Mennonietengemeenschap Bacalar
Mennonietengemeenschap Bacalar

Emmie Hoebens doet in Mexico onderzoek in een doopsgezinde gemeenschap met wortels in de Nederlanden: ‘Mennonieten fascineren me’

Wie goed zoekt in de omgeving van de Mexicaanse kustplaats Bacalar, zou zomaar kunnen stuiten op een nederzetting die wat weg heeft van een negentiende -eeuws boerengehucht in Friesland of Drenthe. Hier woont een groep mennonieten: een doopsgezinde geloofsgemeenschap die via vele omzwervingen in Mexico terechtkwam. Ze wonen totaal afgelegen van de buitenwereld. Antropoloog en taalwetenschapper Emmie Hoebens deed als buitenpromovendus acht jaar lang onderzoek naar de taal en cultuur van deze fascinerende gemeenschap. ‘Je komt nog altijd namen als Hendrik of Anna tegen.’

Tijdens de Reformatie, in de zestiende eeuw, zetten verscheidene katholieke kerkleiders zich af tegen de katholieke kerk. De Friese pastoor Menno Simons werd de kerkvader van de doopsgezinden in de Nederduitse regio’s. Hij predikte absolute vreedzaamheid, sober leven, en nadruk op de eigen gemeenschap. De doopsgezinden werden in de zestiende eeuw door katholieken en protestante hervormers vervolgd, waardoor velen de Nederlanden verlieten. Ze trokken eerst naar het Pools-Pruisisch kustgebied en later naar het huidige Oekraïne. In de negentiende eeuw vestigden ze zich in Canada en de Verenigde Staten, waarna in de twintigste eeuw groepen verder reisden naar verschillende landen in Latijns-Amerika. 

Zo kwam Emmie Hoebens voor het eerst met mennonieten in aanraking. Ze werkte bijna dertig jaar als antropoloog in Mexico. Ze wist dat in Mexico, en Belize, waar ze ook onderzoek deed, gemeenschappen van mennonieten woonden, al was het alleen maar omdat Mexicanen weleens opmerkten “te pareces menonita” (je lijkt op een mennoniet). Haar goede vriend en collega-onderzoeker Ewald Hekking zei altijd “als we nog eens tijd hebben, gaan we hier onderzoek naar doen”. 

Mennonietengemeenschap Bacalar

Netjes buiten wachten

Dat idee verdween naar de achtergrond, zeker nadat Hoebens in 2004 terugkeerde naar Nederland om als docent Nederlands aan de slag te gaan. Tot 2017. ‘Toen belde Ewald en herinnerde me aan ons plan. We kwamen in contact met een oud-collega van de Mexicaanse school voor antropologie en promotor van een student die een proefschrift had geschreven over een gemeenschap van ongeveer 1800 mennonieten in de gemeente Bacalar. Via haar hadden we een ingang bij de gemeenschap. Ze vertelde over een doofstom meisje dat in aanmerking kwam voor een cochleair implantaat, maar dat moest regelen via het reguliere zorgsysteem. Wij konden daarbij helpen omdat we de Mexicaanse bureaucratie beter kenden.’

Hoewel er via de promotor al contact was, leg je niet makkelijke contacten in de op zichzelf gerichte gemeenschap. Hoebens herinnert zich de eerste ontmoeting nog goed. ‘Je komt aan bij een huis en wacht netjes tot iemand naar buiten komt om je te vragen waarvoor je komt, zo doen ze dat onderling ook. De spelende kinderen zagen ons staan en na verloop van tijd renden ze naar binnen om hun ouders te waarschuwen. Daarop werden buiten wat stoelen in een kring gezet en raakten we in gesprek. Ze vroegen of wij de mensen waren die het meisje konden helpen en in een combinatie van Nederlands en Duits konden we een redelijk goed gesprek voeren met de mennonieten die zelf Plautdietsch praten, een dialect van het Nederduits.’

