Hervormingen in bankenstelsel leiden tot nieuwe onduidelijkheid

De financiële crisis van 2008 leidde tot hervormingen in het toezicht op en de regulering van het Europese bankenstelsel, en moeten een nieuwe crisis voorkomen. Deze hervormingen leidden tot een grotere verwevenheid van nationale en Europese regels en toezicht. Maar onduidelijkheid over waar banken de regels en het toezicht kunnen aanvechten, kan leiden tot nieuwe problemen en risico’s. Dat blijkt uit onderzoek van Mirik van Rijn, die 25 februari promoveert aan de Radboud Universiteit. 

In Europa leidde de financiële crisis onder andere tot de oprichting van de Europese bankenunie. De regels voor de banken in de EU-lidstaten werden waar mogelijk in overeenstemming gebracht, en het toezicht kwam in handen van de Europese Centrale Banken. Dit alles met als doel het beperken van grote verschillen van land tot land, wat in het verleden voor instabiliteit in de sector zorgde. Ook dit nieuwe systeem kent echter nog tekortkomingen, geeft van Rijn aan.

Soft law

Sinds de vorming van de Europese bankenunie wordt er toegewerkt naar het zogenaamde ‘Single Rulebook’, een set regels die voor alle banken in de Europese Unie geldt. Van Rijn: ‘Algemeen geformuleerde normen worden geconcretiseerd via hele uitgebreide richtsnoeren, die formeel niet bindend zijn. Dat noemen we ook wel ‘soft law’: het is formeel geen juridische verplichting, maar het zijn wel de enige richtlijnen waar banken zich op kunnen oriënteren. In de praktijk worden dergelijke richtsnoeren nageleefd en bindend ervaren. Maar omdat het formeel niet-bindend is, kan het niet direct worden voorgelegd aan een rechter.’

Rechtsbescherming

Banken die deze regelgeving willen toetsen, lopen ook tegen andere onduidelijkheden in de rechtsbescherming aan, merkt van Rijn op. ‘Het is de Europese Centrale Bank die verantwoordelijk is voor het toezicht, en dus besluit of een bank zich wel of niet aan de regelgeving houdt. Maar het voorbereidende werk voor die besluiten wordt gedaan op nationaal niveau, door de nationale toezichthouders. Dat maakt het voor banken onduidelijk tot welke rechter zij zich kunnen wenden als zij het oneens zijn met het besluit: het uiteindelijke besluit, of het daaraan ten grondslag liggende ontwerpbesluit? Als een actie wordt gericht tegen het uiteindelijke besluit, is onduidelijk of de rechter ook het voorbereidende werk meeneemt in haar toetsing.

‘De grote verwevenheid van Europees en nationaal toezicht past niet helemaal binnen het huidige systeem van Europese rechtsbescherming. Die is namelijk geijkt op het uitgangspunt dat toezicht plaatsvindt óf op nationaal niveau, óf op Europees niveau, maar niet het mengelmoesje dat nu gehanteerd wordt. Stel dat een bank de richtsnoeren voor uitbesteding niet volledig volgt, dan wordt dat onderzocht op nationaal niveau, en wordt die bank op de vingers wordt getikt door de Europese Centrale Bank. Voor de bank is onduidelijk welke regels er exact gehanteerd worden, en waar deze terecht kan om het besluit aan te vechten. Dat ondermijnt de legitimiteit van het nieuwe toezichtstelsel en ondermijnt daarmee de werking van het toezichtstelsel, dus er moet nu al nagedacht worden over oplossingen.’

Zo stelt van Rijn voor dat de Europese rechters het makkelijker maken voor (rechts)personen, zoals banken, om de legaliteit van regelgeving aan te vechten, ook formeel niet-bindende regelgeving. Verder zou de verwevenheid van het toezicht gereflecteerd moeten worden in het systeem rechtsbescherming. Dit kan worden bereikt door de samenwerkingsmogelijkheden tussen de Europese nationale rechters te versterken.

Meer informatie? Neem contact op met

  • Mirik van Rijn, mirik.vanrijn [at] ru.nl (mirik[dot]vanrijn[at]ru[dot]nl)
  • Persvoorlichting & Wetenschapscommunicatie Radboud Universiteit, 024 3616000, media [at] ru.nl (media[at]ru[dot]nl)

Contactinformatie

Thema
Economie, Internationaal, Recht