezet en raakten we in gesprek. Ze vroegen of wij de mensen waren die het meisje konden helpen en in een combinatie van Nederlands en Duits konden we een redelijk goed gesprek voeren met de mennonieten die zelf Plautdietsch praten, een dialect van het Nederduits.’
Geen sport, wel kattenkwaad
In Bacalar ervoer Hoebens van dichtbij de sobere leefwijze van de mennonieten. ‘Tijdens één van mijn eerste bezoeken had ik wat speelgoedballen voor de kinderen meegenomen, maar ze doen niet aan sport. Ook lezen voor je plezier of creatief bezig zijn wordt niet op prijs gesteld.’ Toch zijn er vaste ontspanningsmomenten. Woensdags vanaf een uur of vier en zondagmiddag na het middageten mogen de jongeren vanaf vijftien jaar naar buiten. Ze zingen wat, flaneren door de gemeenschap of halen kattenkwaad uit, bijvoorbeeld door op het dak van de winkel te klimmen. ‘Op deze momenten leren jongens en meisjes elkaar kennen. Ze maken wat lol en kijken of ze iemand leuks tegenkomen.’
Hoebens dompelde zich onder om meer over de cultuur van de mennonieten te ontdekken, in het bijzonder hun taal. ‘De taal die ze spreken en schrijven speelt een belangrijke rol in het behoud van de gemeenschap. Het Plautdietsch voorkomt dat leden van de gemeenschap met de buitenwereld in aanraking komen. Tegelijkertijd hebben gemeenschappen voor hun behoud commerciële contacten nodig om hun oogsten te verhandelen. Dat maakt het noodzakelijk om leden te hebben die Spaans spreken.’
In de jaren die volgden deed Hoebens, coronajaar 2020 uitgezonderd, ieder jaar veldwerk in Bacalar. Ook dat ging aanvankelijk niet vanzelf. ‘Toen ik er in 2018 anderhalve maand was, voelde ik me af en toe knap radeloos want mensen wilden nauwelijks praten.’ Maar de aanhouder wint. ‘Na verloop van tijd herkenden ze me en groetten me voorzichtig. Met dezelfde knikjes en handgebaren die ze naar elkaar maken. Mennonieten zijn sociaal zuinig kun je wel stellen.’ Hoewel Hoebens lang niet met iedereen diep contact kreeg, heeft ze inmiddels met meerdere gezinnen en personen een goede band opgebouwd.