Geen sport, wel kattenkwaad

In Bacalar ervoer Hoebens van dichtbij de sobere leefwijze van de mennonieten. ‘Tijdens één van mijn eerste bezoeken had ik wat speelgoedballen voor de kinderen meegenomen, maar ze doen niet aan sport. Ook lezen voor je plezier of creatief bezig zijn wordt niet op prijs gesteld.’ Toch zijn er vaste ontspanningsmomenten. Woensdags vanaf een uur of vier en zondagmiddag na het middageten mogen de jongeren vanaf vijftien jaar naar buiten. Ze zingen wat, flaneren door de gemeenschap of halen kattenkwaad uit, bijvoorbeeld door op het dak van de winkel te klimmen. ‘Op deze momenten leren jongens en meisjes elkaar kennen. Ze maken wat lol en kijken of ze iemand leuks tegenkomen.’

Hoebens dompelde zich onder om meer over de cultuur van de mennonieten te ontdekken, in het bijzonder hun taal. ‘De taal die ze spreken en schrijven speelt een belangrijke rol in het behoud van de gemeenschap. Het Plautdietsch voorkomt dat leden van de gemeenschap met de buitenwereld in aanraking komen. Tegelijkertijd hebben gemeenschappen voor hun behoud commerciële contacten nodig om hun oogsten te verhandelen. Dat maakt het noodzakelijk om leden te hebben die Spaans spreken.’

In de jaren die volgden deed Hoebens, coronajaar 2020 uitgezonderd, ieder jaar veldwerk in Bacalar. Ook dat ging aanvankelijk niet vanzelf. ‘Toen ik er in 2018 anderhalve maand was, voelde ik me af en toe knap radeloos want mensen wilden nauwelijks praten.’ Maar de aanhouder wint. ‘Na verloop van tijd herkenden ze me en groetten me voorzichtig. Met dezelfde knikjes en handgebaren die ze naar elkaar maken. Mennonieten zijn sociaal zuinig kun je wel stellen.’ Hoewel Hoebens lang niet met iedereen diep contact kreeg, heeft ze inmiddels met meerdere gezinnen en personen een goede band opgebouwd. 

Mennonietengemeenschap Bacalar

Stiekem telefoons gebruiken

Naast taal vormen, buiten landbouwmachines, vooral nieuwe technologieën een bedreiging voor de mennonietengemeenschappen. Ook hier zie je verschillen tussen modernere en traditionelere gemeenschappen. ‘In Chihuahua gebruiken ze bijvoorbeeld internet, smartphones en pick-ups. Volgens de mennonieten in Bacalar zijn die gemeenschappen geen echte mennonieten meer. Andersom zegt men in Chihuahua dat ze in Bacalar hypocriet zijn omdat daar ook mennonieten zijn die stiekem telefoons gebruiken.’

En inderdaad, Hoebens zag van dichtbij de worsteling om bepaalde technologieën wel of niet te gebruiken. ‘De centrale vraag is steeds: “baat of schaadt dit middel de gemeenschap?”. Natuurlijk, telefoons zijn nuttig, ze vergemakkelijken de communicatie, maar ze verschaffen ook toegang tot talloze wereldse zaken. Daarom houden ze in Bacalar de telefoon tot nu toe buiten de deur.’ Het gebruik van tractoren vormt een vergelijkbaar dilemma. ‘Ze komen ontzettend goed van pas in de landbouw, maar jongeren kunnen er ook mee naar naburige dorpen rijden. Als tussenoplossing hebben ze daarom gekozen voor tractoren met stalen wielen.’

Het blijft Hoebens fascineren hoe de mennonieten na vijf eeuwen hun taal en cultuur grotendeels hebben weten te behouden. ‘Het is toch een stukje zestiende -eeuws Nederland dat ze in leven hebben weten te houden.’ Tegelijkertijd voorziet Hoebens dat het onder druk van moderne milieubeschermers, de Mexicaanse overheid en ook moderne zendelingen steeds moeilijker zal worden om hun leefwijze te behouden. ‘Hoe lang kunnen de gemeenschappen de buitenwereld buiten houden? De mogelijkheden voor dit geïsoleerde bestaan zijn steeds beperkter.’ 

Mennonietengemeenschap Bacalar

Contactinformatie

Thema
Geschiedenis, Internationaal, Kunst & Cultuur, Taal